bartcaron.be

Schriftelijke vraag aan minister Bourgeois over de Scheepsdaelebrug

Ingediend op oktober 6th, 2009 door bartcaron

In de pers verscheen een oproep om de unieke Brugse Scheepsdalebrug niet te slopen. Die vraag komt van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA). Zij vragen de Scheepsdalebrug (in Brugge) niet volledig te laten verdwijnen.

De brug werd aan het einde van de 19de eeuw ontworpen door de Belgische ingenieur A. Vierendeel. De brug bestaat uit een revolutionaire metalen ligger zonder diagonalen, die aan de basis zou liggen van de typische “Vierendeelbruggen” die niet alleen in België maar ook in tal van andere landen gebouwd werden. De meeste van deze bruggen werden echter tijdens de twee wereldoorlogen vernie-tigd.
De oudste bekende brug van dit type is de Scheepsdalebrug in Brugge. Het is vermoedelijk ook de enige Vierendeel-draaibrug die nog bestaat.

Nu blijkt echter dat er voor deze unieke brug een slopingsvergunning afgeleverd werd. Noch de stede-lijke noch de Vlaamse diensten voor de monumentenzorg bleken zich bewust van het belang van deze brug en van de geplande sloping. Ook de diensten van de Vlaamse Bouwmeester hadden blijkbaar geen idee van het unieke van de Scheepsdalebrug.

Een algehele bescherming is wellicht niet meer mogelijk, noch wenselijk. Maar er zijn een aantal tussenoplossingen mogelijk om de brug deels te behouden, mits integratie in de nieuwe structuur. De belangrijkste traveeën van de brug kunnen worden gered en bijvoorbeeld als een monument worden opgesteld in de buurt van de nieuwe geplande brug. Of één van beide zijkanten kan worden ingebouwd in de nieuwe brug. Dan wordt het uitzicht alvast bewaard.

1. Welke beleidsvisie hanteren de ministers ter zake? Hoe belangrijk schatten zij de erfgoedwaarde van deze brug in?

2. Welke beschermingsmaatregelen ziet minister Bourgeois nog mogelijk?

3. Acht minister Crevits het niet aangewezen, alvorens tot definitieve sloping over te gaan, te onder-zoeken of een gedeeltelijk behoud van de brug mogelijk is?

4. Welke mogelijkheden ziet minister Bourgeois, bevoegd voor het Onroerend Erfgoed, om er voor te zorgen dat de brug niet helemaal verdwijnt?

N.B. Deze vraag werd gesteld aan minister Bourgeois (nr. 11) en aan minister Crevits (nr.25)

Antwoord van minister Bourgeois:

1. Vlaanderen telt volgens de gegevens van mijn administratie tweeënveertig als monument beschermde bruggen. Het beschermen van bruggen is echter geen evidente optie. Zij zijn in vele gevallen onderdeel van belangrijke knooppunten in het actieve Vlaamse transportnetwerk en zijn hierdoor noodgedwongen het voorwerp van regelmatige en vaak ingrijpende aanpassingen.

Daarom gaat aan het beschermen van een brug steeds een doorgedreven overleg vooraf met de betrokken beheerder. Hierbij probeert men een realistische inschatting te maken van de behoudsmogelijkheden, al dan niet op de zelfde locatie.

Volgens de gegevens, aangereikt door mijn administratie, is de Scheepsdalebrug in Brugge één van de vijftien vierendeelbruggen die Vlaanderen nog rijk is. Deze brug, gebouwd in 1932, geldt als één van de oudste exemplaren in zijn soort en heeft dus een zekere erfgoedwaarde.

2. Het opstarten van een beschermingsprocedure is in dit stadium niet meer opportuun aangezien Waterwegen en Zeekanaal NV beschikt over een rechtsgeldige sloopvergunning. Ook is het behoud van de Scheepsdalebrug op de huidige locatie onhaalbaar omdat hij niet is afgestemd op de huidige verkeersmobiliteit en de capaciteit van de onderliggende waterweg beperkt.

Volledigheidshalve dient wel te worden vermeld dat de sloopvergunning is uitgereikt zonder het advies m.b.t. het bouwkundig erfgoed in te winnen van mijn administratie bevoegd voor het onroerend erfgoed. Dit advies is slechts verplicht voor stedenbouwkundige vergunningsaanvragen met betrekking tot geïnventariseerd of beschermd onroerend erfgoed. De Scheepsdalebrug is echter niet beschermd of geïnventariseerd.

3. (Vraag aan minister Crevits).

4. Mijn medewerkers zijn in overleg getreden met Waterwegen en Zeekanaal NV, het Agentschap R-O Vlaanderen en het kabinet van Hilde Crevits om na te gaan of het verplaatsen van (een deel van) de brug mogelijk is.

Het is onmogelijk om de Scheepsdalebrug in zijn geheel te verplaatsen. Het draaimechanisme is bijvoorbeeld heel diep onder de grond ingemetseld en met raderen verbonden met de kelder van een bijhorend gebouw.

Er kunnen mogelijk initiatieven worden gelanceerd om alsnog delen van de brug te bewaren. Mijn administratie is echter van oordeel dat het – zeker gezien de uiterst hoge kosten die het met zich meebrengt – weinig zinvol is om delen van de brug te bewaren. Het unieke karakter van de brug wordt immers net bepaald door het geheel van de constructie. Zonder het bijhorende draaimechanisme verliest de brug veel van haar erfgoedwaarde. Een fragmentarisch bewaarde Scheepsdalebrug kan de vergelijking niet doorstaan met de twee intact bewaarde Vlaamse vierendeelbruggen uit het interbellum die wel als monumenten konden worden beschermd. Namelijk de Pontbrug in Drongen (1926) en de brug over de Leuvensesteenweg te Mechelen (1935).

Ingediend onder in het parlement, schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Schriftelijke vraag aan minister Bourgeois over de Scheepsdaelebrug

Schriftelijke vraag over het windmolenpark in Celles

Ingediend op maart 31st, 2009 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan mevrouw Hilde Crevits, minster van openbare werken, energie, leefmilieu en natuur:

In de gemeente Celles (Waalse gewest) bestaan concrete plannen voor het plaatsen van 9 industriële windturbines van 180 m hoog (vergelijkbaar met een gebouw van 60 verdiepingen) langs beide kanten van de Schelde tussen Escanaffles en Pottes/Hérinnes. Dit is op Waals grondgebied, maar vlak tegen de gewestgrens met Vlaanderen en de gemeenten Avelgem en Outrijve.

