bartcaron.be

Oud Raversijde

Ingediend op mei 24th, 2007 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan Dhr Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening over de plannen met wijk Oud Raversijde te Oostende

Reeds enkele jaren zouden er plannen bestaan om de wijk (Oud Raversijde) in te kleuren als woonzone en niet meer als luchthavengebied. Dit blijkt echter nog steeds niet gebeurd te zijn en de bewoners vragen zich dan ook af of dit er nog ooit van komt.

In deze woonwijk Oud Raversijde (schoolstraat – waar het vroegere schooltje gestaan heeft) ligt er ook nog een braakliggend stuk grond van de luchthaven. Nu is de luchthaven van plan dit stuk grond af te zetten met draad en daarop een loods te bouwen voor het bergen van sneeuwruimers enz.
 
Buurtbewoners zijn hiervan tegenstander en zouden op dit stukje grond graag een buurtpleintje hebben. Volgens deze buurtbewoners zou ook de burgemeester van Oostende achter hun plannen staan.

Daarom meneer de minster wil ik u graag volgende vragen stellen:

1. Zijn er plannen om de wijk Oud Raversijde in te kleuren als woongebied? Zo ja, wat is de voorzien termijn om dit te doen?

2. Welke bestemming zal het braakliggend stuk grond op luchthaven krijgen? Wie is er verantwoordelijk voor een eventuele bestemmingswijziging (van luchthaven naar recreatie of speelplein)?


Antwoord van minster Van Mechelen op 24 mei 2007

1. In het kader van het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied Oostende werd de problematiek van de zonevreemde woningen in het luchthavengebied aangehaald. In het eindrapport van de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende (maart 2003) is het zoeken naar een oplossing voor deze woningen als een actie naar voor geschoven. In het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het regionaalstedelijk gebied Oostende, dat momenteel in opmaak is, is geopteerd om de op vandaag reeds bebouwde percelen te herbestemmen naar woongebied om de aanwezige woningen de nodige stedenbouwkundige mogelijkheden te geven. Verder werd geopteerd om geen mogelijkheden tot het creëren van bijkomende woongelegenheden te voorzien.

2. Aangezien werd geopteerd om enkel voor de op vandaag reeds bebouwde percelen een herbestemming door te voeren, werden geen braakliggende percelen mee in de herbestemming opgenomen.

Een eventuele bestemmingswijziging van zone voor luchthaven naar een andere bestemming, zal in nauw overleg dienen te gebeuren met de luchtvaartautoriteiten en het bevoegde ministerie.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Oud Raversijde

Aantal beschermde monumenten in het jaar 2006.

Ingediend op mei 18th, 2007 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening over het aantal beschermde monumenten in het jaar 2006.

Geachte heer minister, ik ben bezorgd om onze architecturale geschiedenis. Daarom stelde ik u vorig jaar reeds een gelijkaardige vraag zoals deze nu. Toen kreeg ik van u een uitgebreid antwoord op mijn vraag naar het aantal beschermde monumenten in 2005. Om onze architectuur te vrijwaren van volledige verdwijning bestaat er een procedure om ‘oude’ monumenten en landschappen te beschermen.

Om deze vraag op te stellen ben ik ook nog eens gaan grasduinen in uw beleidsnota en heb er uw beleidsbrief van dit parlementaire jaar nog eens op nagelezen.

In uw beleidsnota vind ik onder uitgangspunt 2 het volgende terug:
”Het behouden van de erfgoedwaarden door deze te beschermen blijft een beleidsoptie. Het instrumentarium waarmee erfgoed beschermd wordt is echter aan evaluatie toe.  Eerder dan belemmerende erfdienstbaarheden op te leggen vanuit een absoluut gestelde erfgoedwaarde, zal elke potentiële erfgoedbescherming de overweging moeten maken welke erfgoedkenmerken belangrijk genoeg worden geacht om ook materieel mee te nemen naar de volgende generaties, gelet op hun brede maatschappelijke ontwikkelingspotenties. Eventueel materieel verlies van erfgoedkenmerken kan opgevangen worden door studie en archivering, waarbij uiteraard het Charter van Venetië de leidraad blijft. Beschermingsdoelstellingen zullen dan ook veel explicieter moeten geformuleerd worden en dienen meer oog te hebben voor het beheer.
In sommige gevallen is beschermen niet nodig of wenselijk. De inventaris geeft het globale erfgoedbestand weer. Het kan als een eerste vorm van vrijwaring van de erfgoedwaarden worden beschouwd, in onrechtstreekse en papieren vorm. De inventarisgegevens vormen een waardevolle basis voor objectieve adviesverlening met een erfgoedtoets en zorgen op hun manier rechtstreeks voor instandhouding. Erfgoed dat uiteindelijk niet expliciet een beschermingsstatuut krijgt, vergt een eigen soort aandacht.

Enige begeleiding bij de omgang met niet-beschermd erfgoed is niet onbelangrijk en hoeft ook niet problematisch te zijn. Een vakgroep niet-beschermd erfgoed zou zich kunnen buigen over dergelijke vormen van onrechtstreeks beheer.
Wanneer er alsnog wordt overgegaan tot bescherming, dient de draagwijdte van de bescherming weloverwogen te zijn. In sommige gevallen zal een algemene en bindende bescherming noodzakelijk blijven, in andere gevallen zal een grotere soepelheid aan de dag worden gelegd. De komende jaren zal er werk gemaakt worden van graduele en specifieke beschermingsregels die de belangrijkste erfgoedwaarden vrijwaren, maar die een gepaste hedendaagse herbestemming niet in de weg staan.
Het staat buiten kijf dat de topmonumenten van Vlaanderen onder een maximale bescherming zullen blijven staan. Hier wordt expliciet gesteld dat bepaalde erfgoedwaarden absoluut zijn, m.a.w. dat bepaalde aspecten kost wat kost moeten worden bewaard. Beschermen kan daarin erg letterlijk worden genomen: het waken over erfgoedaspecten die een moeilijk alternatief vormen voor moderne oplossingen. Omdat dit taxerend werkt, dient echter aan de hand van strenge criteria te worden geredeneerd.

