bartcaron.be

Brief aan Patrick Moenaert

Ingediend op maart 8th, 2011 door bartcaron

Geachte heer burgemeester,
Beste Patrick Moenaert,

U stelt in uw interview met Exit (maart-nummer) dat ik de erkenning van het Concertgebouw als grote culturele instelling zou hebben tegengehouden toen ik kabinetschef was van minister Paul Van Grembergen. Het is een ernstige beschuldiging. Daarom is het goed om even de feiten op een rij te zetten. Toen Brugge aan de Vlaamse overheid vroeg om een Vlaamse grote culturele instelling te worden, was dat vooral bedoeld om de hoge kosten aan het gebouw en de werking te laten overnemen door de Vlaamse overheid. Geen illegitieme vraag. Er zijn toen gesprekken gevoerd op het kabinet. Die toonden aan hoe complex de toenmalige situatie was. Het Concertgebouw is gebouwd door de vzw, weliswaar met akkoorden en afspraken met de stad Brugge, de Lijn, de uitbater van de parking en de BTW-administratie. De recuperatie van BTW was gekoppeld aan de latere exploitatie. Daarenboven was de vzw toen door de aannemer gedagvaard voor een hoofdsom van 6,45 miljoen euro en was onduidelijk wie hiervoor zou opdraaien.

Deze complexe situatie noopte mijn werkgever, de minister van Cultuur tot nader onderzoek. Toen bleek trouwens ook dat het Concertgebouw in ernstige financiële problemen was gekomen. Er werd door ons een audit besteld bij het consultantkantoor Nikè Consult. Die moest de juridische en financiële gevolgen bij een eventuele overname van het Concertgebouw Brugge door de Vlaamse Gemeenschap onderzoeken. Het rapport is een openbaar document. In het besluit staat dat een overname ‘een uiterst slecht signaal’ zou zijn. Er moest nog heel wat werk moest verzet worden vooraleer van zo’n overname sprake zou kunnen zijn.

Beste burgemeester, dat werk is verricht. Ik meen dat het Concertgebouw klaar is voor een erkenning als grote Vlaamse culturele instelling, maar ik wil dat de huidige minister van Cultuur dat statuut toekent op basis van objectieve criteria. Het Concertgebouw haalt zo’n erkenning dan wel, het Groeningemuseum wellicht ook, als de minister daar voor open staat. Want dat is ook een topinstelling, van internationaal belang. Echter, zo’n statuut garandeert niet dat er gouden manna nederdaalt over Brugge. De Ancienne Belgique is een grote Vlaamse culturele instelling, maar met een bescheiden subsidie. Ook voor het onderhoud van de gebouwen. Maar de status is hoger. Ik gun de stad Brugge die titel en de middelen. Maar de reputatie is toch al zeer positief?

U mag oprecht fier mag zijn op uw cultureel palmares – en dat meen ik uit de grond van mijn hart. Daar kan (bijv.) de Kortrijkse burgemeester een punt aan zuigen. Waarom dan dat Calimero-gedrag? Brugge is niet onheus bejegend, de Gentenaars en die van Leuven hebben ook redenen tot klagen. Hun concertzaal De Bijloke en hun museum van oude kunst (MSK) of het museum M in Leuven zijn niet beter behandeld, integendeel. Brugge is wel behoorlijk behandeld, terecht, en ondergetekende heeft er mee voor geijverd. En ja, natuurlijk kan alles beter. Het Concertgebouw krijgt 2,7 miljoen euro. Toch al een mooie som? De vergelijking die u maakt met de subsidie voor de Opera is niet ernstig, dat weet u ook.

En dan die persoonlijke uitval, waarde burgemeester.  Ik kan tegen een duwtje, maar u moet de feiten juist weergeven. De culturele sector heeft mij inderdaad naar voor geschoven als een mogelijke intendant als reactie op uw keuze voor Jan Smekens, een gewaardeerde televisiemaker, als intendant van 2002. Zelf had ik onvoldoende allure zodat ik besefte dat ik geen kandidaat kon zijn. Er is gekozen voor Hugo De Greef. Ik heb goed samengewerkt met Hugo, tot vandaag trouwens.

En dan deze zinsnede: “ik noem dat (en ik wik mijn woorden) kortzichtige natrapperij”. Vraag eens aan mijn werkgevers-ministers of ik het Concertgebouw heb verdedigd dan wel tegengewerkt? En dat ik als Kortrijkzaan zou tegenwerken? U vindt dit ook een illustratie dat West-Vlaamse verbondenheid niet bestaat. Dat is toch lachwekkend? Ik heb gevoelsmatig meer verbondenheid met Brugge dan met Kortrijk.

Tot slot. Ik ben de politiek ingestapt en ik heb me de voorbije tien jaar vaak kritisch uitgelaten over het Brugse beleid, vooral over andere dan culturele dossiers. Daarin stonden we soms lijnrecht tegenover elkaar. Dat is zo. Zijn meningsverschillen niet het wezen van de politiek? Moeten die tot rancune leiden? Tot natrappen? Nee toch?

Van harte,

Bart Caron
Vlaams Volksvertegenwoordiger

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Brief aan Patrick Moenaert

Cultuur in het onderwijs als antwoord op schoolmoeheid

Ingediend op januari 30th, 2011 door bartcaron

Deze week vond de Dag van de Cultuureducatie plaats in de Vooruit in Gent. Cultuureducatie? Een avondopleiding voor volwassenen met te veel vrije tijd? Neen, cultuureducatie wil het belang van cultuur in het onderwijsprogramma van onze schoolgaande kinderen onderstrepen en dat van het kleuter tot en met het middelbaar onderwijs.

Onthutsende cijfers bereiken ons over schooluitval bij onze jongeren. 1 op 7 verlaat de school zonder diploma. Ook het aantal jongeren dat totaal gedesillusioneerd verzuimt naar school te komen, neemt toe. De sociale ongelijkheid is torenhoog in Vlaanderen, en onze leerkrachten haken af. Meer cultuur op school kan bijdragen tot de oplossing van een aantal van die problemen waarmee het Vlaamse onderwijs vandaag kampt.

Het concept ‘Brede School’ waarbij kunst en culttuur (maar ook sport en handwerk) meer opgenomen worden in het curriculum en na de schooluren, is een effectief antwoord op de zorgwekkende demotivatie, zowel bij leerkrachten als leerlingen. Een brede school bouwt netwerken uit en werkt samen met academies, culturele centra, met vzw’s en kunstenaars uit de buurt. Er zijn al verschillende proeftuinen geweest, met mooie resultaten. De ministers weten dit maar leggen die mooie resultaten naast zich neer.

Nochtans, niets zo goed voor de motivatie van een kind dat door taal- of leerachterstand op vlak van pure schoolse kennis misschien niet de hoogste toppen scheert, om toch te kunnen uitblinken in creativiteit, in zingen, schilderen, sporten, dansen of bewegen. Niets zo goed voor kansarme kinderen wiens ouders niet het geld hebben om hen na de school naar de teken-, woord- of muziekacademie te brengen, om dan tenminste op school, actief en passief, zich ook op cultureel of sportief vlak te kunnen uitleven.

Ons onderwijs start zeer artistiek, maar raakt in de loop van de jaren die creativiteit kwijt. Het kleuteronderwijs werkt hoofdzakelijk rond en met artistieke vaardigheden: zingen, tekenen, schilderen, bewegen enz., kunstonderwijs zonder dat we het zo noemen. Hoe ongewoner, orgineler, en meer out-of- the box, hoe liever. Hoe kleurrijker en expressiever, hoe meer we ah, oh, en waw roepen als leerkracht, als ouder. Waarom laten we dat dan geleidelijk aan zo goed als helemaal los? Waarom smoren we die creativiteit, dat ongebreideld vrij en fantasierijk denken en het enthousiasme dat daarmee gepaard gaat in de kiem? Het lijkt alsof er, vanaf het eerste leerjaar, plots maar één juist antwoord meer kan zijn op elke vraag: het antwoord dat je achteraan in het boek vindt, en dat je van buiten moet leren…

Het besef van het belang van cultuur en het creatieve voor kinderen is voor sommige kunstenaars al veel langer zo klaar als een klontje. We herinneren ons vurige pleidooien van Marijke Pinoy over kunst met kinderen uit sociale zwakke milieus. Of Gerda Dendooven, die als ze zou kunnen elk kind ’s avond persoonlijk een verhaaltje komt voorlezen. Hun pleidooien zijn onze minister van Onderwijs Smet en minister van Cultuur Schauvliege nu ook ter ore gekomen. Ze schreeuwen het uit in een extra magazine van de Knack: cultuur is goed voor onze jongeren . Mooie woorden, maar vooral woorden die zo hol klinken als de portefeuille die ervoor voorzien wordt. Hoeveel is er op dat vlak al gebeurd? Hoeveel van dat onvolprezen ‘transversaal’, beleidsoverschrijdend werk is er al gedaan? Welke budgetten zijn er om er echt werk van te maken? Helaas werden ook dit jaar geen middelen vrijgemaakt om brede scholen te stimuleren en ze structureel te verankeren.

Kunst is niet makkelijk. Daar zit het verschil met entertainment dat makkelijk te begrijpen is en uiteraard ongevaarlijk is voor de gevestigde orde. Kunst daarentegen bevraagt, onderzoekt, zet mensen aan het denken, doet ons twijfelen. Daarom is onze culturele ontwikkeling minstens even belangrijk als technische of linguïstische competenties. Ook Vlaanderen moet het aandurven om het creatieve kind in elk van ons te laten doorgroeien tot gemotiveerde mensen met een open blik, tot evenwichtig gevormde geesten, tot speelse volwassenen.

Vlaams parlementslid en cultuurexpert Bart Caron en Vlaams parlementslid en onderwijsexpert Elisabeth Meuleman

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Cultuur in het onderwijs als antwoord op schoolmoeheid

De ‘synergie’ van de opera, het ballet en de orkesten … gebakken lucht of toch een kans?

Ingediend op januari 20th, 2011 door bartcaron

Verschillende keren waren ‘de grote Vlaamse culturele instellingen’ te gast voor een hoorzitting in het de Cultuurcommissie van het Vlaams Parlement. Het Ballet, de Opera, de Orkesten gaven hun kijk op een mogelijke samenwerking. Twee dingen werden er erg duidelijk. Eén, de zogenoemde synergienota van Joke Schauvliege zit allesbehalve stevig in elkaar, en twee, er is helemaal geen cohesie tussen die Vlaamse instellingen zelf. Elk huist op zijn eiland en kijkt wantrouwig of zelfs met aversie naar de rest van het culturele veld.
De meest essentiële bouwstenen voor de doorgedreven synergie, van los-vaste samenwerking tot fusie van instellingen, ontbreken dus. Het fundament is los zand.