Inwoners van deze gemeenten en omwonenden maken zich, gelet op de schaal van het project, grote zorgen over de impact ervan op hun leefomgeving en de aanpalende natuurgebieden. Zo wordt er ge-vreesd voor een ernstige visuele impact op het landschap die waarneembaar zal zijn in een straal van 14 à 16 km, en voor de recreatieve waarde van het gebied. Het is ook zo dat de planlocatie in een mi-gratiezone voor vogels en dichtbij een zone “Natura 2000” ligt. Verder rijzen er vragen over de ge-luidshinder en de slagschaduwen van de windturbines.

Sinds 1994 bestaat er een samenwerkingsakkoord tussen de drie gewesten met betrekking tot de uit-wisseling van informatie over projecten met gewestgrensoverschrijdende milieu-effecten.

Het lijkt duidelijk dat hier wel degelijk sprake is van gewestgrensoverschrijdende milieu-effecten.

Werd de Vlaamse Regering, in toepassing van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994, door de Waalse Regering op de hoogte gebracht van de vergunningsaanvraag voor dit project?

Zo ja, wat heeft de Vlaamse Regering gedaan met deze informatie? Werd er een openbaar onderzoek georganiseerd?

Zo neen, wat is het standpunt van de Vlaamse Regering in deze aangelegenheid? Zal de Vlaamse Re-gering de Waalse Regering hierover contacteren?

Zal er eventueel klacht ingediend worden bij de Raad van State wegens miskenning van het samen-werkingsakkoord door het Waals Gewest? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:

Ik ben op de hoogte van de plannen die bestaan voor de oprichting van negen grote windturbines in de Waalse gemeente Celles langs beide kanten van de Schelde tussen Escanaffles en Pottes. Het project wordt gepland langs de grens met het Vlaamse Gewest en met de Vlaamse gemeenten Spiere-Helkijn en Avelgem. Onder de inwoners en de gemeentebesturen van deze gemeenten heerst ongerustheid over het feit dat zij de potentieel aanzienlijke milieueffecten van het project zullen ervaren zonder inspraak te hebben genoten in het dossier.

De Vlaamse Regering werd nog niet op de hoogte gebracht van een vergunningsaanvraag voor het project, in toepassing van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse hoofdstedelijk Gewest betreffende de utwisseling van informatie over projecten met gewestgrensoverschrijdende milieueffecten. Artikel 3 van het samenwerkingsakkoord stelt dat elke Gewestregering zich er toe verbindt om ervoor te zorgen dat de regering van het Gewest waar de effecten zich kunnen voordoen “in kennis wordt gesteld” van het feit dat een vergunnings-aanvraag ingediend werd voor een project onderworpen aan een effectenstudie, dat gewest-overschrijdende effecten zou kunnen hebben.

Het project zit immers nog maar in de planfase. Op 23 maart 2009 heeft de initiatiefnemer van het project een informatievergadering georganiseerd, ter voorbereiding van de opmaak van een milieu-effectstudie. De aangrenzende Vlaamse gemeenten Spiere-Helkijn en Avelgem waren aanwezig op die informatievergadering. Op de vergadering werd het project aan het publiek voorgesteld, werd de kalender toegelicht voor de realisatie van het project en werden de contouren geschetst van de milieu-effectstudie die in de volgende maanden zal worden opgemaakt. De voltooiing van de milieueffect-studie, die wordt opgemaakt door het door het Waalse Gewest erkende bureau CSD, is voorzien voor februari 2010. De initiatiefnemer gaat ervan uit dat de vergunningsaanvraag in maart 2010 kan worden ingediend. In april 2010 zou dan het openbaar onderzoek over de vergunningsaanvraag volgen. Momenteel is dus nog geen vergunningsaanvraag ingediend. Op het Waalse Gewest rusten bijgevolg in de huidige stand van het dossier nog geen verplichtingen ten aanzien van het Vlaamse Gewest op grond van het samenwerkingsakkoord.

Artikel 4 van het samenwerkingsakkoord biedt de mogelijkheid dat het Gewest waar de gewestgrens-overschrijdende milieueffecten zich kunnen voordoen erom verzoekt dat een volledig afschrift van de effectenstudie wordt overgemaakt van zodra de studie is voltooid en zeker voordat het openbaar onderzoek wordt georganiseerd. In uitvoering van dit artikel heeft de minister een brief gestuurd naar de Waalse ministers André Antoine, minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, en Benoit Lutgen, minister van Landbouw, Plattelandsontwikkeling, Milieu en Toerisme met de uitdrukkelijke vraag om de milieueffectenstudie over te maken aan de Vlaamse Regering van zodra deze voltooid is en om de Vlaamse Regering ook tijdig op de hoogte te stellen van de aanvangsdatum en duur van het openbaar onderzoek in het Waalse Gewest. Zelfs indien het Waalse Gewest zou oordelen dat het project geen gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, dan dient het toch te allen tijde de effectenstudie over te maken. Op basis van de inhoud van deze studie kan de Vlaamse Regering dan vervolgens oordelen of verdere stappen al dan niet noodzakelijk zijn.

Er is momenteel nog geen miskenning van het samenwerkingsakkoord.

Wanneer zou blijken dat het samenwerkingsakkoord wordt miskend door het Waalse gewest, zal onderzocht worden wat de meest geschikte maatregel is om ervoor te zorgen dat het samenwerkings-akkoord door het Waalse Gewest in dit dossier wordt in acht genomen.

Ingediend onder in het parlement, schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Schriftelijke vraag over het windmolenpark in Celles

Schriftelijke vraag over het glastuinbouwproject in Oudenburg

Ingediend op maart 31st, 2009 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening:

In de afbakening van het regionaal stedelijk gebied Oostende ligt het deelgebied agrarische bedrijven-zone Oudenburg. Het gebied maakt deel uit van het poldergebied, maar wordt begrensd door de A10 en het Kanaal Gent-Oostende en wordt doorsneden door de spoorlijn Oostende-Brugge.

Hier zou men een glastuinbouwproject willen realiseren. Het zou gaan om 40 tot 50 ha plus de nodige voorzieningen, wat zou neerkomen op een 100 ha. Deze kassen zouden deels verwarmd worden met restwarmte van de nabijgelegen centrale van Electrawinds in Plassendale.

Er is reeds een openbaar onderzoek geweest (van 5 september tot en met 3 november 2008) en de Vla-coro (Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening) heeft op basis van de bezwaarschriften reeds een advies uitgebracht.