Aangezien heel wat van ons erfgoed beschermd is, is het van belang het bestaande bestand te toetsen. Reeds bestaande beschermingen moeten kunnen worden heroverwogen en/of genuanceerd. Vooral bij de aantasting van de intrinsieke waarde en als nieuwe kansen zich aanbieden voor een kwaliteitsvolle ontwikkeling moet de bescherming opnieuw geëvalueerd kunnen worden, of eventueel zelfs opgeheven.

In uw beleidsbrief 2006-2007 lees ik op pagina 58 bij doelstelling in hoofdstuk 3,
van het Luik 2: Onroerend Erfgoed – het volgende:

Zoals ik al in mijn beleidsnota heb aangegeven, blijft beschermen een belangrijk aspect van het Vlaamse onroerend-erfgoedbeleid, maar enkel mits selectie op evenwaardige basis, aan de hand van duidelijke criteria en mits inachtneming van voldoende flexibiliteit. Daarom vormt een thematischtypologische benadering het uitgangspunt bij het te voeren beschermingsbeleid. Deze aanpak garandeert een gelijkwaardige behandeling van gelijkaardige onroerend-erfgoedvormen binnen een objectief, duidelijk en transparant kader.
De beschikbaarheid van een inventaris is van wezenlijk belang voor de realisatie van eender welk beschermingsbeleid. Gedurende deze legislatuur blijf ik daarom alvast de nadruk leggen op de afwerking van de geografische inventaris. Tegelijkertijd moet worden nagedacht over nieuwe instrumenten die complementair kunnen zijn met de klassieke bescherming. Het is bovendien duidelijk dat ook lokale en provinciale overheden op hun manier een rol kunnen spelen inzake behoud en bescherming wanneer ze voldoende gestimuleerd en ondersteund worden.

Dit kwalitatieve beschermingsbeleid kan bovendien niet losgekoppeld worden van een geoptimaliseerd beheersbeleid. Een gepast courant gebruik geeft zonder twijfel de beste garantie voor het behoud op lange termijn, zowel voor het erfgoed op zich als voor de uitstraling ervan op de ruime omgeving. Daarom wil ik het pro-actieve karakter van onderhoud eens te meer stimuleren en benadrukken.

Daarom meneer de minister wil ik u volgende vragen:

1. Hoeveel monumenten en landschappen hebt u definitief beschermd in de periode 1 januari 2005 tot 31 december 2005? Zijn er markante verschillen met de jaren voordien?

2. Hoeveel monumenten en landschappen hebt u voorlopig beschermd in de periode 1 januari 2005 tot 31 december 2005?

3. Als er grote verschillen zijn tussen 2005 en de jaren voordien, welke zijn hiervoor de motieven?

4. Hoe meent u waardevol onroerend erfgoed dat nu nog niet beschermd is in de toekomst te beschermen? Welke instrumenten zal u hiervoor inzetten?


Antwoord van minister Van Mechelen

1. Tot en met 3.
In 2006 werden 86 monumenten, 2 stadsgezichten 10 dorpsgezichten, 3 landschappen en 1 archeologisch monument voorlopig beschermd. Naast deze traditionele beschermingen werd voor het eerst ook een schip (de “Crangon”) voorlopig beschermd als “varend erfgoed”, en werden de eerste 5 ankerplaatsen aangeduid, als eerste stap in het afbakenen van erfgoedlandschappen. Bovenop de voorlopige beschermingen werden in 2006 86 monumenten, 4 stads- of dorpsgezichten en 1 landschap definitief beschermd. Voor de vergelijking van deze cijfers tot de voorgaande jaren, verwijs ik naar mijn antwoord op schriftelijke vraag 79 van 25 januari 2006. De verschillen met de vorige jaren zijn meer bepaald te wijten aan de heroriëntatie van het beschermingsbeleid en de toepassing van nieuw beschermingsinstrumentarium. Na een noodzakelijke implementatieperiode neemt het aantal beschermingen in elk geval opnieuw toe, en deze trend lijkt zich nu al te bevestigen voor 2007. Dit was overigens ook mijn prognose naar aanleiding van de bespreking van mijn laatste beleidsbrief in de commissie Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed. Met een instrument als “erfgoedlandschappen” worden overigens virtueel veel meer beschermd dan via het klassieke beschermingsinstrumentarium. Er zijn weliswaar “slechts” vijf ankerplaatsen aangeduid, maar deze staan bijvoorbeeld voor 85 items uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed, 10 archeologische vindplaatsen uit de Centrale Archeologische Inventaris (CAI), en dan wordt het landschappelijke erfgoed nog buiten beschouwing gelaten. Het schaalverschil tussen een beschermd monument en een ankerplaats maakt dat de 108 beschermde entiteiten feitelijk slaan op minstens dubbel zoveel virtueel beschermde ergoeditems.