De minister wil dat de grote instellingen meer en beter samenwerken. En daar heeft ze principieel gelijk in. Maar ja, in tijden van begrotingstekorten, wordt synergie al snel begrepen als het doorvoeren van besparingen. Dat beeld, deze misvatting is onuitroeibaar. Maar helaas blijkt dat in het geval van onze Cultuurminister ook nog wel te kloppen, zeker. De budgetten voor de Vlaamse Opera, de orkesten, het Ballet van Vlaanderen, deSingel en de AB gaan al twee jaar stevig achteruit. Niet tot meerdere eer en glorie van Vlaanderens (culturele) uitstraling, maar omwille van een, tot een fetisj verheven, sluitende Vlaamse begroting. Net in crisistijd moet je durven te investeren in creatief vermogen en in cultuurproductie, maar ja…
En dus beheerst het besparingsmotto begrijpelijkerwijs de sfeer. Onze grote instellingen worden in vergelijking met buitenlandse collega’s structureel ondergefinancierd. Neem ballet, het Nederlandse Nationaal Ballet krijgt 11,5 miljoen euro subsidie, het onze nauwelijks de helft. De Munt, bijna buitenland toch,  heeft het dubbel van de subsidie van de Vlaamse Opera, hetzelfde geldt nog sterker voor de orkesten – vraag het maar eens aan de gegeerde Vlaamse intendanten van de Nederlands toporkesten. Hetzelfde geldt voor plekken als deSingel en de AB. Als je al in de staart van het peloton zit, kan men je moeilijk vragen om glorierijk te zegevieren. Het mag een wonder heten dat onze orkesten en ons ballet nog zo’n degelijk niveau halen. Sommigen kunnen hun voet bijna naast de Europese top zetten. Maar steeds weer blijft het happen naar adem. Wat wil Vlaanderen eigenlijk? Willen we eigenlijk wel een toporkest en denken we echt dat te halen met de subsidie die pakweg het Brabants Orkest, een gemiddeld Nederlands regionaal orkest, krijgt? Nee dus, maar als je die kwaliteit wil dan moet je keuzes maken, één orkest naar de top en de anderen een financieel stapje terug? Met aparte repertoires? Dat moet kunnen zonder diepe wonden en zonder extra-geld.

En wat was de intentie van de Cultuurminister nu eigenlijk toen ze met haar grootse fusieplannen uitpakte? Iedereen bang maken? Het Ballet kreeg alvast de grootste klap voor de kop: slecht zakelijk beheer, een onvermogend bestuur en politiek gekonkelfoes hebben de instelling haast naar de afgrond geleid. Ondertussen is de aalput bijna gereinigd, maar is de organisatie zo verzwakt dat een stevige marketing, dito zakelijk beleid en publiekswerking niet mogelijk meer zijn. En dan is samenwerking, in welke vorm ook, wel aangewezen. Of een fusie met de Opera de wenselijke oplossing is, laat ik in het midden. Artistieke autonomie is wel een absolute voorwaarde. Ik luisterde goed naar Jeanne Brabants die haarfijn uit de doeken deed waarom het Ballet indertijd autonoom is geworden: weg met de stiefmoederlijk behandeling door de opera – enkel divertimenti dansen. De paria’s van het toenmalig muziektheater vochten terecht voor autonomie. België had dertig geleden trouwens nog 250 dansers, nu zijn er amper 50. Heugelijke tijden voor de kunsten zijn het vandaag niet.
De vragen van het Ballet zijn terecht: goede speelplekken op goede data en orkestbegeleiding aan betaalbaar tarief. En dus is er nood aan samenwerking. Maar er heerst wantrouwen, het bestuur van het Ballet wil geen fusie en de Opera wantrouwt, begrijpelijk, de kas van het Ballet.

Een ander idee van Schauvliege en haar omgeving was de poolvorming tussen de orkesten. Ze is ervan overtuigd dat de orkesten niet voltijds presteren en er daardoor nog ruimte is om musici in de andere orkesten te laten spelen. Het is een nobele gedachte. Maar, wat blijkt? De orkesten hebben geen uren of diensten op overschot. Integendeel. Ze zijn onderbezet en moeten permanent op zoek naar externe musici. ‘De poolvorming wordt een modderpoel’, formuleerde de intendant van een orkest het plastisch. Een collega hekelde dan weer het feit dat er naast de grote orkesten, nog kleinere orkesten zijn die via het Kunstendecreet gesubsidieerd worden, en hen werk en geld afsnoepen. Over kwaliteit kan je trouwens een aardig boompje opzetten. We hebben degelijke orkesten, geen toppers. En, er is in België een te groot symfonisch aanbod. Naast de Vlaamse orkesten hebben we nog een federaal pakket: het Nationaal Orkest, dat van de Munt, en de ontelbare gastorkesten in Bozar. Overaanbod en een te laag niveau? De oplossing ligt voor de hand, zou je denken. Maar dit is België nietwaar. De bestuursniveaus stemmen de violen niet.

Is besparen dan niet aan de orde? En samenwerking niet nuttig? Ja, toch wel. Maar dan moet die besparing gekaderd worden in een langetermijnvisie. Waar willen we echt naartoe met onze grote instellingen? Willen we dat ze op hoog niveau presteren? Welk meerjarenplan wordt daarvoor uitgetekend? Zou het zinvol zijn het orkestenlandschap te rationaliseren, niet om te besparen, maar omdat minder hier meer zou betekenen? Meer kwaliteit, minder overaanbod met hetzelfde budget? En kunnen de koren van de Opera en het Vlaams Radiokoor niet beter samenwerken? Dat moet kunnen toch? Ook met andere koren trouwens.

Ik stel alvast voor aan minister Schauvliege om na te denken over de oprichting van zoiets als een ‘Tussenmaatschappij voor de grote culturele instellingen’. Die kan musici in dienst nemen om grote orkest- of operaproducties te versterken, bijv. voor minder courante instrumenten, of uitbreiding van bepaalde pupiters. Hierin zou het Ballet een oplossing vinden om de zaalhuur en de orkestkosten te cofinancieren. Als de grote instellingen een deel van het budget zouden inbrengen, en de Cultuurbegroting een ander deel, dan zou er pas echte synergie ontstaan, zonder toenemend wantrouwen, zonder zwaardere belasting van de organisaties, zonder bloedbad, maar ook zonder forse budgetstijgingen. Van zodra de Vlaamse begroting weer wat ademruimte heeft, zou ik daar prioritair op inzetten. Je zou de grote instellingen op die manier ook dwingen om met elkaar afspraken te maken, om overleg te plegen over producties en speeldata, over kostenbeheersing, over gedeelde verantwoordelijkheid. Mag ik Joke Schauvliege vragen hier toch eens over na te denken?
En mag ik haar meteen ook vragen dringend overleg te plegen met de steden waar onze grote instellingen gevestigd zijn? Gent en Antwerpen worden niet echt betrokken in het beleid. Ze mogen uitvoeren; en vooral mee betalen. Het zijn echter geen kneusjes, maar gemotiveerde en ambitieuze steden, die best wat willen doen voor de kunsten. Dit moeten dé partners zijn van het Cultuurbeleid. De solide basis waarop men blokje na blokje een degelijk kwalitatief, divers en bovenal budgettair verantwoord globaal cultuurbeleid kan opbouwen. In onderling vertrouwen en wie weet, ontstaat er zelfs liefde.

Ingediend onder bart schrijft, mijn gedacht Reacties uitgeschakeld voor De ‘synergie’ van de opera, het ballet en de orkesten … gebakken lucht of toch een kans?

Beter besparen in Cultuur

Ingediend op januari 19th, 2011 door bartcaron

Moet Cultuur net als andere beleidsdomeinen inleveren als de staatskas slabakt? Of is het een te kwetsbaar domein? Of moet Cultuur juist, omdat het als een luxeproduct wordt beschouwd, des te meer inleveren? Te vaak gaat de discussie over hoeveel er bespaard wordt, in plaats van hoe dat ook anders zou kunnen. Een paar voorstellen.

In vergelijking met het buitenland zit in Vlaanderen bitter weinig vet op de cultuursoep, en verdeelt ons cultuurbeleid veeleer schaarste dan subsidies. Zou er onder artiesten, curatoren, beleidsmakers, programmatoren dan een consensus te vinden zijn rond besparingen? Vreemd genoeg is het antwoord eensgezind ‘ja’. Als de overheid in begrotingsproblemen komt, mag er bespaard worden. De cultuursector staat niet boven de wet, laat staan buiten de samenleving. Natuurlijk blijft men graag zeggen dat je in crisistijd net méér moet investeren in cultuur, dat cultuur ons belangrijkste exportproduct is en bijdraagt tot onze internationale uitstraling. Maar principieel is het dus ‘ja’. Alleen mag dat geen vrijbrief zijn voor willekeurige of ondoordachte besparingen.

De snippers van de schaaf

Het voorbije jaar heeft de minister bespaard volgens het ‘kaasschaaf’-principe, schijnbaar de weg van de minste pijn. Een paar procent inleveren lijkt niet veel en leidt dan ook niet tot structurele ingrepen. Er wordt wat afgeroomd van de werkingskosten en van de tijdelijke contracten. Maar uitgerekend de kunstenaars zijn daarvan de eerste slachtoffers, samen met de educatieve medewerkers. Alleen dat al is een reden om die methode van inleveren te verlaten. Nochtans bleef Joke Schauvliege ook bij de opmaak van het budget voor 2011 de kaasschaaf inzetten. Of liever, ze hanteerde diverse schaven, met fijnere en met bottere messen. Grote kunsten- en erfgoedorganisaties moeten meer inleveren. En een aantal deelsectoren worden erg zwaar aangepakt: de steunpunten (grosso modo -10%), de Volkshogescholen (-25%), de Bewegingen die dezelfde richting uitgaan, en een aantal lossere projecten die om onduidelijke redenen ingebonden dan wel geamputeerd worden (waaronder het Vlaams-Marokkaanse Culturenhuis Daarkom en het collectiebudget van het M HKA).

Herinneren we ons verder dat in 2010 het krediet voor internationaal cultuurbeleid werd ingesnoerd met meer dan 40%, en de enveloppen voor beeldende kunstenaars met zo’n 30%. Het lijkt wel alsof deze minister, onder het mom van noodzakelijke besparingen, een rekening vereffent met het cultuurbeleid van de voorbije tien jaar. Nieuwe ontwikkelingen die in die jaren niet door haar partij opgestart zijn, worden teruggeschroefd: pluralistische initiatieven, de bovenbouw en de nieuwe werkvormen in het sociaal-culturele werk. Omgekeerd blijken bevriende organisaties een schap hoger te liggen. Ook in het lokaal cultuurbeleid wordt – op zich gelukkig – niet bespaard, omdat CD&V zoveel cultuurschepenen levert. Maar laat ons liever nadenken over een echt besparingsalternatief.