1. Wordt er nog voor de Vlaamse verkiezingen een definitieve goedkeuring van het RUP (ruimtelijk uitvoeringsplan) verwacht?

2. Is de inplanting van de serres wel in overeenstemming met het toetsingskader voor glastuinbouw?

3. Op welke manier zijn de omwonenden op de hoogte gebracht van de bestemmingswijziging en het openbaar onderzoek?

4. Vlacoro heeft op meerdere punten geadviseerd aan de ontwerper van de RUP om bepaalde zaken beter te motiveren (waarom de glastuinbouwzone niet in oppervlakte is beperkt, waarom de zone zo dicht bij het historisch centrum van Oudenburg ligt,..). Is dit reeds gebeurd? Zo ja, kan de mi-nister deze motivering bezorgen?

5. Kan men in dit gebied assimilatieverlichting toepassen?

6. Wordt deze open ruimte op een of andere manier vervangen?

7. Zijn er plannen om te onteigenen in dit gebied?

Antwoord: 

1. De Vlaamse Regering heeft op vrijdag 3 april 2009 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende’ (waarin de glastuinbouwzone als één deelplan is opgenomen) principieel goedgekeurd. Momenteel wordt, conform de decretaal voorziene proce-dure, advies gevraagd aan de Raad van State. Hierna kan de Vlaamse Regering overgaan tot de definitieve goedkeuring van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; dit wordt voorzien voor de Vlaamse verkiezingen.

2. Het toetsingskader ‘vestiging glastuinbouwbedrijven’, dat dateert van maart 2004, is in de eerste plaats bedoeld als leidraad bij de advisering en beoordeling van aanvragen voor stedenbouw-kundige vergunningen. Dit toetsingskader geeft onder meer aan in welke gebieden (bestem-mingen, sectorwetgeving) en in welke gevallen de vestiging van een glastuinbouwbedrijf is uitge-sloten en hoe de aanvraag ruimtelijk kan worden afgewogen. In het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt met de bestemming ‘agrarische bedrijvenzone’ zekerheid gegeven over de kansen om een nieuw glastuinbouwbedrijf op te richten. Ook worden in het toetsingkader alge-meen een aantal criteria voor het screenen van potentiële glastuinbouwbedrijven meegegeven. Deze criteria gaan in op onder meer het ruimtelijk functioneren van het agrarisch gebied, de ontsluiting en de directe omgeving. In het kader van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd een planMER en passende beoordeling opgemaakt en goedgekeurd door de bevoegde diensten. Zowel in het planMER als in de passende beoordeling werd op gelijkaardige criteria, als diegene opgesomd in het toetsingskader, ingegaan. De inplanting van serres is niet strijdig met het toetsingskader voor glastuinbouw.

3. Conform de decretale bepalingen werd het openbaar onderzoek aangekondigd. Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd door:
 aanplakking in de betrokken gemeenten
 een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in het Vlaams Gewest worden verspreid
 een bericht dat driemaal door de openbare radio wordt uitgezonden.
Het decreet voorziet niet dat de omwonenden individueel op de hoogte worden gebracht.

4. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek en het advies van Vlacoro is geopteerd om een aanvulling op de passende beoordeling te laten uitvoeren zodat kan worden uitgeklaard op welke manier de agrarische bedrijvenzone moet worden aangepast (ingeperkt) om in overeenstemming te zijn met de conclusie van de passende beoordeling (en zodat geen significant negatieve effecten te verwachten zijn). Uit deze aanvulling op de passende beoordeling, goedgekeurd door ANB, blijkt de noodzaak om het plangebied te beperken tot het gebied tussen de spoorweg en de autosnelweg A10/E40. In deze zone is de inplanting van grootschalige glastuinbouwbedrijven toegelaten. In een beperkte zone ten noorden van de spoorweg is eveneens ontwikkeling mogelijk maar enkel voor waterbekkens in functie van agrarische bedrijvenzones. Hier zijn geen grootschalig glastuin-bouwbedrijven toegelaten.
Op basis van de passende beoordeling is beslist om enkel het zuidelijk gebied, gelegen tussen de spoorweg en de autosnelweg, in het voorliggende gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan te bestemmen als agrarische bedrijvenzone. Het gebied tussen de spoorweg en het kanaal Brugge-Oostende wordt momenteel niet bestemd in functie van een agrarische bedrijvenzone maar blijft wel binnen de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied liggen. Bijkomend onderzoek naar de mogelijkheden voor de realisatie van een serreproject met recuperatie van warmte en CO2 in het gebied tussen het Kanaal Brugge-Oostende, de spoorlijn Brugge-Oostende en de Stations-straat in Oudenburg is noodzakelijk. Het onderzoek omvat een verfijning en aanvulling op de passende beoordelingen en het planMER en is gericht op het optimaliseren van het serreproject voor het bereiken van de milieudoelstelling inzake CO2-reductie en de vermindering van energiegebruik. In het onderzoek wordt rekening gehouden met de aspecten van (economische) haalbaarheid van het project, natuur, milieu en zuinig en kwaliteitsvol ruimtegebruik. Op basis van dit onderzoek zal de Vlaamse Regering beslissen over de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de herbestemming van (delen van) het onderzochte gebied en maatregelen op vlak van milieu en natuur.

Vlacoro vraagt naar aanleiding van de bezwaarschriften om de potenties voor een watergebonden karakter van de agrarische bedrijvenzone verder te onderzoeken. Voor het aanvoeren van grondstoffen en het afzetten van de tuinbouwproducten biedt de ligging van deze agrarische bedrijvenzone mogelijkheden om de mobiliteit op een duurzame manier te optimaliseren. Naast de nabijgelegen op- en afritten van de A10 in Oudenbrug bieden de aanwezigheid van spoor- en waterwegen ongekende duurzame mogelijkheden naar zowel personen als vrachtvervoer. De stedenbouwkundige voorschriften maken een watergebonden transport mogelijk. Indien uit het lopende onderzoek blijkt dat het watergebonden transport een optie is, kan de concrete uitwerking gebeuren via sectorwetgeving.