4. De krachtlijnen van mijn beschermingsbeleid zijn uitvoerig toegelicht in mijn beleidsnota en opeenvolgende beleidsbrieven, worden gedeeltelijk
hernomen in het antwoord op de reeds vermelde vraag 79, en beperken zich dus niet tot de passages die zijn aangehaald in de aanhef van de huidige vraag. Inzake beheers- en financieringsinitiatieven verwijs ik eveneens naar mijn beleidsbrief, en voor wat betreft het restauratie- en onderhoudspremiebeleid in het bijzonder ook naar mijn antwoord op recente uw vraag om uitleg ter zake. De krachtlijnen van al deze documenten blijven onverminderd gehandhaafd.
Voor een actuele stand van zaken met betrekking tot het thematisch-typologische beschermingsbeleid en de inventarisatie, verwijs ik naar mijn antwoord op schriftelijke vraag 72 van 18 februari 2007. In 2007 zijn we wat deze aspecten betreft volop op kruissnelheid aan het komen.
Los van de klassieke beschermingen zet ik daarnaast in op het nieuwe beschermingsinstrumentarium. Na de eerste (proef)bescherming van varend erfgoed verwacht ik dit jaar verschillende nieuwe dossiers, parallel met de vorderende thema-inventaris. Het is de bedoeling dat de beschermingsdossiers varend erfgoed meer bepaald inzake beheersplanning voorbeelden worden voor de klassieke monumentendossiers. Daar wordt nu volop aan gewerkt.
Vanuit mijn bekommernis om de afstemming tussen de beleidsvelden onroerend erfgoed en ruimtelijke ordening, begrijpt u ongetwijfeld dat ik veel verwacht van de erfgoedlandschappen. De aanduiding van de eerste ankerplaatsen was een waardevolle leerschool voor het ontwikkelen van goede dossierstandaarden. Op basis van de opgedane ervaring kunnen nu aan een versneld tempo nieuwe dossiers worden opgemaakt. Mijn administratie rekent op 10 à 15 nieuw aangeduide ankerplaatsen per jaar. Gelet op hoger vermelde cijfers, zal dit een exponentiële aangroei betekenen van het aantal virtueel beschermde erfgoeditems. De cruciale tweede stap zal evenwel zijn om de eerste aangeduide ankerplaatsen effectief om te zetten in erfgoedlandschappen. Dat zal de ultieme test worden voor de rekbaarheid van ons planningsinstrumentarium en de samenwerkingsmogelijkheden met provincies en gemeenten. Als het experiment werkt, ligt de weg open om het principe van de erfgoedlandschappen – dat in theorie toch neerkomt op geïntegreerde en integrale erfgoedzorg – uit te breiden naar stedelijk gebied.

Ik ben er trouwens van overtuigd dat de integratie van de administraties ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed in het departement Ruimtelijke Ordening Woonbeleid en Onroerend erfgoed (RWO) garant voor nog meer succesvolle synergieën (ik verwijs hierbij ook naar mijn antwoord op uw vraag om uitleg inzake Beter Bestuurlijk Beleid). Naar aanleiding van de reeds vermelde toelichting van mijn beleidsbrief in de commissie Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed, heb ik bijvoorbeeld gesteld dat het mijn droom is om een link te creëren tussen het vergunningenbeleid – en meer bepaald de sloopvergunning – van ruimtelijke ordening, en de inventaris “Bouwen door de eeuwen heen”. Momenteel is deze inventaris een compleet vrijblijvend document. Met een link tussen beide komen er als het ware duizenden nieuwe beschermingen tot stand. Bedoeling is dat voor de sloop van een geïnventariseerd gebouw een advies moet komen van de administratie onroerend erfgoed.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Aantal beschermde monumenten in het jaar 2006.

Subsidies aan Kortrijkse ziekenhuizen

Ingediend op april 20th, 2007 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin over de subsidies aan Kortrijkse ziekenhuizen.

Door de goedkeuring van een aangepast Vlaams decreet in maart van vorig jaar kregen  dertien instellingen in de ouderenzorg en zeven ziekenhuizen in West-Vlaanderen groen licht om te starten met bouwwerken.

Het goedgekeurde decreet voorziet in een alternatieve financieringsmethode waarbij de betaling van de subsidies over meerdere jaren kan  gespreid worden. Rusthuizen en ziekenhuizen kunnen zo bouwen of verbouwen. Voor rusthuizen was er een wachttijd van zeven tot negen jaar tussen de subsidieaanvraag voor de bouw en de reële toezegging.

Door de nieuwe wetgeving konden 53 ouderenvoorzieningen en 24 ziekenhuizen in Vlaanderen sneller beginnen bouwen. In totaal was er ruimte gemaakt voor 713 miljoen euro aan bouwprojecten, waarvan de Vlaamse overheid 60 procent zou dragen.
Zo wordt er momenteel aan de rand van Kortrijk, op ’t Hoge, een nieuw ziekenhuis gebouwd die alle nu bestaande ziekenhuizen in de binnenstad moet vervangen. Evenwel werden er de voorbije jaren uit het VIPA middelen geïnvesteerd in aanpassing van deze bestaande ziekenhuizen. 

Daarom mevrouw de minister wil ik u volgende vragen stellen:

Hoeveel Vlaamse subsidies werden toegekend voor investeringen in Kortrijkse ziekenhuizen in de periode 1995 tot op heden? Graag een opsplitsing per ziekenhuis?

Welke subsidietoezeggingen zijn gedaan voor de komende jaren?

Antwoord van minister Vervotte
Vraag 1:
– Sint-Niklaaskliniek :
Er werden voor het laatst subsidies ten bedrage van 800 000 € toegekend voor bouwwerken in 1995.

– Maria’s Voorzienigheid :
Van 1995 tot op heden werden geen subsidies verleend voor bouwwerken.

– Sint-Maarten :
De laatste aanbesteding voor verbouwingswerken gebeurde in 1996.
Orde van grootte subsidies : 500.000 €

– O.L.V. Hospitaal :
De bouw dateert van de periode 1995-2000.
Orde van grootte subsidies : 9.100.000 €
Deze campus wordt niet verlaten.

Vraag 2.
– Stap 1 van de nieuwbouw AZ Groeninge (deelprojecten 1 en 2) omvat de aanzet van de bouw van een nieuw fusieziekenhuis.
De subsidie bedraagt 35.192.472,76 €

– Stap 2 omvat de deelprojecten 3, 4 en 5 en zou aansluitend worden uitgevoerd (periode 2008-2010). De toekenning van een principieel akkoord hiervoor wordt onderzocht.

– Stap 3 (sluitstuk – deelprojecten 6 en 7) werd nog niet voor subsidiëring ingediend.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Subsidies aan Kortrijkse ziekenhuizen

Knelpunten R8 te Kortrijk

Ingediend op april 16th, 2007 door bartcaron

Schriftelijk vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur over de onafgewerkte passages op de R8 rond Kortrijk

De R8 wordt na dertig jaar nog altijd gekenmerkt door een aantal voorlopige en onafgewerkte passages. Vervelend omdat het verkeer blijft toenemen.

E

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Knelpunten R8 te Kortrijk

Ad-nominatimsubsidies

Ingediend op maart 29th, 2007 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening,over de niet-indexering van ad-nominatimsubsidies.

Op 16 november 2006 stelde ik u reeds een schriftelijke vraag over de ad nominatim-wijze van subsidiëren van organisaties van kansengroepen.