Besparen vereist visie

Besparen heeft, nog meer dan investeren, nood aan een inhoudelijk kader. Zo’n kader schetst waar de overheid op middellange termijn heen wil, convergeert met eerdere beleidsnota’s en beloften en bekijkt de realiteit van het kunstenveld, de erfgoedsector en het sociaal-culturele werk in een brede maatschappelijke en culturele context. Meteen een voorbeeld om dit scherp te zetten. Het totale Vlaamse cultuurbudget bedraagt zo’n 480 miljoen euro. In het budget Onderwijs zit zowat 185 miljoen euro voor de ‘academies’ van het deeltijds kunstonderwijs (DKO). Is dit evenwicht oké? Verantwoord? Waarom moet Onderwijs niet inleveren? Omdat het hier gaat om vastbenoemde personeelsleden? Omdat het geen bevoegdheid is van Cultuur, maar van Onderwijs? Omdat kunsteducatie zo belangrijk is dat daarop niet wordt ingeleverd? Het is ronduit pijnlijk hoeveel Cultuur moet besparen. Intussen is het wel zo dat 25% van de kunstbeoefenaars in Vlaanderen – dus ook vele professionele kunstenaars – ooit een DKO-opleiding volgde of nog volgt. Moeten we blij zijn dat de minister van onderwijs blijkbaar wel voldoende belang hecht aan kunsteducatie?

Dit praktijkvoorbeeld toont aan dat een doordachte, beleidsoverkoepelende visie een noodzakelijke eerste stap is om efficiënt te besparen. Zo’n inhoudelijk kader betekent dat je weet waar je naartoe wilt: met een duidelijk plan en een bijhorende timing. Zeker nu de meerjarig gesubsidieerde organisaties binnen het kunstendecreet, het erfgoeddecreet en de amateurkunstensector in oktober 2011 een nieuw beleidsplan moeten indienen voor de subsidieperiode 2013-2016, is het voor zo’n kader hoog tijd. Ik neem de vrijheid om hier een aantal mogelijke kernpunten voor te stellen.
Minder versnippering

Wat de kunsten betreft, is het duidelijk dat er minder versnippering moet komen. Dus: minder organisaties, die beter gesubsidieerd worden. Zeker het aantal theatergezelschappen vraagt om een strengere selectie. Dat in Vlaanderen erg veel theater gecreëerd wordt, is op zich geen probleem, maar er wordt ook te veel (onvoldoende selectief) gesubsidieerd. We moeten een uitspraak durven doen over hoeveel structureel erkende theatergezelschappen we leefbaar kunnen houden: 30 in plaats van de huidige 43? Uiteraard moeten we dan ook exitstrategieën en sociale begeleiding voorzien. Voor dans en muziek zou ik voorzichtiger zijn, al is een samenwerking tussen de orkesten wel noodzakelijk. Die leven nu haast op hun eigen muzikale eiland, waardoor middelen lang niet altijd efficiënt worden ingezet. En welk soort opera willen we? Een eerder traditionele machine met alles erop en eraan, inclusief een eigen koor en orkest? Meer samenwerking met andere orkesten, koren en kunstenorganisaties? En wat met het Ballet van Vlaanderen? Hoe nodig is een vast balletgezelschap nog, gelet op de positie van de hedendaagse dans? En hoe groot moet dat zijn?

Wel mogen we de internationale context niet uit het oog verliezen. Vlaanderen en Brussel zijn aantrekkingspolen voor vele kunstenaars, dankzij talrijke goede opleidingen als ESAC of P.A.R.T.S. Dat maakt België tot een hartland van de internationale kunstscène, en dat is minstens zo belangrijk als de aanwezigheid van andere internationale organisaties. Kan de minister van buitenlands beleid zijn welgevulde portefeuille dan niet mee opentrekken om het arme cultuurbudget wat bij te springen? In elk geval kan minder versnippering ruimte creëren voor een herstel van projectsubsidies en beurzen voor individuele kunstenaars. Ik pleit ervoor om in het Kunstendecreet vast te leggen dat de middelen voor kunstenaars en projecten samen minstens 10% van het totale budget moeten bedragen.

Hertekening van het landschap

Waarom hebben we de moed niet om een oefening te maken zoals Nederland in 2008, toen het cultuurlandschap radicaal hertekend werd tot de ‘basisinfrastructuur’? Hoeveel en welke (grote) instellingen heeft Vlaanderen als vaste basis nodig? Welk aanbod verzekeren we? Welke randvoorwaarden garanderen we? Durven we een uitspraak te doen over de klassieke orkesten, de soorten musea, het aantal kunstencentra dat we nodig hebben? Natuurlijk moet er ruimte blijven voor nieuwlichters, voor groei en experiment. Maar over de globale invulling van het Vlaamse cultuurveld, en zeker over de grotere huizen, valt toch een debat te voeren? Zeker, zoiets ligt erg delicaat. Ook de keuzes die ooit gemaakt zijn binnen het decreet Lokaal Cultuurbeleid – rond hoeveel en welke categorieën cultuurcentra en gemeenschapscentra Vlaanderen nodig heeft – lokken tot vandaag erg veel kritiek uit. Maar enkel als je zulke grondprincipes vastlegt, kun je kaders uitwerken en budgetten toewijzen.

In zo’n oefening mag men dan ook niet uitgaan van wat nu al ‘verworven’ is. Als leidraad dient een blanco situatie, waarbij men vertrekt van nood en nut, spreiding en representativiteit van de diverse sectoren, gekoppeld aan hun intrinsieke kost en hun vaak heel eigen relatie met de markt. Zo zal dan blijken dat op een aantal terreinen, zoals cultuureducatie of cultureel erfgoed (digitalisering, archivering en audiovisuele ontsluiting) nog grote achterstanden in te lopen zijn. Ook voor die manco’s moet een landschapstekening uiteraard aandacht hebben. Besparen betekent niet dat zulke noden weer een kwarteeuw on hold worden gezet. Wel dat men tegelijk prioriteiten bepaalt.

Geconditioneerd sociaal-cultureel werk

Zeker voor het sociaal-culturele volwassenenwerk kunnen zulke prioriteiten een valabel besparingsalternatief zijn. Volgens het decreet is de minister verplicht die krijtlijnen uit te zetten, maar dat laat ze nu na. De sector zou zich naar zo’n kader kunnen organiseren, waarna de minister de tering naar de nering kan zetten door het decreet niet aan 100%, maar aan een lager percentage uit te keren. Dat is trouwens de enige manier om in deze sector een inhoudelijke kentering teweeg te brengen. Nu houdt het beleid een (beknibbelde) status quo in stand en vlucht het voor inhoudelijke motiveringen en keuzes.

Maar een prioriteitenbeleid begint bij een open communicatie met het veld, zodat de sociaal-culturele organisaties maatschappelijk geresponsabiliseerd worden. Want artistieke vrijheid is nog iets anders dan de verzekerde, geconditioneerde ondersteuning van het sociaal-culturele werk die je nu ziet. Vrijheid moet hier gekoppeld worden aan een maatschappelijke opdracht. In het onderwijs beslist men ook welke studierichtingen niet verder ontwikkeld kunnen/mogen worden, naargelang van de maatschappelijke behoeften. Net zo vind ik – op het vlak van cultuur – dat organisaties een fundamentele ondersteuning door de overheid moeten kunnen claimen, maar wel op basis van wederkerigheid (voor wat hoort wat).
kwalitatieve beoordeling

De basis daarvoor – meteen ook een middel om te besparen – is in sectoren als het sociaal-culturele werk durven te kiezen voor een kwalitatief-inhoudelijke beoordeling, tegenover de huidige kwantitatieve aanpak of de vele beschermingsmechanismen tegen een drastische daling van de subsidie. Sectoren die geen regelmatige kwalitatieve beoordeling durven in te voeren, zoals het sociaal-culturele werk, zijn vaak de pineut. Hun bange houding, enigszins begrijpelijk in tijden van eroderend (traditioneel) verenigingsleven, leidt tot conservatief beleid. Zo kun je moeilijk stellen dat de KAV het fantastisch doet, en over het voortbestaan van het Masereelfonds of het Liberaal Verbond der Zelfstandigen kun je vragen stellen. Van organisaties die eigenlijk klinisch dood zijn, wordt het bestaan eindeloos gerekt. Bij andere durft de overheid niet in te grijpen. Die laksheid tast vooral de beter werkende verenigingen en vormingsinstellingen aan. Denk bijvoorbeeld aan het Davidsfonds, de Unie van Turkse Verenigingen of Cavaria, koepel van de Vlaamse en Brusselse homo-lesbische groepen: zij krijgen minder armslag dan ze verdienen. Er is dus nood aan een kritische beoordeling en een strengere selectie. Ook hier geldt: meer geld voor minder structuren.

Dat brengt me naadloos bij de vele discussies over beoordeling en beslissingsprocedures. Ik beperk me hier tot de budgettaire facetten. Om tot een correcte en consequente keuze te komen, is er behoefte aan een transparante en tegensprekelijke beoordeling, een onverdachte commissiesamenstelling, een grondige motivering van elk advies en een stevige reactie op replieken. Dat zijn in de huidige procedures vaak nog lacunes. In theorie schrijven de decreten wel vrij goede werkwijzen voor, maar de praktische toepassing laat te wensen over. Ook de ondersteuning van commissies door de administratie is nog een pijnpunt. Bij de Vlaamse overheid ontbreekt vaak nog voldoende deskundigheid en capaciteit. Gelukkig is de praktijk van enkele commissies en delen van de administratie wel voorbeeldig. Daar zien we dat hoe beter hun voorbereidende werk gebeurt, hoe nauwer de finale beslissingen van de minister daarop zullen aansluiten.

Slim en smart

Ten slotte zijn er nog heel wat andere, minder zichtbare besparingsmogelijkheden. Technologische, bijvoorbeeld. Zijn e-reader en computer niet kostenbesparend bij het uitgeven van boeken, teksten, tijdschriften? Is de digitalisering van het beeld geen grote kostenbesparing bij de creatie van film of meer alternatieve beeldkunst? We weten dat er in Vlaanderen zeker niet te weinig wordt uitgegeven. Maar durven we ook te innoveren? Moet steun aan auteurs altijd resulteren in gedrukte uitgaven?

En als we versnippering willen tegengaan, moeten we ook pleiten voor meer samenwerking. In een cultuurlandschap is concurrentie zinloos. Bundel de krachten, vooral in de omkadering van de culturele praktijk: ticketverkoop, cultuurcommunicatie, techniek, pasjessystemen, … Ook qua infrastructuur moeten we vandaag investeren om morgen te kunnen besparen: isoleren, hernieuwbare energie, nieuwe licht- en klanktechnieken. Het kan allemaal, maar niet zonder gerichte impulsen van de overheid.