Vlacoro vraagt naar aanleiding van de bezwaarschriften om de opname van de huidige wegenis grenzend aan het kanaal in functie van de aanleg van een gemeenschappelijke kaaimuur verder te onderzoeken. De opname van de huidige wegenis grenzend aan het kanaal is niet in het plan opgenomen onder meer omdat uit het planMER blijkt dat het behoud van de bomenrij langs het kanaal Brugge-Oostende belangrijk is (mogelijke vliegroute voor vleermuizen) en om de toeristisch-recreatieve functie van het fietspad langs het kanaal te kunnen garanderen. De aanleg van een gemeenschappelijke kaaimuur zou moeten gebeuren grenzend aan het kanaal. Dit zou een sterk negatieve impact hebben op de bestaande natuur- en landschapswaarden. Bovendien vergt dit een uitbreiding van de perimeter van het plangebied wat overeenkomstig artikel 42§6 derde lid DRO bij de definitieve vaststelling van het plan niet kan in de lopende procedure.

Vlacoro vraagt naar aanleiding van de bezwaarschriften om de mogelijke locatiealternatieven voor glastuinbouw te onderzoeken. Naast de in het plan aangeduide locatie voor een agrarische bedrij-venzone zijn in het kader van het locatieonderzoek 2 andere gebieden onderzocht. Het betreft één locatie ten noorden van de huidige locatie (ten noorden van het kanaal Brugge-Oostende) en een andere ten zuiden van de installatie van Electrawinds en de A10. Omwille van de kritische afstand noodzakelijk om het project rendabel te houden (rekening houdend met het transport van de restwarmte en restCO2) zijn andere verder gelegen zones niet gedetailleerder onderzocht. Het gebied ten noorden van het kanaal is een vogelrichtlijngebied (aanwezigheid van broedplaatsen) en komt niet in aanmerking als agrarische bedrijvenzone. Het gebied ten zuiden van Electrawinds en de A10 is eveneens ingekleurd als vogelrichtlijngebied. Bovendien bestaan hier plannen om het stadsrandbos te realiseren.

Vlacoro vraagt naar aanleiding van de bezwaarschriften om de alternatieven om de restwarmte van de centrale aan te wenden te onderzoeken. Met het oog op het aanwenden van energetische reststromen door Electrawinds is onderzoek gevoerd naar de mogelijkheden om de energie aan te wenden binnen de zeehaven van Oostende. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de hoogwaardige restwarmte en laagwaardige restwarmte. Enkele naastgelegen bedrijven kunnen de hoogwaardige warmte gebruiken. Laagwaardige restwarmte is de warmte die normaal in de atmo-sfeer vernietigd wordt omdat weinig processen zijn waar die nuttig kan worden aangewend. Het zijn deze stromen, water van 30°- 80°C waarvoor een oplossing is gezocht door een connectie te maken met glastuinbouw. Electrawinds heeft jaarlijks ongeveer 500.000 MWh warmteoverschot. De voorziene glastuinbouwzone heeft ongeveer 170.000 MWh thermische warmte nodig per jaar en is daarmee een grote warmtevrager die bovendien de laagwaardige warmte rationeel kan inzet-ten. In de onmiddellijke omgeving zijn geen warmtevragers van die omvang aanwezig. De moge-lijkheid bestaat om nog andere projecten van laagwaardige warmte te voorzien.”

5. Vanuit de passende beoordeling en de planMER werd het gebruik van assimilatieverlichting als sterk negatief ervaren. Een verbod op assimilatieverlichting kan echter niet worden opgelegd via de stedenbouwkundige voorschriften die de ruimtelijke aspecten van deze bestemmingszone vastleggen. In de toelichting bij deze voorschriften is echter wel opgenomen dat, rekening houdend met het resultaat van de passende beoordeling, het gebruik van assimilatieverlichting niet is toegelaten.

6. In het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende’ is niet in de vervanging van deze open ruimte voorzien.

7. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voorziet niet in een onteigeningsplan voor deze zone.

Ingediend onder in het parlement, schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Schriftelijke vraag over het glastuinbouwproject in Oudenburg

Schriftelijke vraag over stationair draaiende lijnbussen

Ingediend op maart 30th, 2009 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van mobiliteit:

Het gebeurt blijkbaar nog steeds dat chauffeurs van De Lijn de motor van hun bus laten draaien aan haltes waar ze langer stilstaan.

Onlangs nog stond aan het Marie-Joséplein in Oostende een bus met draaiende motor te wachten, terwijl er niemand in de bus zat en de chauffeur op de stoep een sigaret rookte. Het vertrek was dus dui-delijk niet voor meteen.

Het spreekt voor zich dat het stationair laten draaien van die vervuilende zware dieselmotoren nogal wat nadelen heeft (geluidsoverlast, geurhinder, luchtverontreiniging en verspilling van dure energie).

1. Welke richtlijnen gelden er bij De Lijn in verband met het stationair laten draaien van de motor van een bus en in hoeverre worden ze nageleefd?

2. Worden chauffeurs rond deze problematiek wel voldoende gesensibiliseerd en zo ja, op welke manier?

Antwoord:

1. Bij De Lijn geldt dat de chauffeurs de motor moeten afzetten wanneer hun bus langer stilstaat dan de tijd die nodig is voor het ononderbroken in- en uitstappen van de reizigers. 
De controleurs van De Lijn zien toe op de naleving van deze regel. Bij inbreuk maken ze een verslag van vaststelling op, waaraan het passende gevolg wordt gegeven. 

2. Als milieubewuste vervoermaatschappij schenkt De Lijn de nodige aandacht aan het voorkomen van geluidshinder, luchtvervuiling en energieverspilling. 

De chauffeurs worden op volgende wijzen gesensibiliseerd rond deze problematiek:

• de inbreuk “draaiende motor” krijgt bijzondere aandacht tijdens de rijschoolopleiding
• vanuit de centrale diensten worden hierover regelmatig berichten verspreid ten behoeve van de chauffeurs, zowel deze van De Lijn als deze van exploitanten. Deze berichten brengen de bovenvermelde bepaling in herinnering.
• ook via interne berichten worden de chauffeurs erop gewezen hun motor niet onnodig te laten draaien.
• de inbreuk is ook opgenomen in het boetesysteem dat van toepassing is in het bestek van de exploitanten.

Ingediend onder in het parlement, schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Schriftelijke vraag over stationair draaiende lijnbussen

Schriftelijke vraag over fietsmodules in West-Vlaanderen

Ingediend op november 13th, 2008 door bartcaron

Schriftelijke vraag van de heer Bart Caron tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen over de afgesloten fietsmodules in West-Vlaanderen.

In de mobiliteitsbrief voor een duurzaam lokaal mobiliteitsbeleid uitgave september 2008, kunnen we lezen dat er in Vlaanderen sinds 2000 220 fietsmodules (modules 12 en 13 van het mobiliteitsconvenant) werden afgesloten.