Ik stelde u toen ondermeer de volgende vragen:
– hoeveel organisaties er door de Vlaamse overheid nog ad-nominatim, of op vergelijkbare wijze, gesubsidieerd worden en in welke sectoren ;
– hoeveel het totaal van middelen is dat naar deze subsidiëring gaat;
– hoeveel van deze organisaties geen indexering wegens inflatie en wegens anciënniteitverhogingen ontvangen;
– hoeveel het de Vlaamse overheid jaarlijks extra zou kosten om deze subsidie van deze organisaties toch te indexeren;
– hoeveel het de Vlaamse overheid extra zou kosten wanneer deze organisaties eenmalig de gederfde inkomsten retroactief, sinds de aanvang van hun subsidiëring, toch betaald zouden krijgen;
– en of de Vlaamse Regering plannen heeft voor deze indexering; zo ja, welke stappen de minister plant om dit structureel probleem voor deze organisaties te verhelpen en hoe hij tegenover het systeem van ad-nominatimsubsidiëring staat.

Op deze vragen kreeg ik een uitgebreid antwoord, maar voor bepaalde aspecten verwees de minister mij door naar de vakministers terzake.

Op mijn bovenvermelde eerste twee vragen kreeg ik specifiek volgende antwoorden:
– Het bepalen van het aantal organisaties dat vanuit de Vlaamse begroting via “projectmiddelen of ad-nominatimsubsidies quasi permanent gesubsidieerd worden” is een vraagstuk dat enkel door de betrokken functioneel bevoegde Vlaamse ministers en hun diensten kan worden beantwoord.
– Hetzelfde geldt voor het bepalen van het aantal organisaties waarvan de subsidie niet standaard wordt geïndexeerd. Echter kan elke minister, die van oordeel is dat een projectmatige subsidie dient verhoogd te worden met een index of andere kostenverhogingsmechanismen, dit via een herschikking van zijn eigen begroting steeds doen.

U stelde dat de aanpassing van de subsidiëring aan de gevolgen van de weddendrift ingevolge anciënniteitsopbouw momenteel enkel voor bij subsidieregelingen voorkomt die volledig reglementair onderbouwd zijn.

Omdat net bovenvermelde vragen 1 en 2 de essentie van mijn vraagstelling zijn en ik door u werd doorverwezen, heb ik dan ook zowel minister van Van Brempt als minister Vervotte een gelijkaardige vraag gesteld m.b.t. hun bevoegdheden.

Op mijn vraag hoeveel en welke ad-nominatimorganisaties een jaarlijkse indexering van de middelen genieten antwoordde mevrouw Van Brempt o.a. het volgende:
“Het betreft de subsidiebedragen ingeschreven op naam van de vzw’s Rosa, de Holebifederatie en de Nederlandstalige Vrouwenraad. Deze indexatie spruit voort uit de algemene regularisatie van DAC-projecten die de vorige regering doorvoerde. De drie voornoemde organisaties stelden een aantal van dergelijke DAC-ers te werk. Na de regularisatie kwamen deze mensen op de loonlijst van de organisaties zelf terecht en werden de loonkosten gecompenseerd via een verhoging van de ad nominatum subsidies vanuit Gelijke Kansen. Het is slechts dit beperkt aandeel in het totale subsidiebedrag dat jaarlijks wordt geïndexeerd”.

Het gaat hier dus om personeelsleden, nl. ex-DAC’ers.
Ze kaartte in het kader van de begrotingsopmaak 2007, het probleem van de niet-indexatie van de ad- nominatum gesubsidieerde organisaties aan. Uw kabinet beloofde toen deze anomalie overheen de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen te bestuderen en dit met het oog op een generieke, structurele oplossing voor de toekomst.

Minister Vervotte gaf een overzicht van alle geïndexeerde en niet-geïndexeerde subsidies.
Het is steeds problematisch om in de zachte sectoren een compensatie met eigen beleidsmiddelen te moeten doorvoeren omdat dat de beleidsmiddelen van het Vlaamse Welzijnsbeleid, Cultuurbeleid of Gelijke-kansenbeleid stapsgewijs uitholt.
Als de indexering niet gebeurt, is dat wel altijd lastig voor de betrokken organisaties, die wel met stijgende loonlast en werkingskosten worden geconfronteerd.

Ik heb begrepen dat voor 2007 volgende principes werden gehanteerd:
• een indexatie van 2% voor loonsubsdies (in functie van overschrijding spilindex, waarbij geen overschrijding is voorzien in 2007)
• een indexatie van 1,5% voor werkingssubsidies (gezondheidsindex)
• geen indexatie voor facultatieve toelagen of studies

Daarom meneer de minister wil ik u volgende vragen stellen:
1. U kent het probleem ongetwijfeld. Hebt u  studie uitgevoerd om deze anomalie, overheen de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen, te bestuderen?

2. Zo ja, wat zijn deze resultaten en waar kan ik deze terugvinden?

3. Wordt er op basis van de resultaten van de studie extra inspanningen gedaan om die organisaties die nu geen indexering genieten van de ad-nominatim subsidies, deze subsidies te indexeren in de toekomst?

4. Is het niet logisch dat organisaties die met ex-DAC’ers werken een indexering zouden krijgen, gezien de overname van het DAC-personeel naar mijn weten steeds via decreet of besluiten, dus reglementair, is gebeurd?

Antwoord minister Van Mechelen
1. Naar aanleiding van de voorbereidende besprekingen in het kader van de initiële begrotingsopmaak 2007 heb ik inderdaad aan mijn administratie opdracht gegeven om een studie uit te voeren naar de budgettaire effecten van een indexatie van alle subsidies die vandaag opgenomen zijn in het uitgavendecreet, omwille van het ontbreken van een decretale grondslag voor de subsidiëring. De resultaten van deze oefening heb ik meegenomen in de nota die als basis diende voor het begrotingsconclaaf begrotingsopmaak 2007. Op basis van het aangebrachte cijfermateriaal heeft de Vlaamse regering uitdrukkelijk beslist om geen veralgemeende indexatie van de subsidies door te voeren. De Vlaamse regering stelde immers dat een dergelijke indexatie niet als een voorafname op de beschikbare vrije beleidsruimte gebruikt mocht worden. Ze liet echter wel de vrije keuze aan iedere collega om een indexatie door te voeren, evenwel op voorwaarde dat de budgettaire weerslag zou opgevangen worden binnen de beleidskredieten van desbetreffende Vlaamse minister.