Besparen is langetermijnwerk

Nog een waarschuwing. Als de Vlaamse overheid bespaart, treft dat vooral de cultuurhuizen, de kunstenaars, het sociaal-culturele werk en het culturele erfgoed. Maar wie de hoofdbrok van zijn subsidies ontvangt van het eigen gemeentebestuur – zoals openbare bibliotheken en cultuurcentra – ontsnapt hier dus wat aan, ware het niet dat ook heel wat lokale besturen de snoeischaar klaar hebben. En wat wordt er van de provinciale subsidies na een grondige interne staatshervorming? Die meer lokale besparingen, die net zoveel pijn kunnen doen, blijven vaak buiten beeld. Nochtans is het net deze samengetelde besparing die finaal veel meer doorweegt dan de inschatting van een cultuurminister vanuit een Brussels kantoor. Zeker omdat cultuur lokaal een grote impact heeft, moet ze vooral daar versterkt worden. Het is de grondstof van elke creatieve stedelijke ontwikkeling.

Besparen gebeurt dus beter op een wat langere termijn. Zo hou je een cultuurveld gezond, zonder plotse wonden te slaan. Kan dat niet ook op korte termijn? Waarom bijvoorbeeld niet meer besparen dan wat strikt nodig is, uiteraard met de bedoeling intussen al een paar manco’s op te lossen? Zo zou je de geleegde projectenpotten kunnen bijtanken door een extra procentje af te romen van de structureel (meerjarig) gesubsidieerde organisaties, wat vooral voor jonge kunstenaars en vernieuwende projecten meteen een flinke tegemoetkoming zou betekenen. Tja, dat kan. Maar moeten structureel gesubsidieerde organisaties inleveren omdat de overheid eerst zelf in geldnood raakt, en dan nagelaten heeft voldoende scherpe keuzes te maken? Zo gaat dat als een subsidieronde te dicht bij de verkiezingen komt …

Bart Caron is Vlaams parlementslid en cultuurexpert voor Groen!

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Beter besparen in Cultuur

Als een cultureel werker zich moeit in een economisch debat

Ingediend op december 24th, 2010 door bartcaron

De voorbije dagen ontstond een debatje over de vraag of de overheid moet helpen om Vlaamse boeken te doen vertalen in vreemde talen.
Ivan Van De Cloot (Itinera) waagde zich in De Standaard op het glibberige pad van de discussie over cultuursubsidies. Dat moet een interessant debat opleveren: economie versus cultuur veroorzaakt vaak vonken, maar dikwijls ook kortsluitingen. En zoals steeds leiden veralgemeningen van economen, met een eerder beperkte kennis van het culturele veld, tot foute conclusies. Ik wil het betoog van de denktank Itinera Institute tot overjaars toneeldecor degraderen. De typische kortzichtigheid van economen, maar interessant genoeg om over te discussiëren.

Moet de overheid tussenkomen om een Vlaams boek te vertalen zodat het kan worden uitgegeven in vreemde talen? Dat is de kernvraag. Het antwoord is niet noodzakelijk ja, noch nee. Daar ligt alvast de eerste denkfout van Ivan Van De Cloot. Het is absoluut niet nodig dat elk boek dat wordt vertaald van het Nederlands naar een vreemde taal gesubsidieerd door de overheid. Vooraf speelt namelijk een kwalitatieve vereiste: het kan enkel gelden voor waardevolle boeken, niet voor pulp mag ik aannemen. Daar mag een strenge selectie aan vooraf gaan. Daarnaast speelt een economische voorwaarde. Je moet als overheid niet investeren in boeken die een grote commerciële potentie hebben. Daar moet het risico inderdaad gelegd worden bij de buitenlandse uitgever(s). De zo geroemde Scandinavische thrillers krijgen van hun overheid ook geen subsidie voor hun vertaling in het Nederlands. Het risico is in dergelijk geval toch beperkt. Daarmee verdwijnt nog een grote groep uit het beeld. Blijft over: kwalitatieve boeken waarvan de commerciële mogelijkheden onzeker zijn. Dat laatste kan veroorzaakt worden door de inhoud of de stijl van het literaire werk, maar het kan ook te maken hebben met de grootte van het taalgebied waarin dat boek wordt uitgegeven.

Als we onze Vlaamse hedendaagse literatuur in het buitenland bekend willen maken, dan moet daar een actief beleid rond worden gevoerd via aanwezigheid op belangrijke boekenbeurzen en manifestaties. Dat zijn de sluizen. Vervolgens moet je je eigen literatuur aanbieden in de taal van dat gebied. Dat vergt dus investeringen. Voor de toppers van onze literatuur, vooral zij die reeds in het buitenland bekend zijn, is dat wellicht niet meer zo nodig. Maar voor nieuwkomers is anders. Het relatief kleine Nederlandstalige cultuurgebied is voor onze auteurs een handicap. Engelstalige auteurs vinden veel makkelijker hun weg naar de internationale scene.

De investering in vertalingen moet trouwens niet eens fors zijn. Het Vlaams Fonds voor de Letteren, net als de Nederlandse evenknie ervan, hebben een systeem waarbij slechts een deel van de vertaalkost wordt gesubsidieerd, het andere deel valt ten laste van de uitgevers. Het zou niet aanvaardbaar zijn het hele risico af te wentelen op de subsidieverstrekker. Soms breekt een Vlaamse auteur door in het buitenland, soms lukt dat ook niet. Als dat lukt, dan levert dat niet alleen een nieuw Vlaams exportproduct op, maar waardering voor de auteur en culturele uitstraling op voor Vlaanderen. Ik benadruk graag dat Vlaanderen in het buitenland vooral bekend is voor zijn kunstenaars, van de Vlaamse primitieven tot actuele beeldende kunstenaars, de hedendaagse dans of de oude muziek. Als we ergens goed in zijn, dan is het wel op dat terrein. Deze kunstvormen hebben het voordeel dat ze niet talig zijn, en geen barrière kennen in hun internationaal traject. Bij talige cultuuruitingen moet er wel een extra-inspanning gebeuren.

Het gedeelde risico, overheid en uitgevers, levert in vele gevallen zelfs een belangrijke terugverdieneffect op. Een kleine subsidie voor een succesvolle vertaling kan tot een groot commercieel succes leiden. Dat levert omzet en winst op voor bedrijven uit het boekenvak, maar ook voor overheden die BTW, vennootschaps- en inkomstenbelastingen enz int. De investering wordt vaak en ruimschoots terugverdiend. Uitstekend toch? Zonder deze subsidie zouden zowel overheden als economische actoren minder inkomsten hebben verworven.

Voor Congo van David Van Reybrouck is de discussie nog van een andere orde. Het boek wordt namelijk algemeen gelauwerd in ons taalgebied. De potentie om ook buitenlands succes te behalen is dan ook overduidelijk. En er is vraag naar. Hier wenkt een mooie toekomst. Maar zonder een klein beetje hulp zal dat niet lukken in kleinere taalgebieden. Die hebben immers ook geen grote commerciële potentie.

Mag ik de econoom van dienst er ook op wijzen dat een boek vertalen slechts de eerste schakel is van een hele ketting. Zonder eerste schakel, volgt de rest ook niet.

De stelling dat een vertaling in de lokale taal helemaal geen must is, want het Engels opent vele deuren, is zeer betwistbaar. Dat kan gelden voor wetenschappelijke stukken en academische artikels, ook voor literatuurfanaten, maar er blijft een reuzegrote hindernis voor vele lezers. Hoeveel lezers van De Standaard zouden (bijv.) Finse auteurs in het Engels lezen? Bitter weinig, vrees ik. Je creëert er ook een intellectuele drempel mee, die voor vele mensen niet te nemen is. Slechts een heel klein gedeelte van onze lezers leest in het Engels of het Frans. We ondertitelen tenslotte ook steevast anderstalige films. Taaldiversiteit is een rijkdom, laat ons die alstublieft behouden. Anders zal de literatuur van grote cultuurtalen nog dominanter worden. Meer zelfs, het literair aanbod uit een klein – optimisten noemen het middelgroot – taalgebied als het onze, zou zonder enige vorm van overheidssteun verschralen tot dat wat commercieel leefbaar is. Alles wat niet tot de mainstream behoort wordt ongenadig opgeofferd.

En tenslotte nog even iets over het toegankelijk maken van culturele goederen voor brede publieken. Ik ben een groot verdediger van de bevordering en verdieping van de cultuurparticipatie. Daarom vind ik de discussie over de prijzen van theater- of operatickets relevant, maar hier gelden totaal andere argumenten dan voor het lezen. Boeken zijn altijd commerciële producten, waarbij de overheid slechts uitzonderlijk en dan nog marginaal tussenkomt, vooral bij de creatie, de vertaling of de buitenlandse promotie, maar nooit wezenlijk in het economisch proces. Remember de vastgelopen discussie over de vaste boekenprijs. De overheidsinspanningen maken boeken niet goedkoper of duurder, of liever niet toegankelijker voor brede groepen in de samenleving, ze verrijken wel het aanbod. Toegankelijker maken van lectuur is vooral een opdracht voor bibliotheken en andere cultuureducatoren en -spreidrers. Gelukkig dat we die hebben.

Bart Caron
Cultureel werker en nu Vlaams volksvertegenwoordiger (Groen!)

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Als een cultureel werker zich moeit in een economisch debat

De wraakoefening van Peeters II: foute besparingen

Ingediend op november 5th, 2010 door bartcaron

Volgende week starten de begrotingsbesprekingen in het Vlaams Parlement. Vooral kleine, ongebonden organisaties zijn het slachtoffer van de besparingen van de regering Peeters II. Dat is geen toeval: ‘Zij worden harder aangepakt vanuit revanchisme.’

De Vlaamse regering blijft vol overtuiging werken aan een begroting in evenwicht. Dat is goed, het tegendeel zou eerder verontrustend zijn. In tijden van crisis moet de regering budgettaire keuzes maken. Maar een besparingsbeleid moet ook doordacht en redelijk blijven. Overal de kaasschaaf hanteren en wat procenten afschrapen, is een domme manier van besparen. Maar nu hanteert de Vlaamse regering ook nog eens de hakbijl. Dat laatste gebeurt niet willekeurig. Er zit een systeem achter dat langs twee lijnen loopt: vernieuwingen van het laatste decennium terugdraaien en de verzuiling restaureren. De regering van Kris Peeters viseert vooral het ongebonden, niet-bevriende middenveld. De organisaties die nu het gelag betalen zijn niet verzuild, vaak lokaal actief en vallen eerder onder de noemer ‘progressief’. Dramatisch is dat de besparingen dodelijk zijn voor vele kleine projecten, maar tegelijk onbeduidend in het licht van de begrotingscijfers. Net daarom is dit zo veelzeggend.