Graag daarom volgende vragen:

  1. Hoeveel fietsmodules zijn er afgesloten in West-Vlaanderen sinds 2000?
  2. Kan ik overzicht van de verschillende goedgekeurd fietsmodules krijgen met daarbij het subsidiebedrag en het jaar van goedkeuren?
  3. Welke projecten zijn in uitvoering, welke zijn al gerealiseerd en welke moeten nog volledig opgestart worden?
  4. Is de stijgende aandacht voor een lokaal fietsbeleid – ook vanuit de Vlaamse overheid – zichtbaar in een het aantal aanvragen vanuit gemeenten uit de provincie West-Vlaanderen voor modules 12 en 13?

Antwoord:

1-2. In de provincie West-Vlaanderen werden sinds 2000 43 modules 13 afgesloten en 1 module 12.

3.

Gemeente

Gewestwegnummer Vastgelegd subsidiebedrag  (euro) Vastleggingsdatum
MODULE 12      
GEREALISEERD      
Kortemark N35 1.233.805,14 19/12/2003
       
MODULE 13      
GEREALISEERD      
Brugge N376 800.000,00 23/12/2002
Brugge N376 1.199.399,79 14/12/2004
Brugge N34i 100.008,05 22/12/2004
Koksijde N396    
Koksijde N8    
Koksijde N330    
Koksijde N396 849.323,20 6/12/2004
Oostende R31 254.799,69 19/12/2003
Oostende R31 174.049,39 19/12/2003
Oostende R31 217.561,71 19/12/2003
Oostende N34 467.764,70 6/12/2004
Oostende N340 1.741.180,11 21/12/2005
Wingene N327a 173.987,79 21/12/2005
Wingene / Zwevezele N370 1.619.710,94 19/12/2003
Zuienkerke N326 364.212,34 18/08/2005
       
IN UITVOERING      
Brugge R30 1.065.700,00 21/12/2005
Menen N8 1.774.000,00 22/12/2004
Middelkerke N325 444.415,32 12/11/2002
Oostende N358 1.401.042,06 2/08/2006
Wervik N8 3.699.000,00 22/12/2004

VOORBEREIDING UITVOERING (o.a. onteigeningen)

     
Beernem N337 1.420.670,82 4/02/2005
Brugge N9 1.074.418,50 17/12/2004
Brugge N337 500.546,89 22/12/2004
Dentergem en Zulte N459 782.616,31 21/12/2006
Diksmuide N35 793.456,49 17/01/2006
Diksmuide N364 482.671,24 17/01/2006
Diksmuide N364 1.799.021,38 17/01/2006
Gistel N358 1.581.373,20 18/08/2005
Gistel N33 755.042,49 24/01/2007
Izegem N36 383.516,76 7/11/2003
Koksijde N34 1.706.127,18 24/08/2005
Nieuwpoort N34 593.046,45 3/04/2007
Oudenburg N358 873.544,70 9/11/2005
Zuienkerke N9 721.109,60 20/12/2004
       
PLANFASE      
Beernem N368 697.273,63 5/12/2006
De Panne N35 514.128,65 7/08/2006
Dentergem N305 482.834,56  19/12/2007
Heuvelland N331 2.467.562,93  19/12/2007
Koksijde N35 543.314,22 7/08/2006
Meulebeke N305 1.250.934,30  20/12/2007
Oostkamp N368 2.042.915,60 5/12/2006
Oostrozebeke N305 833.752,66  19/12/2007
Veurne N35 1.052.659,49 7/08/2006

3. Aanvragen vanuit de gemeenten worden in West Vlaanderen niet apart geregistreerd. De gegevens over het aantal conform verklaarde startnota’s, per jaar, geeft wel een accuraat beeld. Hieruit blijkt niet onmiddellijk een grote stijging van de belangstelling vanuit de gemeenten, hoewel de trend wel positief is. De recentere projecten hebben ook een grotere omvang.

  2002 2003 2004 2005 2006 2007 inschatting 2008
         1 4 14 11 6 9 10
Ingediend onder in het parlement, schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Schriftelijke vraag over fietsmodules in West-Vlaanderen

schriftelijke vraag over korte afstandsvluchten

Ingediend op november 13th, 2008 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur betreffende vluchten tussen Oostende en Brussel nationale luchthaven.

Onlangs kwam het volgende verhaal me ter ore. Iemand is onlangs naar Mallorca gereisd. De zondag vloog hij van Mallorca naar Oostende. Oorspronkelijk had hij geboekt van Mallorca naar Brussel, maar toen hij te weten kwam dat het vliegtuig eerst in Oostende landde, was zijn keuze snel gemaakt. Hij vroeg zich echter af hoe de anderen dan in Brussel terecht kwamen en blijkbaar vloog het vliegtuig vanuit Oostende verder naar Brussel.
Blijkbaar geven bepaalde tour operators de kans om in Oostende te boeken, en als dit  niet vol geraakt vliegen ze nog eens door naar Brussel. Zulke korte vluchten lijken me ecologisch toch niet verantwoord.

Daarom had ik toch volgende vragen aan de minister:
1. Klopt het dat er vluchten plaats vinden tussen Oostende en Brussel nationale luchthaven?
2. Worden er maatregelen genomen om deze korte vluchten te verbieden of toch in zeer sterke mate te ontraden?

Antwoord:

1. Ja, er gebeuren passagiersvluchten.  In 2007: ongeveer 80 vliegbewegingen.In het zomerseizoen 2008 (periode april tot oktober)

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor schriftelijke vraag over korte afstandsvluchten

Stand van zaken van de Leiewerken en het Rivierherstel

Ingediend op november 13th, 2008 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur over de stand van zaken van de Leiewerken en Rivierherstel.

De groene Leievallei ligt me nauw aan het hart. Graag willen wij deze groene long in het Zuiden van West-Vlaanderen bewaren. Omdat we over dit dossier al een tijdje niks meer horen wil graag enkele vragen aan de minister stellen:

1. Hoe ziet de planning van de Leiewerken en het Rivierherstel eruit? Is hier een fasering voor? Zo ja, de welke?
2. Wanneer komen de Leiemeersen in Marke aan bod?

Antwoord:

1. Indien met de Leiewerken de huidige werken in de doortocht van de Leie in Kortrijk worden bedoeld, kan daarover worden meegedeeld dat verwacht wordt dat de vaarweg in eind 2010 uit oogpunt van de scheepvaart af zal zijn.