De berekening van mijn administratie was niet beperkt tot de zuivere nominatim-subsidies zoals die zijn opgenomen in de initiële begroting 2007, maar van alle in artikel 12 van het huidig begrotingsdecreet opgesomde basisallocaties. Deze lijst is breder dan enkel nominatim-subsidies aangezien hier ook basisallocaties in zijn opgenomen waarop de kredieten zijn ingeschreven waarvan de begunstigden niet nominatief, maar algemeen zijn omschreven in de libell

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Ad-nominatimsubsidies

Businessplan regionale luchthaven Kortrijk-Wevelgem

Ingediend op maart 19th, 2007 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur over het businessplan voor de regionale luchthaven Kortrijk-Wevelgem

Op de regionale pagina’s van de kranten verschenen de vorige weken tal van artikels over deze regionale luchthaven. Steevast wordt in dergelijke artikels verwezen naar een businessplan, dat zou aantonen dat de luchthaven rendabel zou zijn.
Als dat zo is, betekent dat een belangrijke doorbraak voor de toekomstige leefbaarheid van deze omstreden luchthaven. Ik ben uitermate geïnteresseerd in de vraag of een dergelijke luchthaven inderdaad leefbaar zou zijn.
Vorige week nog kreeg ik “4 kantjes”, de nieuwsbrief van de Intercommunale Leiedal. Daarin  lees ik onder de titel "Nieuwe impuls voor regionale luchthaven Regionale Luchthaven Kortrijk-Wevelgem" het volgende: "Uit een recent businessplan blijkt alvast dat de luchthaven zonder enige twijfel een rendabele en duurzame zakenluchthaven kan worden. Op basis van die hoopvolle resultaten wordt nu gewerkt aan een nieuwe tweeledige structuur die uiterlijk begin 2008 operationeel moet zijn (…).

Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er iets niet klopt. Ofwel bestaat dit document, maar het is me een raadsel waarom het niet publiek is gemaakt, zeker omdat het de leefbaarheid van de luchthaven onderstreept. Of wel bestaat dit document niet of nog niet, maar dan wordt de publieke opinie, inclusief de volksvertegenwoordiging, in het ootje genomen. Het is een vreemde situatie, dat is het minste wat we kunnen zeggen.
Op 31 januari verklaarde de minister-president bij een bezoek ter plaatse nog dat “Het vliegveld heeft zeker een toekomst in het segment van de zakenluchtvaart.” Ik hoop dat, maar waarop is deze uitspraak gebaseerd?
En op 19 januari verklaarde woordvoerder Luc Deseranno “Op dit ogenblik gebeurt een laatste lezing van de ontwerpversie van het businessplan. (…) Dan moet dat begin volgende maand nog eens bekeken worden door een regionale werkgroep. Daarna gaat dat plan naar de Vlaamse regering ter goedkeuring. Pas daarna is het definitief klaar.”

Ik houd niet van een warrige aanpak. Daarom wil ik u de volgende vragen stellen:

  1. Door wie is dit businessplan geschreven?
  2. Wie heeft de voorbereiding en de opmaak van dit plan gefinancierd?
  3. Waar is het te raadplegen? Kan er een exemplaar worden verkregen?
  4. Hoe komt het dat zoveel perskanalen hier melding van maken? Wie heeft het bestaan van dit plan aangekondigd?
  5. Zo het nog niet bestaat, komt er een businessplan? Wanneer mogen we dat verwachten?
  6. Wie zal het uitvoeren? Wie is daarbij betrokken? Wie maakt deel uit van die zogenoemde regionale werkgroep? 
  7. Wie zal het financieren? Wat is de geplande kostprijs?

Antwoord van minister Peeters
1. Het businessplan is uitgewerkt door het Vlaams Instituut voor de Logistiek, met medewerking van het advisbureau How-to Advisory nv.  De opmaak werd begeleid door een stuurgroep (regionale werkgroep) onder mijn leiding, die vier maal vergaderde. In deze stuurgroep zaten onder meer vertegenwoordigers van publieke sector en private sector.
 
2. Dit plan werd gefinancierd door het Vlaamse Gewest, ten laste van de basisallocatie 369F1215 van het VIF.

3. Dit plan is niet publiek, omwille van de commerciële gegevens die er in zijn opgenomen. Wel is een korte samenvatting bekendgemaakt, deze werd aan leden van de commissie Openbare Werken overhandigd.

4. De pers heeft hiervan melding gemaakt op basis van voormelde samenvatting en van de persconferentie die de minister-president en ikzelf op 31 januari 2007 hebben gehouden, en waarbij de beknopte samenvatting werd medegedeeld.

5. Gelet op het bovenstaande is deze vraag zonder voorwerp.

6-7. Het businessplan is gebaseerd op een concept waarbij de luchthaven in handen komt van twee vennootschappen: een LuchthavenOntwikkelingsMaatschappij LOM nv en een Luchthaven-ExploitatieMaatschappij LEM nv.
De LuchthavenOntwikkelingsMaatschappij LOM is daarbij verantwoordelijk voor de ontwikkeling, de instandhouding en het beheer van de bestaande en toekomstige basisinfrastructuur van de luchthaven, samen met het operationeel houden van de luchthaven. Onder “basisinfrastructuur” wordt in essentie verstaan: de start- en landingsbaan, de taxiways, de bijhorende installaties en de landzijdige toegangswegen. De LOM stelt de gecertificeerde basisinfrastructuur ter beschikking van de LuchthavenExploitatieMaatschappij en zorgt er voor dat de luchthaven steeds haar certificatie blijft behouden.