De zwaarste klappen vallen in de culturele wereld. In twee jaar tijd zullen artistieke werkingen, sociaal-culturele organisaties, participatieprojecten voor bijzondere doelgroepen en erfgoedwerkingen tussen de 5 en 10 procent inleveren. De Volkshogescholen moeten zelfs 25 procent besparen. Minstens 400 mensen in de culturele sector zullen hun baan verliezen. Deze regering sloopt zonder scrupule de vernieuwende en pluralistische initiatieven die onder paarsgroen werden ontwikkeld. De nieuwe bewindsploeg in Nederland noemt cultuur openlijk een linkse hobby. Onze regering Peeters durft dat alleen nog niet hardop te zeggen.
Honderden plaatselijke jeugdwerkingen zijn binnenkort aan de beurt. Tien procent van de beloofde subsidies voor lokaal jeugdbeleid werden plots ingehouden. Een onwaarschijnlijk botte ingreep. Ook de milieu- en natuurbewegingen worden hard aangepakt. Met als belangrijkste slachtoffer Tandem, de verenigingen die werken rond een lokale Agenda 21. Deze werking krijgt één jaar respijt maar wordt wel helemaal opgedoekt. Bij de Regionale Landschappen voert de Vlaamse regering een besparing door van 24 procent wat onder meer ten koste gaat van sociale economieprojecten. Voor de rest moeten milieubewegingen nu het dubbele besparen van de oorspronkelijk afgesproken 2 procent. Beloftes en afspraken zijn duidelijk niet meer van tel.
Ook in andere domeinen treffen de besparingen telkens de basisprojecten of kleine, ongebonden organisaties. De onderwijsbesparingen wurgden al het Steunpunt Gelijke Onderwijskansen. De aan de VDAB opgelegde besparingen leidden tot de stopzetting van het sociale uitzendkantoor Instant A. Nu wordt ook nog het stelsel van DAC-ers, waarop veel kleine verenigingen draaien, afgebouwd.

Rancune en revanche
De manier van besparen is volgens ons niet toevallig. Het oogt als een afrekening van de kabinetten Peeters (CD&V) en Muyters (N-VA) met het progressieve middenveld, of in het jargon van de daders: ‘de linkse kerk’. Dat de CD&V niet-verzuilde verenigingen het leven lastig maakt, is niet nieuw. Dat past in het restauratiebeleid van de voorbije jaren. Met N-VA erbij lukt dit nu nog zoveel beter, blijkt nu. De sp.a kijkt machteloos toe. De N-VA volgt intussen haar eigen agenda, die grote overeenkomsten vertoont met die van VOKA, en die nog een stuk verder reikt dan de verzuilingsagenda van CD&V. De grondhouding van de N-VA is dikwijls die van de wrok tegenover wat ze beschouwt als de jarenlange overheersing van progressief Vlaanderen, van de zogenaamde soixante-huitards (maar dan wel niet die van Leuven Vlaams!?). Ze sturen aan op niet minder dan een nieuwrechtse Beeldenstorm. De kruistocht van De Wever en co. heeft veel weg van de campagne van de Tea Party in de VS tegen Obama. De Amerikaanse en de Vlaamse conservatieven voelen zich miskend, verongelijkt. Ze voelen rancune omdat hun belastinggeld wegvloeit naar andere regio’s of naar, godbetert, ‘subsidieslurpende’ NGO’s. Ze zijn boos omdat ‘hun’ samenleving helemaal is veranderd zonder hun toestemming. Ze zijn bang voor een overheid die door de financiële crisis opnieuw het initiatief zou nemen.
Begrotingsbeslissingen bouwen op dit soort van revanchisme is bijzonder kortzichtig en klein. Vlaanderen toont zich op haar smalst. De begrotingsbesprekingen die volgende week in het Vlaams Parlement starten moeten gaan over hoe we de Vlaamse samenleving willen opbouwen. Krijgen kritische, ongebonden stemmen nog een kans of wil de Vlaamse regering enkel nog het stroopsmeren subsidiëren?

En in feite hebben we het dan nog niet over de hamvraag: moeten we in tijden van crisis niet juist meer investeren, zoals een econoom als Stiglitz ons voorhoudt? Meer investeren in innovatie, in cultuur, in de vergroening van de economie, in welzijn, in ecologie. Dat is net het tegendeel van wat de regering Peeters nu doet. Maar dat belooft helemaal een dovemansgesprek te worden.

Filip Watteeuw en Bart Caron
Dit opiniestuk verscheen in De Morgen van 5 november 2010.


Visie van Groen! op de Interne Staatshervorming

Ingediend op oktober 5th, 2010 door bartcaron

Van provincies naar moderne stads- en streekgewesten

Waarom er meer dan ‘iets’ moet gebeuren …

De echte vraag is: wat heeft de burger aan dat gesleutel aan het bestuur in Vlaanderen. De gemeentebesturen kent de burger meestal goed maar al die intercommunales en zelfs de provinciebesturen, zijn vaak een ver-van-mijn-bedshow. En dat Vlaamse niveau lijkt wel een veredeld gemeentebestuur dat de hoofdzaak niet van het detail kan scheiden.

De burger en zijn of haar overheden, het lijkt wel een onontwarbaar kluwen. Weet de burger nog waar hij terecht kan voor een bouwvergunning? Waarom komt er nu een industriegebied naast mijn woning zonder dat mijn gemeentebestuur mij inlichtte? Waarom moet ik nu een algemene provinciebelasting betalen? En de huisvuilzakken, waarom komen die van een onbekende intercommunale? Wie kan er zorgen voor meer plaatsen in de kinderopvang, mijn gemeente?

Jan modaal ziet het bos niet meer door de bomen en haakt af. Hij verliest zijn geloof in de democratie en de politiek. Groen! wil in eerste instantie de (lokale) democratie versterken door het bestuur in Vlaanderen, helder en begrijpelijk te maken. Dus niet meer 1000 loketten, 1000 aanspreekpunten en 1000 politieke verantwoordelijken.

Vlaanderen is de laatste jaren fel veranderd. Door de verschillende staatshervormingen is de Vlaamse overheid sterk gegroeid in bevoegdheden en in omvang. Vlaanderen heeft daarop gereageerd als een hongerige wolf, maar ook als een keizer koster die alles van a tot z wilde regelen. De vlaamse overheid werd een zeer ambitieuze overheid, maar ook een dominante en bemoeizuchtige overheid.

De Gemeentebesturen klagen die betutteling en de sterke sturing van het Vlaamse niveau aan. Ze hebben gelijk. Ze krijgen niet alleen steeds meer problemen te verwerken, maar daar bovenop ook steeds meer opdrachten. Die moeten ze uitvoeren zoals Vlaanderen dat wil. Ze krijgen bitter weinig beleidsruimte. Het zgn. Pact van Vlaanderen met de gemeenten veranderde hier weinig aan.

We zien bovendien een groeiend aantal bovenlokale (intermediaire) structuren ontstaan waarin die gemeenten samenwerken: in streekontwikkeling, in de afvalophaling en -verwerking, in de uitbating van een luchthaven of een haven, in een intergemeentelijk cultuuroverleg enz. Vele van deze structuren worden door de Vlaamse deelstaat of de federatie opgelegd: RESOC’s, SERR’s, de POM’s, Regionale Landschappen, polders en wateringen, stroombekkenbesturen, de LOP’s of lokale overlegplatforms in het onderwijs, de zorgregio’s en de LOGO’s in de gezondheidszorg; structuren voor regionaal welzijnsoverleg, politie- en brandweerzones, enz. Ze dekken daarenboven allemaal uiteenlopende gebiedsomschrijvingen.

Hoe dan ook, er zijn heel veel nieuwe structuren ontstaan op schaalniveau van streken en gebieden die kleiner zijn dan een provincie maar een stuk groter dan een stad of gemeente. Ze geven antwoorden op bestuursproblemen en leveren schaalvoordelen op. Maar ze schuiven steeds verder weg van de democratie. Er zijn geen verkozen raden, alleen getrapte vertegenwoordiging van gemeenten en andere overheden. Gemeente- en provincieraadsleden hebben er steeds minder invloed op. De provincies daarentegen hebben een sterker democratisch systeem, maar verliezen aan belang. Hun schaal biedt steeds minder adequate antwoorden op de reële maatschappelijke problemen en uitdagingen.

Vlaanderen is de voorbije jaren grondig veranderd, maar haar bestuursorganen hebben ze nog niet voldoende aangepast aan de noden van een modern Vlaanderen. Deze wildgroei aan intermediaire structuren heeft gezorgd voor ‘verrommeling’ en een ‘democratisch deficit’.

De visie van Groen!: van provincies naar moderne stads- en streekgewesten

Groen! wil komaf maken met de verrommeling en het democratische deficit en bereidt daarom een decreet voor om provincies te vervangen door stads- en streekgewesten. Deze gewesten met democratisch verkozenen zijn beter afgestemd op de hedendaagse noden en kunnen zo een veel grotere betrokkenheid van de burgers bij het bestuursniveau tussen gemeenten en gewest realiseren.

Het regionale niveau is voor Groen! het meest natuurlijke en het meest geëigende bestuursniveau om een vernieuwend en daadkrachtig beleid te voeren en bovenlokale diensten aan te bieden. De schaal van de provincie is dikwijls te groot en de provincie ligt voor veel mensen te ver weg.

Het niveau van een stad- of streekgewest is bovendien de ideale schaal om de transitie naar een duurzame economie en samenleving te realiseren. Vandaar het groot belang van maximale transparantie en democratische procedures en instellingen op dit niveau.

Een kaderdecreet tot de instelling van stads- en streekgewesten bevat de volgende grote lijnen :

1. Herverkaveling van bevoegdheden : Naar een transparant en controleerbaar bestuur: Het moet duidelijk zijn voor de mensen wie bevoegd is voor wat zodat echte inspraak en participatie mogelijk wordt. De bedilzucht van de Vlaamse overheid moet teruggedrongen worden. In ruil komt er meer subsidiariteit: beslissingen kunnen best zo dicht mogelijk bij de burger genomen worden. De gemeenten verdienen een sterkere rol. Dat kan maar als de gemeenten ook fors ondersteund worden. Daarnaast worden er meer bevoegdheden gebundeld op het niveau van nieuwe stads- en streekgewesten, zowel de huidige provinciale bevoegdheden als veel taken die nu versnipperd zijn over intercommunales en tussenstructuren die direct of indirect aangestuurd en gecontroleerd worden door het Vlaams Gewest. Er zijn dus max. drie bestuursniveaus: lokaal (gemeenten), bovenlokaal (= stads- en streekgewesten) en Vlaams. Hierdoor wordt het aantal Vlaamse besturen bewust ontvet.