Het project Seine–Schelde omvat in Vlaanderen, voor wat het binnenvaartluik betreft, de verbetering van de bevaarbaarheid van de waterwegen tussen Gent en Wervik, meer bepaald via het Noordervak van de Ringvaart om Gent, het kanaal Gent–Brugge tussen de Ringvaart om Gent en Schipdonk, het Afleidingskanaal van de Leie tussen Schipdonk en Deinze en de Leie tussen Deinze en Wervik. Tussen Deinze en Wervik zullen dus ook “Leiewerken” worden uitgevoerd. Volgens de huidige planning zouden deze werken op de Leie worden uitgevoerd in de periode 2010-2016.

Wat het onderdeel rivierherstel Leie betreft, leggen de betrokken administraties (Agentschap Waterwegen en Zeekanaal NV, Agentschap voor Natuur en Bos en Vlaamse Landmaatschappij) een laatste hand aan een voorstel van beslissing van de Vlaamse regering. In de nota voor de Vlaamse regering is een fasering van de werken opgenomen. Ik verwacht het voorstel van beslissing in de loop van dit najaar.
Het luik rivierherstel Leie binnen het project Seine–Schelde wordt uitgevoerd in de periode 2008-2027, waarbij wordt gefocust op de mijlpalen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Dat betekent in de periode tot 2015 het bouwen van natuurvriendelijke oevers, vispassages en verbindingsconstructies met de oude meanders, in de daaropvolgende periode tot 2021 het baggeren van de oude meanders, en verspreid over de periode 2009 – 2027 het opengraven van opgevulde meanders en allerhande inrichtingsprojecten in de vallei.

2. De werken van rivierherstel ter hoogte van Marke zijn gepland in de periode 2015-2016. Een precieze timing van de werken is in voorbereiding en zal worden vertaald in een meerjarenprogramma. Duit uitvoering ervan is uiteraard afhankelijk van de budgettaire middelen die hiervoor dan ter beschikking zullen worden gesteld.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Stand van zaken van de Leiewerken en het Rivierherstel

Schriftelijke vraag over De Lijn in de stad

Ingediend op oktober 30th, 2008 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van mobiliteit:

In sommige steden wordt De Lijn vaak nog stiefmoederlijk behandeld en wordt er weinig aandacht besteed aan het promoten van het openbaar vervoer. Terwijl andere steden volop de kaart van het openbaar vervoer getrokken hebben. De vraag rijst in welke mate dit op het terrein wordt vertaald.

1. Wat is het aantal reizigers per jaar in elke centrumstad?

2. Wat is hierin het aandeel reizigers met een abonnement?

3. In welke steden worden nachtbussen voorzien? En op welke manier wordt dit georganiseerd?

4. In welke mate wordt gebruik gemaakt van deze nachtbussen?

Antwoord:

1. De telling van reizigers bij De Lijn gebeurt op basis van de individuele lijnen. Per lijn worden statistieken bijgehouden, op basis van geregistreerde ontwaardingen. Door samenvoegingen van lijnen kunnen reizigersaantallen per entiteit, en voor de gehele VVM worden berekend.
Heel wat lijnen van de VVM lopen over meerdere gemeenten. Zo ook voor centrumsteden: een aantal lijnen zijn stadslijnen die enkel in de stad zelf lopen, echter heel wat lijnen zijn verbin-dingen tussen de stad en de omliggende gemeenten.

Het is momenteel niet mogelijk om automatische rapporteringen te genereren inzake reizigers-aantallen per zone of regio. Deze zijn nodig om correcte cijfers te kunnen weergeven per gemeente, zoals bvb. voor centrumsteden.

Indien voor bepaalde doeleinden, zoals het evalueren van het bestaande netwerk, cijfergegevens nodig zijn, worden deze gemeten via manuele tellingen op de voertuigen. Op basis van deze informatie kunnen dan conclusies worden getrokken.

Momenteel is het dan ook niet mogelijk om een actueel beeld van reizigersaantallen voor de verschillende centrumsteden te communiceren.

Daarnaast is het zo dat De Lijn de verplaatsingen met abonnementen niet eenduidig aan een gemeente of stad kunnen worden toegewezen. De Lijn reikt immers enkel netabonnementen uit en geen abonnementen voor een specifiek traject of stad. Gevolg is dat de verplaatsingen van deze reizigers niet eenduidig kunnen worden toegewezen aan een gemeente of stad.

2. Om dezelfde redenen als bij vraag 1 is het niet mogelijk om per centrumstad een accuraat antwoord te geven.

Voor Vlaanderen bedraagt het aandeel van ritten gemaakt met een abonnement 77,5%. 

3. Nachtbussen (of extra avondlijnen) worden aangeboden in volgende centrumsteden:
o Antwerpen
o Gent
o Brugge
o Oostende
o Roeselare
o Leuven

Antwerpen
Het gaat hier om een netwerk dat alleen tijdens weekendnachten wordt geëxploiteerd. Voor elke lijn worden 2 ritten per nacht voorzien:

N2 Hoboken – Wilrijk
N14 Mortsel – Boechout
N24 Wommelgem – Wijnegem
N29 Hemiksem – Boom – Aartselaar
N32 Edegem – Hove – Lint
N62 Deurne – Schoten
N65 Kapellen – Putte
N77 Stabroek – Zandvliet
N86 Linkeroever – Zwijndrecht

Gent
De zes gratis nachtbussen rijden in het weekend (vrijdag- en zaterdagnacht) op trajecten van bestaande buslijnen en stoppen aan dezelfde halten als overdag. Het centrale opstappunt is de halte Gent Korenmarkt. Voor elke nachtbuslijn worden 5 ritten per nacht voorzien. De eerste rit vertrekt om 1.45 uur, de laatste om 4.45 uur.