De LOM draagt de kosten van de instandhouding van de basisinfrastructuur, om te voldoen aan de vereisten voor de certificatie, alsook de kosten verbonden aan het verzekeren van de luchtvaartveiligheid en de luchthavenbeveiliging.
Wat de luchthaven Kortrijk-Wevelgem betreft, zou het Vlaamse Gewest aandeelhouder worden in de LOM naar rata van de financiële inbreng met het oog op de modernisering van de basisinfrastructuur. Deze inbreng wordt thans geraamd op ca. 4,5 miljoen euro, excl. de kosten voor de ontruiming van de gronden die vereist zijn voor de aanleg van de taxiweg.

De LEM draagt de kosten verbonden aan de vermarkting en de commerciële exploitatie van de luchthaven, op basis van het voorgestelde businessplan. De LEM betaalt ook een concessie aan de LOM voor het gebruik van de basisinfrastructuur. Dit businessplan gaat uit van een voldoende rendement voor de private investeerder.
Voor de realisatie van het businessplan zal via een Europese tender een openbare oproep tot geïnteresseerde kandidaten worden gedaan. Het ligt geenszins in de bedoeling dat het Vlaamse Gewest participeert in de LEM.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Businessplan regionale luchthaven Kortrijk-Wevelgem

Videoclips op Ketnet

Ingediend op juni 22nd, 2006 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme over de uitzending van videoclips op Ketnet.

De laatste maanden werd er in diverse publicaties heel wat aandacht besteed aan de vijf- minutenregel voor reclame tijdens kinderprogramma’s. Daarnaast woedde er een discussie betreffende de wenselijkheid van het uitzenden van bepaalde videoclips. Het hoeft geen betoog dat de inhoud van bepaalde clips inderdaad van die aard is dat ze niet geschikt zijn voor de kleinsten onder ons. Toch bestaan er voor videoclips geen echte regels.

Diverse ouders en verenigingen stellen zich vragen bij het uitzenden van videoclips op “Ketnet” tijdens de late namiddag en vroege avond. Ze vragen zich af of het ook hier niet mogelijk zou zijn om een aantal afspraken en regels in te voeren.

Mijn vragen zijn dan ook:

1° Zendt Ketnet videoclips uit tijdens de late namiddag en vroege avond? Zo ja, waarom en om welke genre van clips gaat het hier?
Wat zijn de afspraken binnen en met de VRT betreffende het uitzenden van videoclips?
Zal de minister in de toekomst rond dit thema initiatieven nemen? Welke?


Antwoord van minister Bourgeois op 20 juni 2006
 
1. Ketnet zendt sinds 1 april 2006 geen videoclips meer uit. Er zijn momenteel (31 mei 2006) geen plannenom opnieuw clips uit te zenden.
Op het oude Ketnet werden wel videoclips uitgezonden. Dit gebeurde op twee momenten:

  • om 16u 50 in KetnetKroket
  • om 19u 55 (als overgang naar Canvas)

Om 16u 50 ging het steeds om kinderliedjes of Vlaamse popnummers op maat van kinderen. Om 19u 55 werden ook internationale videoclips vertoond.

2. Momenteel is deze vraag niet meer van toepassing aangezien er geen videoclips meer worden uitgezonden.
Voordien moesten alle clips voldoen aan een aantal voorwaarden:

  • de clips mochten de doelgroep niet kunnen choqueren
  • de clips mochten geen geweld bevatten (noch in beeld, noch in tekst)
  • de clips mochten geen vrij- of naaktscènes bevatten

In grensgevallen woog Ketnet zorgvuldig af of de clip wel geschikt is voor de kijkertjes.

3. Als de VRT besluit om in het vervolg opnieuw videoclips te programmeren, ga ik ervan uit dat zij opnieuw bovenstaande criteria hanteren om al dan niet bepaalde videoclips uit te zenden.

Ik verwijs in deze ook naar artikel 96 §1 en §2 van de mediadecreten:
Art. 96. §1. De omroepen mogen geen programma’s uitzenden die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, inzonderheid programma’s met pornografische scènes of met nodeloos geweld.
Deze bepaling geldt ook voor programma’s waarop het voorgaande niet van toepassing is, maar die schade kunnen toebrengen aan de fysieke, mentale of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen, tenzij door de keuze van het tijdstip van uitzending of door technische maatregelen gewaarborgd wordt dat minderjarigen in het zendgebied die programma’s normaliter niet kunnen zien of beluisteren.
Als dergelijke programma’s ongecodeerd worden uitgezonden, moeten ze voorafgegaan worden door een auditieve waarschuwing.
De bepalingen van het eerste en het tweede lid van deze paragraaf gelden ook voor aankondigingen van programma’s die uitgezonden worden door omroepen van of erkend door de Vlaamse Gemeenschap.
§2. De programma’s van de omroepen mogen niet aansporen tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit.
Deze bepalingen gelden ook voor videoclips die uitgezonden worden. De Vlaamse Regulator voor de Media houdt het toezicht op deze bepalingen.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Videoclips op Ketnet

Opspuiten stranden

Ingediend op juni 22nd, 2006 door bartcaron

Schriftelijke vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur het opspuiten van Vlaamse stranden.

Om het de vakantiegangers aan de kust mogelijk te maken in de beste voorwaarden te genieten van het strand, worden elk jaar onze Vlaamse stranden met zand opgespoten als weringsmiddel tegen de kracht van de zee. 

Men moet onderscheid maken tussen tweegebruikte systemen.
– Bij de badstrandverhogingen wordt zand in zee gewonnen en naar de stranden aangevoerd met vrachtwagens. De werken voor de badstrandverhogingen worden gegund door jaarlijkse aanbestedingen.
– De zandsuppleties zijn zogenaamde opspuitingen. Dit gebeurt volgens het principe van "werk met werk" : hierbij wordt het zand dat sowieso in de vaargeulen moet worden gebaggerd, niet terug in zee gestort, maar gebruikt voor het structureel herstel van zeewering.

In 2000 bedroegen de jaarlijkse kost voor deze badstrandverhogingen € 59.154.380
Ondertussen zijn we 5 jaar verder en had ik u graag volgende vraag gesteld:

Daarom meneer de minister wil ik u volgende vraage stellen:

1° Wat is voor de laatste 5 jaar, de totale kost, per jaar en per kustgemeente, voor het opspuiten van de Vlaamse stranden. 