2. De stads- en streekgewesten krijgen een gesloten pakket van bevoegdheden toegewezen : o.a. economische ontwikkeling, woonbeleid, ruimtelijke ordening, grote voorzieningen in de welzijns- en gezondheidszorg, gemeentegrensoverschrijdende mobiliteit, grotere culturele en sportinfrastructuur en werkingen van bovenlokale aard, bestrijding van armoede,  beroepsopleidingen die specifiek zijn voor de streek, enz. Daarnaast kunnen gemeenten in consensus ook bevoegdheden overdragen aan de stads- en streekgewesten.

3. Het instituut Gouverneur zoals het nu bestaat (ambtenaar Vlaamse en overheid) wordt afgeschaft en in plaats daarvan komt er een verkozen gouverneur / stads- of streekgewestvoorzitter. Op dit moment heeft de gouverneur geen democratische legitimiteit. Zijn takenpakket mag daarom ook zeker niet verder uitdeinen. Idem voor de arrondissementscommissarissen. Voorzitters van stads- en streekgewesten zullen wel een aantal medebewindstaken uitvoeren in opdracht van de Vlaamse of de federale overheid zoals nu het geval is bij burgemeesters. Alle bestuurders van stads- en streekgewesten worden verkozen, de voorzitters van de stads- en streekgewesten worden zoals burgemeesters ook benoemd/bekrachtigd door de Vlaamse overheid.

4. Een efficiënt bestuur dat minder kost dan de waaier van elkaar overlappende bestuursorganen, met beperkte apparaatskosten, beperkte bureaucratie, maar meer participatie van burgers en verenigingen is mogelijk. Dat bestuur staat dicht genoeg bij de mensen maar heeft toch voldoende afstand heeft om in alle objectiviteit te beslissen over kwesties die het lokale belang overstijgen.

5. Intergemeentelijke structuren (intercommunales) worden geïntegreerd in de stads- en streekgewesten. Het decreet intergemeentelijke samenwerking wordt in die zin aangepast. Andere structuren die op regionaal niveau bestaan worden qua werkingsgebied afgestemd op de stads- en streekgewesten en vallen onder de bevoegdheid van de stads- en streekgewestbesturen. Provinciale taken, diensten en plannen verhuizen naar stads- en streekgewesten, net als bepaalde gedeconcentreerde Vlaamse taken en diensten.

6. De overgang naar stads- en streekgewesten is niet vrijblijvend. Een traject dat max. twee legislaturen duurt moet mogelijk zijn. We steunen het idee van een regioscreening waaraan alle betrokken partners actief deelnemen. Maar voor ons moet dit ook echt leiden tot een grondige hertekening van het bestuurslandschap. Op basis van de rergioscreening kunnen gemeenten beslissen om zich met elkaar te verbinden in een stads- of streekgewest. Zo een beslissing moet ruim gedragen zijn in de gemeenteraden en bij het middenveld. Het Vlaams gewest moedigt gemeenten financieel aan om zich vroeger te verbinden tot stads- en streekgewesten. Deze gemeenten worden dan ‘provincievrij’: dit betekent dat de nieuw gevormde stads- en streekgewesten dan de bevoegdheden overnemen van de provincies. In 2018 kunnen dan de eerste verkiezingen voor stads- en streekgewestraden plaatsvinden voor gemeenten die de stap al gezet hebben. In 2024 volgt al de rest.

Groen! heeft het Groenboek gelezen met deze visie voor ogen. Het doel is: vermijden dat de echte oplossing van stads- en streekgewesten door halfslachtige of incoherente hervormingen nog verderaf komt te liggen. Het kan dus niet dat het gewest nog meer bevoegdheden ‘usurpeert’ (ten onrechte naar zich toetrekt) en dat de gemeentelijke bevoegdheden verder ondergaven worden of met planlast bezwaard worden. Of dat de Vlaamse regering vervalt in een simplistisch rondje ‘provincie pesten’.

Het Groenboekvan minister Bourgeous: noch mossel, noch vis

Het meest positieve punt van dit Groenboek is het feit dat het bestaat en dat er kan over gediscussieerd worden. Maar inhoudelijk is het absoluut geen coherent werkstuk.

De pijnpunten zijn:

• Het document gaat uit van een hoge eigendunk van het Vlaamse bestuursniveau. De analyse van de verrommeling is beperkt tot de gemeentebesturen en provincies. Het handelt o.a. over transparantie, democratisch gehalte van het bestuur, oprichting van tussenstructuren (intercommunales) terwijl de Vlaamse overheid zelf ook veel tussenstructuren heeft ingesteld en opgelegd (bijv. RESOC’s, Logo’s enz.), vaak met verschillende schalen, en andere samenstellingen. Die worden, een enkele uitzondering niet te nagelaten, niet in vraag in gesteld.

• De Vlaamse overheid heeft heel wat taken toebedeeld aan gemeenten en daar tegelijk een onwaarschijnlijke massa regels voor opgelegd. Regelneverij inclusief planlast zijn het gevolg. De ‘planning’ wordt in dit Groenboek afgebouwd, maar de regelmassa blijft onaangeroerd. De controle op de beleidsuitvoering blijft massaal.

• De Vlaamse overheid beschikt in alle provincies over gedeconcentreerde diensten (bijv. milieu, stedenbouw, onroerend erfgoed) maar laat daar in haar Groenboek zelf geen enkel kritisch geluid over luiden. Zijn die diensten noodzakelijk? Kunnen ze niet beter worden overgedragen aan een ander niveau? Die vragen worden niet gesteld, en dus ook niet beantwoord.

• De Vlaamse overheid evalueert haar eigen bevoegdheden niet in het Groenboek. Ze gaat ervan uit dat die legitiem en correct zijn. Vlaanderen denkt amper na over (de mogelijke overdracht van) haar eigen bevoegdheden. Subsidiariteit is ver weg. Wat Vlaanderen nastreeft in de Belgische staatshervorming, nl. meer bevoegdheden voor een lager niveau (deelstaten), zet ze op haar beurt niet om in een interne staatshervorming waarbij de lokale besturen meer bevoegdheden en middelen krijgen. Eens te meer toont Vlaanderen aan dat de keizer koster niet verdreven is, alleen heet die nu Geert Bourgeois i.p.v. Jozef II.

• Het Groenboek wil de bevoegdheden van de provincies drastisch inperken, zogezegd om een transparanter bestuur mogelijk te maken. Het wil de provinciale bevoegdheden echter beperken tot grondgebonden bevoegdheden. De motieven waarop die keuze is gestoeld, worden in het Groenboek of in het regeerakkoord nergens uitgelegd. Het ‘waarom’ is onbekend. Het lijkt eerder op het uithollen van de macht en de invloed van de provincies (lees vooral van de deputaties). Het lijkt eerder een rondje ‘provincies pesten’.

• Bij het inperken van de provinciale bevoegdheden tot grondgebonden materies is de Vlaamse regering dan weer helemaal niet consequent. Onderweg in het Groenboek laat ze de eigen logica los en begint de eigen uitgangspunten zelfs te ondergraven. Er sluipen her en der toch persoonsgebonden materies binnen. Voor cultuur bijv. Waarom dat gebeurt is niet duidelijk. De lobby van de provinciebesturen heeft hier blijkbaar goed werk geleverd of het ontbreekt nog aan moed bij de Vlaamse regering om ‘verworven rechten’ te wijzigen. Voor sommige grondgebonden materies worden bevoegdheden overgedragen van de provincies naar Vlaanderen.

• Op geen enkel moment wordt de vraag gesteld naar de meest wenselijke schaal voor de uitoefening van bevoegdheden. Dit zou alvast een veel effectiever criterium zijn om bevoegdheden toe te kennen.

• De af te nemen bevoegdheden worden systematisch aan Vlaanderen toegewezen, quasi nooit aan gemeenten: de keizer koster zegeviert opnieuw.

• Groen! is het eens met de conclusie dat er bij de lokale besturen sprake is van verregaande ‘verrrommeling’. De antwoorden van de Vlaamse regering hierop zijn helaas bijzonder warrig: een ingekrompen provinciaal bestuur, geen overdracht van bevoegdheden naar het gemeentelijke niveau, wel een afbouw (minstens een screening) van intermediaire structuren zonder dat duidelijk wordt aangegeven hoe die kunnen geherstructureerd of gegroepeerd worden. In het Groenboek is sprake van een stadsregionale samenwerking of structuur, maar dat concept wordt nergens verder uitgewerkt.

• Gemeenten worden niet versterkt.

• Het in het Groenboek opgenomen principe dat er maximaal twee niveaus bevoegd mogen zijn over een bepaald domein wordt niet echt onderbouwd.

De ‘doorbraken’ uit het Groenboek

Die doorbraken kunnen best omschreven worden als een samenraapsel van allerlei voorstellen die onderling weinig of geen samenhang vertonen. Wij willen er enkele markante commentariëren en er alternatieven voor formuleren.

1. Intergemeentelijke samenwerking
In het Groenboek wordt gepleit voor regioscreening, een screening van alle intermediaire structuren en organisaties. Zo’n screening is nuttig, maar de gouverneur is niet geschikt om dit aan te sturen. Dit moet op Vlaams niveau aangestuurd worden en onafhankelijk gebeuren, weliswaar met betrokkenheid van de drie bestuursniveaus. Daarnaast moet het decreet intergemeentelijke samenwerking worden aangepast om de betrokkenheid van gemeenteraden drastisch te versterken. Een vele betere rapportering in de gemeenteraden en de formele goedkeuring van strategische keuzes van intercommunales in diezelfde gemeenteraden is absoluut nodig.

2. Fusies van gemeenten
De opmaak van een Kader voor vrijwillige fusies is belangrijk. Principieel willen we streven naar gemeenten van minstens 15.000 inwoners met uitzondering van zeer uitgestrekte gemeenten. Wel pleiten we voor veel meer stimuli om te kleine gemeenten aan te zetten om meer samen te werken en uiteindelijk samen te gaan.

3. Planlastvermindering
Het kind met het badwater weggooien is altijd onverstandig. De huidige plan- en rapporteringsverplichtingen vormen een te zware belasting maar daarom pleiten voor de afschaffing van alle sectorale plannen gaat ver. Het tegengestelde van planning is immers willekeur. Planning, een minimale toetsing en zelfevaluatie blijven belangrijk maar moeten in de eerste plaats gericht zijn op de gemeenteraad en de lokale burgers. Plaatselijk moeten bestuurders uitkomen voor hun plannen en daarop kunnen afgerekend worden. Nu worden plannen te vaak gemaakt om in orde te zijn voor de hogere overheid. De rapporteringsplicht kan wel drastisch beperkt worden. De toezichthoudende overheid kan controleren via gerichte steekproeven voor zover dat nog nodig is, bijvoorbeeld als het gaat om de besteding van gewestelijke toelagen.