NB1 Mariakerke
NB2 Gentbrugge
NB3 Wondelgem
NB4 Zwijnaarde
NB5 Oostakker
NB6 Sint-Denijs-Westrem

Brugge
Lijnen:
5100 Avondlijn Brugge Centrum
5090 Avondlijn Brugge West
5091 Avondlijn Brugge Noord
5092 Avondlijn Brugge Oost
5093 Avondlijn Brugge Zuid
5094 Avondlijn Oostkamp
5095 Avondlijn Dudzele-Lissewege
5096 Avondlijn Jabbeke
5097 Avondlijn Beernem
5098 Avondlijn Damme
5099 Avondlijn Zedelgem

Frequentie en amplitude:

Lijnnr Maandag tot donderdag + zondag Vrijdag + zaterdag
Frequentie Amplitude Frequentie Amplitude
5100 8 ritten H + T 21:27 – 0:40 11 ritten H + T 21:27 – 2:10
5090 3 ritten VAV 21:03 – 23:10 8 ritten VAV 21:03 – 2:10
5091 3 ritten VAV 21:10 – 23 15 8 ritten VAV 21 10 – 2:15
5092 3 ritten VAV 21:10 – 23 15 8 ritten VAV 21 10 – 2:15
5093 3 ritten VAV 21:10 – 23 15 8 ritten VAV 21 10 – 2:15
5094 3 ritten VAV 21:08 – 23:10 6 ritten VAV 21:08 – 2:10
5095 3 ritten VAV 21:08 – 23:10 6 ritten VAV 21:08 – 2:10
5096 3 ritten VAV 21:08 – 23:10 6 ritten VAV 21:08 – 2:10
5097 3 ritten VAV 21:08 – 23:10 6 ritten VAV 21:08 – 2:10
5098 3 ritten VAV 21:08 – 23:10 6 ritten VAV 21:08 – 2:10
5099 3 ritten VAV 21:08 – 23:10 6 ritten VAV 21:08 – 2:10
VAV is vraagafhankelijk – geen terugrit mogelijk

Oostende
In het project ‘Avondlijnen Oostende’ zitten 2 concepten vervat. De stadslijnen die in lus rijden en de streeklijnen met een vraagafhankelijk systeem. Voorzien wordt dat alle lijnen op elkaar aansluiten. Hiervoor is Oostende Marie-Joséplein als knooppunt geselecteerd. De gegarandeerde en efficiënte aansluitingen bevorderen de bereikbaarheid richting staduitwaarts.

Lijnen:
81 Avondlijn Centrum – Conterdam
85 Avondlijn Stene
86 Avondlijn Raversijde
87 Avondlijn Steense Dijk
89 Avondlijn Bredene
82 Avondlijn voorstad Oudenburg
83 Avondlijn voorstad Gistel
84 Avondlijn voorstad Middelkerke

Roeselare
Er zijn in Roeselare 2 avondlijnen: 5712 Avondlijn Noord en 5756 Avondlijn Zuid.

Frequentie en amplitude:

Lijnnr op vrijdag, zaterdag, zondag en feestdagen
Frequentie Amplitude
5712 60’-frequentie
3 ritten 21:06 – 23:17
5756 60’-frequentie
3 ritten 21:12 – 23:23

Leuven
In Leuven bestaat het aanbod bestaat uit 12 lijnen die de reisweg van de reguliere lijnen volgen en die beperkt zijn tot een straal van ca. 10 km rondom Leuven.

De nachtlijnen vertrekken op vrijdag en zaterdag om 23u00, 00u00, 01u00 en 02u00 vanuit het centrum van Leuven naar de omliggende gemeenten. Elke rit vanuit Leuven heeft ook een terugrit vanuit de omliggende gemeenten naar Leuven.
Huidig aanbod nachtvervoer:
• Lijn 2 Leuven – Kortijk-Dutsel
• Lijn 3 Leuven – Lubbeek
• Lijn 4 Leuven – Herent
• Lijn 5 Leuven – Vaalbeek
• Lijn 5 Leuven – Wijgmaal
• Lijn 8 Leuven – Bertem
• Lijn 8 Leuven – Bierbeek
• Lijn 316 Leuven – Leefdaal
• Lijn 335 Leuven – Wezemaal
• Lijn 337 Leuven – Sint-Joris-Weert
• Lijn 358 Leuven – Kortenberg
• Lijn 370 Leuven – Linden – Lubbeek

Door het succes van het huidig nachtvervoer en de sterke vraag naar uitbreiding, zal De Lijn Vlaams-Brabant begin 2009 het nachtelijk aanbod uitbreiden met enerzijds bijkomende lijnen en anderzijds een uitbreiding van het traject van een aantal bestaande nachtlijnen.

4. Antwerpen
In 2007 werden 26.424 reizigers vervoerd via het nachtnet.

Gent

Lijn Totaal aantal reizigers
NB1 9.416
NB2 5.970
NB3 5.618
NB4 6.786
NB5 5.208
NB6 9.586
Totaal 2007 42.584

Brugge
Beschikbare resultaten:
5094 Oostkamp aantal reizigers: 9.316
5095 Dudzele aantal reizigers: 4.322
5096 Jabbeke aantal reizigers: 6.684
5097 Beernem aantal reizigers: 6.948
5098 Damme aantal reizigers: 2.604
5099 Zedelgem aantal reizigers: 9.014

Oostende
Voor dit project zijn nog geen resultaten beschikbaar

Roeselare
5712 aantal reizigers: 697
5756 aantal reizigers: 787

Leuven

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal reizigers op jaarbasis opgedeeld per lijn van en naar Leuven. Daarnaast wordt het aantal reizigers per weekend weergeven.

Nachtlijnen Aantal reizigers
(juni 2006-mei 2007) Aantal reizigers per weekend (juni 2006-mei 2007)
2   Leuven – Kortrijk-Dutsel 8.631 166
3   Leuven – Lubbeek 8.850 170
4   Leuven – Herent 4.790 92
5   Leuven – Vaalbeek 4.795 92
5   Leuven – Wijgmaal 7.540 145
8   Leuven – Bertem 7.262 140
8   Leuven – Bierbeek 9.259 178
316 Leuven – Leefdaal 6.089 117
335 Leuven – Wezemaal 8.090 156
337 Leuven – Sint-Joris-Weert 9.817 189
370 Leuven – Linden – Lubbeek 5.780 111
358 Leuven – Kortenberg 10.588 204
Totaal 91.491 1.760

 

Ingediend onder in het parlement, schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Schriftelijke vraag over De Lijn in de stad

Schriftelijke vraag over de snelheidsbeperkingen in Kortrijk

Ingediend op oktober 29th, 2008 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van mobiliteit:

Momenteel is er een wirwar aan verkeersborden in Kortrijk. Op deze manier is het niet altijd mogelijk te weten wat de maximale snelheid is. Op de meeste gewestwegen mag men 70km per uur rijden, ter-wijl op de stadswegen de snelheid beperkt is tot 50km per uur. Dit leidt tot gevaarlijke en onduidelijke situaties.

1. Zijn er plannen voor de invoering van een snelheidsbeperking van 50km per uur op alle gewest-wegen binnen de ring rond Kortrijk (R8)?