Antwoord van Peeters op 20 juni 2006 
1° Ieder jaar worden inderdaad badstrandverhogingen uitgevoerd.
De voorbije jaren werden volgende bedragen besteed aan badstrandverhogingen (de bedragen zijn inclusief btw):

2000:
1.501.891,88 euro (hetzij 60.586.168 BEF) waarvan 752.733,39 euro Koksijde-Middelkerke en 749.158,49 euro Oostende-Knokke.

2001:
1.452.120,42 euro waarvan 790.440,14 euro Koksijde-Middelkerke en 661.680,28 euro Oostende-Knokke

2002:
1.247.774,07 euro waarvan 690.467,40 euro Koksijde-Middelkerke en 557.306,67 euro Oostende-Knokke.

2003:
1.104.911,19 euro waarvan 565.087,97 euro Koksijde-Middelkerke en 539.823,22 euro Oostende-Knokke.

2004:
1.475.913,96 euro waarvan 729.791,41 euro Koksijde-Middelkerke en 746.122,55 euro Oostende-Knokke.

2005:
1.409.028,46 euro waarvan 632.758,74 euro Koksijde-Middelkerke en 776.269,72 euro Oostende-Knokke.

2006:
1.662.339,14 euro waarvan 831.814,50 euro Koksijde-Middelkerke en 830.524,64 euro Oostende-Knokke.


2. Bijkomend aan de jaarlijkse badstrandverhogingen wordt voor de bescherming van de kust tegen overstromingen ook nog zand op de stranden aangevoerd door opspuiting of met behulp van vrachtwagens.
Hierna volgt een overzicht van de zandaanvoer die de afgelopen vijf jaar bijkomend aan de badstrandverhogingen plaatsvond.

2000:
Opspuiting De Haan centrum: 1.222.778,04 euro (incl. btw).
Storten van zand op de voedingsberm in zee in de zone tussen Bredene en Wenduine: 331.819,48 euro (incl. btw).

2004:
Opspuiting Oostende noodstrand: 9.727.499,26 euro (incl. btw).
Opspuiting Knokke-Heist: 4.946.636,73 euro (incl. btw).

2005:
Opspuiting onderhoud Oostende noodstrand: 1.649.047,81 euro (incl. btw).
Zandaanvoer m.b.v. vrachtwagens – Oostende-Mariakerke: 1.056.707,05 euro (incl. btw).
Zandaanvoer m.b.v. vrachtwagens – De Haan-Wenduine: 792.405,71 euro (incl. btw).

Er dient opgemerkt te worden dat deze prijzen ook de studiekosten, de laboproeven op het zand enz. omvatten.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Opspuiten stranden

Strandparkings in De Pannne

Ingediend op juni 22nd, 2006 door bartcaron

Schrifteljike vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Caron aan de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, aan de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en aan de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme over de plannen voor parkings onder stranden.

Onlangs werd bekend dat in een kustgemeente wordt gedacht aan plannen om gigantische parkeergarages te bouwen/graven onder het strand. Het is al langer de gewoonte dat er parkeergarages worden gebouwd onder de zeedijk. Bijvoorbeeld bij appartementsgebouwen met zicht op zee worden meestal parkeergarages onder de dijk gebouwd voor de bewoners van deze appartementen.
Dergelijke plannen zouden in parkeergarages voorzien tot een flink stuk onder het strand. Daarbij zal het noodzakelijk zijn op het strand paviljoenen op te trekken, waarin de toegangstrappen en liften naar de parking komen.

De vraag rijst of hier sprake is van een nieuwe ontwikkeling aan onze kust. En vooral of dergelijke evolutie wenselijk is.
Het zal geen esthetische bijdrage leveren aan het strand, integendeel. Het enige effect zal zijn dat mensen die naar zee willen als het ware van thuis tot onder het strand kunnen rijden, om meteen uit de wagen te stappen op het strand zelf.

Het is ook een eenzijdige autogerichte benadering. Er is de laatste jaren flink geïnvesteerd in openbaar vervoer. De frequentie en het comfort van de kusttram zijn sterk toegenomen en de spoorwegverbindingen van en naar de kust zijn geïntensifieerd. Mensen worden gestimuleerd om het openbaar vervoer te gebruiken. Ik meen dat we dat moeten blijven aanmoedigen, net als combinatie auto / openbaar vervoer. Op middellange termijn zouden grotere parkings in de omgeving van tram- en bushaltes, die de verbinding met het strand en de duinen en andere toeristische bestemmingen maken, een deel van de druk kunnen wegnemen.
Het is in ieder geval zo dat een dure investering in “onderstrandse” parkings mensen aanzet om naar de kust te komen met de auto. Daarenboven zal de verkeersdrukte, zeker op topdagen, alleen maar toenemen, wat een extra belasting voor het milieu mee zal brengen. Daarnaast zullen de kernen van de kustgemeenten zelf extra autoverkeer te verwerken krijgen, want de parkings liggen aan de “andere” kant.

Kortom, dergelijke plannen roepen nogal wat scepsis op.
En dan heb ik het nog niet gehad over andere aspecten, zoals ecologie (bv. de afvoer van uitlaatgassen via verluchtingspijpen op het strand, of de fragiele zoetwatertafel vlak onder de oppervlakte van het strand?), of de zorg voor het erfgoed (wat als deze parkings komen in de omgeving van een beschermd dorps- of stadsgezicht, of in de buurt van beschermde monumenten).

Daarom meneer de minister wil ik u volgende vragen stellen:

1. We is eigenaar van de stranden, de gemeenten of het Vlaams Gewest? In het laatste geval: is het Gewest op de hoogte van deze plannen?

2. Zijn deze plannen beperkt tot deze ene kustgemeente, of bestaan er ook bij andere kustgemeenten dergelijke plannen?

3. Hoe sterk grijpen deze plannen van de kustgemeente op het strandlandschap in?
Zijn er studies gedaan naar bijkomend lawaai? Geurhinder? Toenemend verkeer richting strand? Visuele hinder voor omwonenden? Zo ja, wat zijn de resultaten van deze studies?