4. Economie is dé kerntaak voor stads- en streekgewesten
Stads- en streekgewesten vormen de spil voor de overgang naar een sterke duurzame en lokaal verankerde economie. Dit is een bevoegdheid bij uitstek voor stads- en streekgewesten. Het overleg met de lokale sociale partners en de milieubeweging staat hierbij centraal. Het nu bestaand streekoverleg van ERSV-SERR-RESOC is een sterk voorbeeld van verrommeling en gebrek aan democratische controle. Hetzelfde geldt voor streekontwikkelingsintercommunales, provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, bedrijven- en innovatiecentra,  e.d. Deze organen kunnen op termijn rechtstreeks onder de bevoegdheid van verkozen stads- en streekgewestraden gebracht worden zodat de democratische controlelijnen helder worden. In afwachting zijn een screening, een 1° sanering van overtollige structuren en meer democratische controle via de gemeenteraden van groot belang.

Een lokaal economisch beleid bekommert zich ook om een sturing van de vestiging van grotere handelsvestigingen en een kleinhandelsbeleid. Dit op een te laag (gemeentelijk) niveau beslissen, zorgt voor een opbod tussen gemeenten, net zoals dat het geval is voor de ontwikkeling van bedrijfsterreinen.

5. Welzijn: een sterke rol voor gemeentebesturen
Er zijn teveel bemoeizuchtige overheidsactoren in het welzijnsbeleid. Decentralisatie is wenselijk. Groen! pleit voor een toekomstig model waarbij enkel de grote lijnen worden uitgezet op Vlaams niveau. De concrete uitvoering en keuzes kunnen decentraal te gebeuren met een verdelings- en afwegingskader op stads/streekgewestelijk niveau en de concrete uitwerking op het gemeentelijk niveau. Denk bijv. aan de kinderopvang, ouderenzorg, thuiszorg, CAW’s enz. Daarin blijft het vrij initiatief een belangrijke rol spelen. De lokale besturen moeten die organisaties subsidiëren, de afstemming met het OCMW verzekeren enz… Regionaal welzijnsoverleg en zorgregio’s worden best qua schaal afgestemd op de stads- en streekgewesten.
Het Vlaamse niveau kan zich dan concentreren op haar kerntaken: kwaliteitsnormen vastleggen, een financiële verdeling maken op basis van objectieve criteria (bijv. bevolkingssamenstelling, inkomens, risico’s …), controle en inspectie.

6. Ruimtelijke ordening en woonbeleid
Ruimtelijke structuurplannen op het niveau van stads- en streekgewesten krijgen in de toekomst een meer bindend karakter waarbinnen gewerkt kan worden maar minder van kan afgeweken worden. Ze vertalen de gewenste duurzame ontwikkeling voor de regio. In ruimtelijke ordening moet veel meer rechtszekerheid kunnen geboden worden. Het gaat vaak over veel geld en investeringen en over belangrijke beslissingen op vlak van overlast (milieu, mobiliteit).

In het verlengde van de bevindingen van de commissies Berckx en Sauwens stappen we mee in een versnelling, vereenvoudiging en integratie van procedures (bv. van stedenbouwkundige, bouw- en socio-economische vergunningen ) mits dit leidt tot een betere betrokkenheid van alle betrokkenen, al van bij de eerste fase van een dossier. Voor de zgn. ontvoogde gemeenten die o.m. investeren in een goed structuurplan een uitgebouwde stedenbouwkundige dienst, is meer autonomie mogelijk. Dat betekent dat gemeenten ook extra moeten ondersteund worden.

Wonen is een logische bevoegdheid voor stads- en streekgewesten aangevuld met een sterkere rol voor de gemeentebesturen. Er is op dit moment een gebrek aan integraal en coherent woonbeleid. Dat komt o.a. omdat de sociale huisvestingsmaatschappijen versnipperd zijn en vaak bestuurd worden als baronieën die ontsnappen aan democratische controle. Om te komen tot een evenwichtig beleid ter vrijwaring van de resterende open ruimte en een rechtvaardige verdeling van de inspanningen inzake sociale woningbouw, is een goede samenwerking tussen stedelijke kernen en buitengebied op stads- en streekgewestniveau noodzakelijk.

 

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Visie van Groen! op de Interne Staatshervorming

Deze cultuurminister geeft niet om cultuur

Ingediend op september 29th, 2010 door bartcaron

De selectieve en schandelijke besparingen van Schauvliege

Cultuur is weer eens de pineut van deze krachtige Vlaamse regering. En van de aangekondigde besparingen.
Het is niet dat Cultuur niet zou moeten besparen als andere sectoren dat wel moeten doen. Maar zo? De tabel in de nota over ‘De Vlaamse Begroting 2011’ van begrotingsminister Philippe Muyters is anders wel duidelijk. De totale uitgaven van de Vlaamse begroting voor 2011 stijgen met 1,29%; het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media levert 4,67% aan beleidskredieten in. Geen enkel ander domein moet zoveel inleveren. Waarom, in Godsnaam? Omdat deze Vlaamse regering meent dat een taart met wat minder kersen ook lekker is? Het antwoord is simpel: omdat cultuur niet belangrijk is voor deze regering. Ik zou verwachten dat een Cultuurminister, maar ook een Jeugd- en Sportminister, gaan vechten voor hun kwetsbare veld. Maar niks van dat alles.

Kris Peeters zei in zijn septemberverklaring, waar het woord cultuur niet in voorkwam, letterlijk: “gesubsidieerden zullen meer met minder moeten doen”. Nog eens, het was vorig jaar ook zo. In de nota van Philippe Muyters staat dat er in 2011 een bijkomende besparing komt van 5% op alle facultatieve subsidies en 2% op de reglementaire subsidies, behalve voor welzijn. Dat gebeurde al een eerste keer in 2010, zodat de organisaties in twee jaar tijd tussen de 5 en 10 procent moeten inleveren. En dat allemaal omdat de regering al in 2011 een sluitende begroting wil hebben. Wat is dat voor een fetisj? De inleveringen voor cultuur en media bedragen 57, 5 miljoen euro, een habbekrats op een Vlaamse begroting van 25,5 miljard, maar voor de sector wel het verschil tussen ademruimte en verstikking.

Komaan zeg. Wat een kruideniersmentaliteit. Het is besparen zonder visie op de toekomst. Met de kaasschaaf, iedereen een beetje minder, het zal wel lukken zeker? Deze werkwijze, met de kaasschaaf, is onrechtvaardig. Nu, na de tweede keer, zal ze ongetwijfeld leiden tot een aantal ontslagen en ze zal de ontwikkeling van jonge culturele projecten nekken. Door de facultatieve middelen weer met 5% te verlagen krimpen de projectenpotten steeds verder. En dus zijn er steeds minder kansen voor jong cultureel geweld om met een kleine zaaisubsidie te groeien. Het is een schande.

Het is vooral een schande omdat tegelijkertijd arbitrair beslist is 900.000 extra te verdelen over deSingel in Antwerpen en het Concertgebouw van Brugge. Wat deSingel betreft is dat niet onlogisch gezien deze grote Vlaamse instelling overmorgen een groot nieuw gebouw opent, al moet ons van het hart dat er al in 2010 een budgetstijging is gebeurd, ook al buiten het Kunstendecreet. De CD&V-filières hebben hun werk grondig gedaan. Voor voorzitter Wivina De Meester van deSingel is de link duidelijk, maar ook Hugo Vandamme van het Concertgebouw heeft zijn relatienetwerk goed ingezet, met dank aan Patrick Moenaert en Hilde Crevits. Ik zou durven gewagen van een nieuwsoortige Vlaamse wafelijzerpolitiek. Brugge krijgt dankzij deSingel waar ze al jaren om vragen. Wedden dat ze ook dat nog te weinig zullen vinden?

En dat op een moment dat de minister talmt om, in het kader van de procedure zoals voorzien in het Kunstendecreet, een beslissing te nemen over de vijfjarige subsidies aan de grote Vlaamse culturele instellingen, onze huizen van vertrouwen zoals De Vlaamse Opera, deFilharmonie, deSingel en het Ballet van Vlaanderen. Die nieuwe subsidies en de bijhorende beheersovereenkomst moeten ingaan op 1 januari, de adviezen door de internationale beoordelingscommissies zijn maanden geleden afgeleverd, maar een beslissing blijft uit. Niemand weet wat de minister in petto heeft, al weet ik dat de politieke lobbymachines stevig draaien. Het water staat ‘onze’ Vlaamse instellingen aan de lippen. Of liever, in het geval van de Opera, druppelt dat water door het lekke dak de gangen en repetitieruimtes binnen.
In principe moet in datzelfde kader ook de subsidie van deSingel worden bepaald, maar daar wordt nu alvast een voorafname op gedaan. Het geval van het Brugse Concertgebouw is pas bizar. Ze vergelijken zichzelf graag met deSingel – en eerlijk is eerlijk er is een interessante werking in Brugge – en willen graag zo’n grote Vlaamse instelling worden. Iedereen mag ambitie hebben, uiteraard. Maar toch is een en ander onlogisch. De grote Vlaamse instellingen worden in principe opgericht door Vlaanderen en daarom krijgen ze én werkingsmiddelen én geld voor hun infrastructuur. Het Brugse Concertgebouw is door de stad Brugge opgericht, zoals de Bijloke door de stad Gent. Nu beslist Schauvliege impliciet dat het Concertgebouw ook een grote Vlaamse instelling wordt. Op welke gronden? Ze had aangekondigd dat er een objectieve procedure en criteria zouden komen voor die grote instellingen. Blijkbaar is dat niet meer nodig. Ik gun het Concertgebouw de eer en morele erkenning. Ik heb in verleden mee geijverd voor een stevige subsidie voor dit huis. Maar zoals het nu gaat …
Het is onaanvaardbaar als dat gebeurt op een moment dat alle, ik beklemtoon ‘alle’ Vlaamse culturele instellingen, gezelschappen, orkesten en organisatoren, sociaal-culturele organisaties, auteurs, filmmakers, bibliotheken en de erfgoedsector moeten inleveren.

Ten gronde is het beide instellingen wel gegund. Zeker. Maar niet zomaar, out of the blue. Wat is hier anders in het geding dan respect voor de regels en rechtszekerheid voor de instellingen. Schauvliege legt het Kunstendecreet naast zich neer. Waarom geeft ze geld aan deze en niet aan andere instellingen? Niemand anders kreeg de kans, waar is het gelijkheidsbeginsel naartoe? En dat zonder adviezen van de beoordelingscommissies. En dat de beslissingskalender. Het begon vorig al toen Schauvliege in alle culturele decreten een passage liet invoegen dat subsidies maar konden gegeven worden ‘binnen de perken van de begroting’. De meerderheid stemde dat gedwee mee. Daarmee werd de deur open gezet voor het doorbreken van engagementen. Als de pot verkleint, dan moet iedereen een beetje inleveren. “Jammer we hadden u zoveel beloofd maar het zal minder zijn…” En dat gebeurt voor alle organisaties. Woordbreuk heet zoiets. Wat is een subsidiebelofte van Vlaanderen nog waard? Zijn er nog maatschappelijke sectoren waar overeenkomsten eenzijdig door één contractant worden aangepast? En zo wordt de zo hard bevochten culturele regelgeving opgerokken, gemanipuleerd en zelfs genegeerd. Rechtsstaat Vlaanderen?