2. Wordt er gedacht aan een algemene regeling voor alle wegen, zowel de gewestwegen als de stadswegen, binnen de ring rond Kortrijk (R8)?

3. Waarom worden er bij de uitritten op de R8 die stadsinwaarts gaan en op de invalswegen naar de stad niet systematisch opvallende markeringsborden geplaatst, zoals bijvoorbeeld aan de grens-overgangen, waarop duidelijk staat dat binnen deze zone maximum 50km per uur gereden mag worden?

Antwoord:

Voor alle wegen binnen de ring (R8) te Kortrijk een snelheidsbeperking van 50 km/u invoeren en aangepaste markeringsborden bij de overgang voorzien, zou inderdaad de eenduidigheid en leesbaarheid kunnen ten goede komen. Maar een snelheidsregime moet ook aan andere elementen getoetst worden zoals ondermeer de omgeving, het wegbeeld, het ruimtelijk kader, de afdwingbaarheid, …

Daarbij, zoals terecht door U gesteld wordt, is er in Vlaanderen reeds een wirwar aan verkeers-borden. Er dient dan ook omzichtig omgesprongen te worden met het bijplaatsen ervan.
Bij een eerste nazicht, tot op een plaatselijke 300 meter aan de overgang na, is binnen de R8 reeds voor alle gewestwegen een snelheidsregime van 50 km/u van toepassing. Echter de R8 is niet overal een harde grens tussen woonzone en open zone. Zowel stadin-, als staduitwaarts komen in sommige gevallen woonlinten voor, waardoor een snelheidsregime van 50 km/u aan beide zijden aangewezen is.

2. Het mobiliteitsplan van de stad Kortrijk ten slotte bevat spijtig genoeg momenteel geen snelheidsplan waarin de gewenste snelheden vertaald zijn. Ook bij de evaluatie van het mobili-teitsplan is dit niet als actie opgenomen.

Wij zullen echter uw voorstel indachtig zijn bij de verdere projectrealisaties en dit tevens overmaken aan het stadsbestuur.

 

Ingediend onder in het parlement, schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Schriftelijke vraag over de snelheidsbeperkingen in Kortrijk

heraanleg N453 Kerkhove

Ingediend op juni 5th, 2008 door bartcaron

Schriftelijke vraag van de heer Bart Caron, Vlaams volksvertegenwoordiger aan mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur betreffende werken aan de Oudenaardsesteenweg in Avelgem.

Eind vorig jaar stelde ik u reeds een vraag over de heraanleg van de Oudenaardsesteenweg (N8) in Avelgem. Waarbij ik gevraagd heb of er ook werken gepland waren voor de rotonde in Kerkhove. Toen hebt u mij laten weten dat deze werken inderdaad gepland waren.

Ondertussen heb ik begrepen dat er in de maand februari een meting is uitgevoerd ter voorbereiding van verdere werken voorbij de rotonde in Kerkhove richting Elsegem (Oudenaarde – N453).
Daarom heb ik volgende vragen voor de minister:

1. Wat is het resultaat van deze meting?
2. Wat is het budget om deze werken uit te voeren?
3. Wat is de timing van de werken?

Antwoord Minister Crevits:

1. In februari werden er volgens mijn administratie geen metingen uitgevoerd voorbij de rotonde in Kerkhove richting Elsegem. Vermoedelijk wordt verwezen naar terrein-opmetingen door het agentschap Wegen en Verkeer voor het bepalen van de aard en de oppervlakte van de op te breken verhardingen met het oog op het opmaken van een bestek.

2. Er is een budget van 500.000 euro voorzien om de werken uit te voeren.

3. De werken zijn voorzien op het programma 2009. Dit houdt in dat ze vermoedelijk in het 4de kwartaal van 2009, eventueel in het 1ste kwartaal van 2010 zullen aangevat worden.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor heraanleg N453 Kerkhove

boek

Klik hier om het boek te downloaden


'Vanop de Frontlijn, Reflecties op het Vlaamse Cultuurbeleid' - Bart Caron en Guy Redig, Uitgeverij Vrijdag, april 2019




Bart Caron met contrabas (foto: Viviane Decock)

 

Nieuws

Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen) stopt met actieve politiek

We moeten af van ‘middeleeuwse’ overdracht van jachtrechten

Alternatieven voor dierproeven

Het ‘kleine’ parlementaire werk. Recente voorbeelden: Geluidshinder kusttram – Hakhoutbeheer – Restauratiepremies Onroerend Erfgoed – Beschermde landschappen

Ketnet wil zender voor allerkleinsten, “Legitieme vraag en begrijpelijke ambitie”

Gereglementeerde boekenprijs unaniem goedgekeurd door Vlaams parlement

Wat liep er fout met de bescherming Villa Slabbinck? (Brugge)

Groen verwelkomt Bellegemse windmolens, maar vraagt ‘windplan’ voor regio Kortrijk

Groen wil geen sloop hoekhuis Kasteelkaai-Belfaststraat.
Hoog tijd voor een Kortrijkse visie op erfgoed!

Woede van boeren terecht, maar alleen ander landbouwmodel geeft boeren een zekere toekomst.

Provinciebestuur W-Vl verliest vele (culturele) instellingen

Bart Caron : “Overdracht cultuurbevoegdheden provincies is een wangedrocht !”

Leve Mest-Vlaanderen

Nog geen bescherming poldergraslanden

Nog redders aan de kust?

Brugge weert plooifiets uit overheidsgebouwen

De Leie of het Kanaal naar Roeselare: Groen wil meer binnenvaart

Kortrijk Airport, milieuvergunning aangepast?

Wanneer faire prijzen voor landbouwproducten?

Kortrijk heeft de bus gemist

Burgerkabinet ontslaat Gatz niet van plicht om al bestaande inspraak te versterken

Steeds meer monumenten wachten op broodnodig onderhoud. Ondertussen verkrotten ze

Freya Piryns voorgedragen als vertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de VRT

Regering krimpt beloofde natuurgebieden langs de Leie sterk in

Bruggen in Kortrijk, werkende verlichting op de fietspaden is een brug te ver…

LAR-zuid, woordbreuk van de stadscoalitie

Informatie, diverse sporten en cultuur moeten prioriteit VRT blijven

‘Gemeenteraad is wachtzaal voor wie schepenambt wil’

Persmededeling: Groen maakt werk van versterking West-Vlaamse open ruimte.

Persbericht: 5 Groene werven voor een impuls in West-Vlaanderen.