4. Welke studies zijn er gebeurd in verband met de veiligheid van de parkings in relatie tot de zandgrond en het wassende water? Welke risico’s zijn aan dergelijke projecten verbonden?

5. Wat met de luchtverontreiniging (o.a. benzeen- en tolueendampen) veroorzaakt door de luchtkokers die op het strand uitkomen?

6. Zijn de diensten van de minister betrokken bij de voorbereiding van dit project of van dergelijke grootschalige projecten?

7. Zijn de diensten van Toerisme Vlaanderen betrokken bij de voorbereiding van dit project of van dergelijke grootschalige projecten?

8. Is een dergelijk project te rijmen met de strategische doelen van het Strategisch Beleidsplan Toerisme en Recreatie aan de Kust 2002-2006?

9. Is het niet aangewezen dat er grondig multidisciplinair studiewerk gebeurt vooraleer dergelijke plannen concreet worden gesubsidieerd?

Neemt de minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur als coördinerend minister hier initiatieven?

Aspecten van dergelijke studies kunnen zijn (niet exhaustief):

– de verkeersdruk op de kernen van de gemeenten en richting strand;

– bijkomend lawaai voor de badgasten. Geurhinder;

– visuele hinder;

– veiligheid van de parkings in relatie tot de zandgrond en het wassende water;

– risico’s voor de toeristische sector;

– relatie tot beschermde gebouwen in de onmiddellijke omgeving;

– aantasting van erfgoedwaarden.

N.B. Deze vraag werd gesteld aan de ministers Kris Peeters (vraag nr. 478), Dirk Van Mechelen (nr. 160) en Geert Bourgeois (nr. 103).

Gecoördineerd antwoord van de ministers Van Mechelen, Bourgeois en Peeters op 19 juni 2006

1. Algemeen gesteld is het Vlaams gewest eigenaar van de stranden. Dit geldt evenwel niet m.b.t. de gemeenten De Panne en Koksijde waar de stranden boven de hoogwaterlijn grotendeels gemeentelijke eigendom zijn.

De administraties van de collega’s Peeters, Bourgeois en mezelf zijn niet op de hoogte van de concrete plannen tot het realiseren van een ondergrondse ‘strandparking’ in de gemeente De Panne.

2. Het is niet bekend of andere kustgemeenten het realiseren van dergelijke ondergrondse ‘strandparkings’ beogen. In andere kustgemeenten werd daarentegen wel voorzien in ondergrondse parkings of garages onder de zeedijk of de kaaien (die evenwel niet tot onder het strand uitstrekken).

Noteer dat er inzake de dijk- en strandzone van de Vlaamse kustgemeenten door de provincie tien provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen werden opgemaakt die allen bij ministerieel besluit van 19 september 2005 (in bepaalde gevallen voorwaardelijk of gedeeltelijk) werden goedgekeurd. Conform het subsidiariteitprincipe is het dus de provinciale overheid die in verordenende plannen heeft bepaald welke constructies boven- of ondergronds in de bewuste zones al dan niet zijn toegelaten.

3. Conform het subsidiariteitprincipe werd via betreffende PRUP’s ingeschat welke constructies in de dijk- en de strandzone al dan niet aanvaardbaar zijn en hoe

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Strandparkings in De Pannne

Fiscaal aftrekbare kinderopvang

Ingediend op april 3rd, 2006 door bartcaron

Klik op de titel en daarna hier om het document te openen.

Ingediend onder schriftelijke vragen Reacties uitgeschakeld voor Fiscaal aftrekbare kinderopvang

boek

Klik hier om het boek te downloaden


'Vanop de Frontlijn, Reflecties op het Vlaamse Cultuurbeleid' - Bart Caron en Guy Redig, Uitgeverij Vrijdag, april 2019




Bart Caron met contrabas (foto: Viviane Decock)

 

Nieuws

Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen) stopt met actieve politiek

We moeten af van ‘middeleeuwse’ overdracht van jachtrechten

Alternatieven voor dierproeven

Het ‘kleine’ parlementaire werk. Recente voorbeelden: Geluidshinder kusttram – Hakhoutbeheer – Restauratiepremies Onroerend Erfgoed – Beschermde landschappen

Ketnet wil zender voor allerkleinsten, “Legitieme vraag en begrijpelijke ambitie”

Gereglementeerde boekenprijs unaniem goedgekeurd door Vlaams parlement

Wat liep er fout met de bescherming Villa Slabbinck? (Brugge)

Groen verwelkomt Bellegemse windmolens, maar vraagt ‘windplan’ voor regio Kortrijk

Groen wil geen sloop hoekhuis Kasteelkaai-Belfaststraat.
Hoog tijd voor een Kortrijkse visie op erfgoed!

Woede van boeren terecht, maar alleen ander landbouwmodel geeft boeren een zekere toekomst.

Provinciebestuur W-Vl verliest vele (culturele) instellingen

Bart Caron : “Overdracht cultuurbevoegdheden provincies is een wangedrocht !”

Leve Mest-Vlaanderen

Nog geen bescherming poldergraslanden

Nog redders aan de kust?

Brugge weert plooifiets uit overheidsgebouwen

De Leie of het Kanaal naar Roeselare: Groen wil meer binnenvaart

Kortrijk Airport, milieuvergunning aangepast?

Wanneer faire prijzen voor landbouwproducten?

Kortrijk heeft de bus gemist

Burgerkabinet ontslaat Gatz niet van plicht om al bestaande inspraak te versterken

Steeds meer monumenten wachten op broodnodig onderhoud. Ondertussen verkrotten ze

Freya Piryns voorgedragen als vertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de VRT

Regering krimpt beloofde natuurgebieden langs de Leie sterk in

Bruggen in Kortrijk, werkende verlichting op de fietspaden is een brug te ver…

LAR-zuid, woordbreuk van de stadscoalitie

Informatie, diverse sporten en cultuur moeten prioriteit VRT blijven

‘Gemeenteraad is wachtzaal voor wie schepenambt wil’

Persmededeling: Groen maakt werk van versterking West-Vlaamse open ruimte.

Persbericht: 5 Groene werven voor een impuls in West-Vlaanderen.