Waarom maak ik er zoveel woorden aan vuil? Het is duidelijk vriendjespolitiek van de oudste soort. En onbekwaamheid. En een duidelijk gebrek aan liefde voor kunstenaars en cultuurmakers. Joke Schauvliege is liever een gewillige speelbal van vriendjespolitiek, maar is vooral erg weinig bekommerd om het lot van de cultuurwereld.


Internationaal Cultuurbeleid: het ondergeschoven kind van Schauvliege

Ingediend op juni 22nd, 2010 door bartcaron

Hoe zou het gesteld zijn met ons internationaal cultuurbeleid? Ik probeer al een tijdje inzicht te krijgen in de intenties van de minister, maar het is niet eenvoudig. Een schriftelijke vraag naar de invulling van de allocaties en de vergelijking met vorig jaar bracht enig inzicht. Ik vulde het aan met een mondelinge vraag aan minister Schauvliege, in de commissie Cultuur, al was haar antwoord niet bepaald geruststellend, laat staan volledig.
Het leerde vooral dat de internationale kredieten voor cultuur drastisch gedaald zijn in 2010. Met niet minder dan 42,9 procent. In 2009 was er een totaal budget hiervoor van 6.153.345 euro, in 2010 na begrotingscontrole en blokkeringen nog 3.511.440 euro. Dat is dus minus 2.641.905 euro.
Vooral die blokkeringen die de minister vorige week besliste, duwen de cijfers nog sterk naar onderen.

Tot vorige week ontbrak precieze informatie over de gevolgen van de besparingen, over de motieven van de minister enz. Op geen enkel moment zijn de inhoudelijke opties en keuzes duidelijk gemaakt. Het was dan ook gissen wat de minister in de praktijk van plan is. Nu zijn er concrete cijfers en die tonen het drastische karakter van de ingreep nog sterker.
De blokkeringen in het internationaal cultuurbeleid zijn goed voor een bedrag van 1.122.000 euro, en dat op een origineel budget voor 2010 van 4.633.440 euro. Er gaat dus nog eens een kwart van af.
De minister heeft in feite de nog beschikbare middelen van de begrotingskredieten voor 2010 geblokkeerd, zeg maar geschrapt.

Als we dat in detail bekijken merken we enkele grote tendenzen.
Voor de tabel, klik hier: begroting_internationaal_cultuurbeleid.pdf
Vooral de kunstensector wordt hard getroffen. De middelen worden gehalveerd. Zo zullen er velen de tegemoetkomingen in reis- en verblijfkosten voor de rest van het jaar geschrapt zien. De internationale kunstprojecten die nog geen aanvraag deden, bijv. zij die de tweede helft van het jaar gepland zijn, mogen het vergeten.
Het beleid inzake werkplaatsen en residenties zou volgens de minister uitgaan van continuïteit. De contracten en overeenkomsten worden opgevolgd. Of dit kan met dit gehalveerde krediet is hoogst twijfelachtig. Het is wel zo dat er in de Rijksakademie in Amsterdam en Jan Van Eyck Academie in Maastricht minder Vlaamse kandidaten zijn uitgenodigd.

Wat met de bilaterale samenwerkingsprojecten? Het 3-jarige transversale samenwerkingsproject met Zuid-Afrika werd opgestart en loopt in 2010 af. Met de Zuid-Afrikaanse partners is overeengekomen dat de uitgangspunten van deze samenwerking worden geëvalueerd en dat er een herijking komt met nieuwe accenten. Ook de samenwerking met Nederland wordt geëvalueerd. De minister wil samen met de nieuwe Nederlandse collega tot een nieuwe dynamische invulling van de samenwerking komen. Wat dat ook moge betekenen. Er blijft haast niks over, immers voor bilaterale werking is het bedrag gedaald van 803.500 naar 125.025 euro. Daarmee kunnen nog kleinere projecten worden gesteund, maar niks fundamenteels.

De overeenkomst met Bozar bepaalt dat de Vlaamse Gemeenschap voor 1 miljoen euro investeert in bepaalde projecten die in of door Bozar worden geprogrammeerd. Bozar is en blijft inderdaad één van de belangrijkste presentatieplekken in ons land en heeft ook een grote internationale uitstraling. De uitvoering van de overeenkomst wordt dus gerespecteerd en dat is goed.

De minister heeft bij de begrotingscontrole de afzonderlijke allocaties voor de samenwerking met de Franse Gemeenschap samengevoegd met andere posten. Een deel daarvan gaat naar Bozar, maar het andere krediet verdwijnt in de pot en wordt zeker niet meer besteed aan de samenwerking met onze Franse Gemeenschap. Jammer, zeker in deze tijd. De minister verklaarde dat zij i.f.v. een cultureel akkoord met de Franse Gemeenschap al verschillende formele en informele contacten heeft gehad met minister Laanan. Er is blijkbaar een bereidheid geuit om constructief verder te overleggen en te komen tot een culturele samenwerking tussen de gemeenschappen. We kijker er naar uit.

De middelen voor pop en rockmuziek, bedoeld voor internationale tours e.d. worden opgesoupeerd voor andere doelen. Of liever geblokkeerd. Het krediet daalt van 300.000 euro in 2009, naar 85.000 euro. Het door de vorige ministers aangezette beleid wordt langzaam versmacht.

Het is duidelijk dat de besparingen vooral de kunstensector treffen. Waarom toch? Als er iets is waarmee Vlaanderen internationaal renommee heeft, is het met zijn hedendaagse en historische kunst. Vlaanderen is in de wereld bekend omwille van zijn kunstenaars: van de Vlaamse primitieven tot de hedendaagse dans.

De besparingen zijn daarenboven zeer fors. Ze zijn veel harder en dieper dan in de andere middelen voor cultuur. Dat betreur ik uiteraard, want er waren al veel noden.

Ik wil eerst teruggrijpen naar de Beleidsnota van de minister. De intenties van de Beleidsnota staan haaks op het reëel gevoerde beleid. De zesde strategische doelstelling is ‘Internationaal cultuurbeleid versterken’. Dit hoofdstuk bevat duidelijke ambities.
De minister wil een internationaal sectorbeleid voeren dat op een gediversifieerde manier ondersteuning biedt aan de internationale mobiliteit van de culturele actoren. Internationale projecten en uitwisselingen zorgen immers voor een constante kwaliteitsverbetering, innovatie en gezonde benchmarking. Met zowel punctuele, projectmatige als structurele middelen wil ze kansen creëren voor de culturele actoren (kunstenaars, organisaties, collecties, culturele werkers…) om zichzelf te ontplooien en actief bij te dragen tot de internationale zichtbaarheid en uitstraling van Vlaanderen. Klinkt mooi, maar is dus theorie, in werkelijkheid een leugen.

Op mijn vraag welke dan haar prioriteiten zijn voor 2010 verwees ze naar haar beleidsnota. Tja , die staat haaks op het gevoerde beleid. Hoe kan een minister daarmee wegkomen? Zijn er geen kritische stemmen binnen de meerderheid? En moet de brede cultuurwereld dat zomaar slikken?

Bart Caron

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Internationaal Cultuurbeleid: het ondergeschoven kind van Schauvliege

‘Het comfort van de grote mediagroepen is voor de meeste politieke partijen dik oké’

Ingediend op april 1st, 2010 door bartcaron

Bart Caron (Groen!), ondervoorzitter van de mediacommissie in het Vlaams Parlement, verwacht geen politieke impulsen om de mediaconcentratie in Vlaanderen tegen te gaan. “De mediagroepen en de grote partijen hebben alle baat bij een status quo”, zegt hij.

Door Georges Timmerman en Tom Cochez

DIt interview verscheen op 30 maart 2010 op apache.be. Klik hier om het te lezen

image

Ingediend onder bart schrijft, mijn gedacht Reacties uitgeschakeld voor ‘Het comfort van de grote mediagroepen is voor de meeste politieke partijen dik oké’

boek

Klik hier om het boek te downloaden


'Vanop de Frontlijn, Reflecties op het Vlaamse Cultuurbeleid' - Bart Caron en Guy Redig, Uitgeverij Vrijdag, april 2019




Bart Caron met contrabas (foto: Viviane Decock)

 

Nieuws

Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen) stopt met actieve politiek

We moeten af van ‘middeleeuwse’ overdracht van jachtrechten

Alternatieven voor dierproeven

Het ‘kleine’ parlementaire werk. Recente voorbeelden: Geluidshinder kusttram – Hakhoutbeheer – Restauratiepremies Onroerend Erfgoed – Beschermde landschappen

Ketnet wil zender voor allerkleinsten, “Legitieme vraag en begrijpelijke ambitie”

Gereglementeerde boekenprijs unaniem goedgekeurd door Vlaams parlement

Wat liep er fout met de bescherming Villa Slabbinck? (Brugge)

Groen verwelkomt Bellegemse windmolens, maar vraagt ‘windplan’ voor regio Kortrijk

Groen wil geen sloop hoekhuis Kasteelkaai-Belfaststraat.
Hoog tijd voor een Kortrijkse visie op erfgoed!

Woede van boeren terecht, maar alleen ander landbouwmodel geeft boeren een zekere toekomst.

Provinciebestuur W-Vl verliest vele (culturele) instellingen

Bart Caron : “Overdracht cultuurbevoegdheden provincies is een wangedrocht !”

Leve Mest-Vlaanderen

Nog geen bescherming poldergraslanden

Nog redders aan de kust?

Brugge weert plooifiets uit overheidsgebouwen

De Leie of het Kanaal naar Roeselare: Groen wil meer binnenvaart

Kortrijk Airport, milieuvergunning aangepast?

Wanneer faire prijzen voor landbouwproducten?

Kortrijk heeft de bus gemist

Burgerkabinet ontslaat Gatz niet van plicht om al bestaande inspraak te versterken

Steeds meer monumenten wachten op broodnodig onderhoud. Ondertussen verkrotten ze

Freya Piryns voorgedragen als vertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de VRT

Regering krimpt beloofde natuurgebieden langs de Leie sterk in

Bruggen in Kortrijk, werkende verlichting op de fietspaden is een brug te ver…

LAR-zuid, woordbreuk van de stadscoalitie

Informatie, diverse sporten en cultuur moeten prioriteit VRT blijven

‘Gemeenteraad is wachtzaal voor wie schepenambt wil’

Persmededeling: Groen maakt werk van versterking West-Vlaamse open ruimte.

Persbericht: 5 Groene werven voor een impuls in West-Vlaanderen.