bartcaron.be

Cultuurbegroting 2021: valt ze alsnog mee?

Ingediend op april 16th, 2021 door bartcaron

Wat zegt de meest recente cultuurbegroting over de prioriteiten van deze Vlaamse regering? Gaan we erop vooruit? Welke accenten legt de minister? Een overzicht.

De cultuurbegroting onder het fileermes leggen is lastig. Je hebt bij momenten een vergrootglas nodig om het scalpel precies te kunnen hanteren. Ik bedoel, het fileren van de cultuurbudgetten en ze vergelijken met andere beleidsdomeinen is moeilijk, de cijfers voor Cultuur zijn zo laag in verhouding tot andere domeinen. Je hebt cijfers achter de komma nodig om uit te leggen waar het om draait.Immers, opnieuw blijkt het cultuurbudget ten opzichte van de hele Vlaamse begroting een stapje achteruit te hebben gezet. Het bedraagt nog 0,94% van alle Vlaamse uitgaven. Vorig jaar was het nog net 1%. Iets genereuzer dan, ik neem er Media, Sport en Jeugd bij. Dan kom je al aan 1,95%. Daar is de dotatie aan de VRT in verrekend, net als alle landelijke jeugdorganisaties, sportfederaties enzovoort. Die moeten samen ijveren voor het cultureel, sportief welzijn van de Vlaamse bevolking, voor hun jeugdig plezier en voor interessante radio en televisie. Een goedkope sector dus.

Eerst wat algemene cijfers. Het cultuurbudget voor 2021 bedraagt 524.028.000 euro. Dat is zo’n 14,7 miljoen meer dan in 2020. Het is een stijging met 2,9% ten opzichte van het jaar voordien. Het is de eerste keer dat het budget stijgt sinds 2017, de inkanteling van de provinciale cultuurmiddelen terzijde gelaten.

Als je de vergelijking in absolute cijfers maakt, over een langere termijn, dan zie je (de stippellijn) de sterke stijging van het budget in de periode tussen 1999 en 2009, gevolgd door een veel minder sterke stijging tot 2014, dan volgt een vrij sterke daling tot 2016 en daarna, tot 2021, een langzame stijging.

De volle lijn, de relatieve cijfers – de cijfers zijn geactualiseerd met de gezondheidsindex – toont vanaf 2009 een daling die zich doorzet tot 2016, gevolgd door een licht herstel. Merk op dat het cultuurbudget van 2021 in reële waarde lager is dan alle voorgaande jaren tot 2009. Het cultuurbudget bevindt zich in 2021 op gelijke hoogte met dat van 2007 en ook met dat van 2015.

Er is zowel een bankencrisis als een economische crisis gepasseerd. De coronacrisis behandel ik later, maar die heeft vandaag nog geen grote impact op het budget voor Cultuur. Crisissen leidden tot besparingen. Maar dat is niet in alle domeinen even sterk het geval geweest. De verschillen illustreren de politieke keuzes die een politieke meerderheid maakt. Neem bijvoorbeeld de verschillen tussen 2019 en 2021. Deze korte en recente periode illustreert de keuzes van de huidige Vlaamse regering, en vooral de macht die de partijen van de meerderheid uitoefenen. Zo is het budget voor Economie, Wetenschap en Innovatie met 17% gestegen tot 2,1 miljard euro. Mobiliteit en Openbare Werken steeg met 34% tot ruim 4 miljard. Het beleidsdomein Omgeving, de supermarkt van waterbeheer, afval, wonen, energie, onroerend erfgoed, dierenwelzijn, natuur en milieu en klimaat, kreeg er in twee jaar zo’n 23% bij. Het mag opvallen dat het vooral de harde materies zijn die erbij winnen. Zachte materies hebben het moeilijker: Onderwijs steeg met 8%, Welzijn met amper 1%, Cultuur met 2,7%. Daarmee zijn de politieke accenten duidelijk gelegd. Dat valt voor Cultuur eigenlijk nog mee, of niet? Niet in vergelijking met de harde materies, maar met de zachte?

De ingewikkelde onderverdeling

Voor we kijken waar die bijkomende middelen voor Cultuur naartoe gaan en of er opvallende tendensen waar te nemen zijn, wil ik stilstaan bij de onderverdeling van de verschillende werkvelden. Die staat in de grafiek. Opvallend is dat het Departement Cultuur, Jeugd en Media, dat (onder meer) al onze subsidielijnen beheert daarvoor 5% van het cultuurbudget nodig heeft. Dat is weinig. We horen en zien dat de herhaalde besparingen op de koppen, het aantal ambtelijke medewerkers van het departement, stevige druk zet op de haalbaarheid van een kwalitatieve werking. Er zijn veel dossiers, veel subsidielijnen, controles, regels enzovoort. Dat brengt ook spanningen binnen in de relatie tussen de overheid en het veld.

Daarnaast zien we dat het beleidsveldoverschrijdende budget over een langere periode bekeken is verdubbeld. Hier zitten de subsidies voor culturele infrastructuur in (39,8 miljoen), de steunpunten en andere intermediaire organisaties (21,2 miljoen) en tewerkstellingssubsidies (VIA, 45,8 miljoen). Deze laatste lopen naast de enveloppen (subsidies) die in de decreten voorzien zijn. Het gaat om de uitvoering van de verschillende Vlaamse Intersectorale Akkoorden (VIA), zowel voor het paritair comité Sociaal Cultureel Werk als voor dat van Podiumkunsten. Zoals bekend zijn ze het gevolg van sociale onderhandelingen, die uitmonden in middelen voor koopkracht- en kwaliteitsmaatregelen. Ten slotte vind je hier nog de restanten van het participatiebeleid en het lokaal cultuurbeleid – in Brussel loopt dat nog – en middelen voor het transitienetwerk Pulse, en de middelen voor de realisatie van het beleid inzake aanvullende financiering. Ja, dat laatste kost dus blijkbaar ook geld.

Is cultureel erfgoed een dada van de grootste Vlaamse partij van de meerderheid, en van zijn minister-president? Wel, de pot voor cultureel erfgoed stijgt in totaal met 3,1 miljoen euro. Dat is een kwart van de bijkomende middelen voor Cultuur, zo indrukwekkend is het niet. Er werden vijf nieuwe cultureel-erfgoedconvenants erkend en de werkingssubsidies aan de 21 bestaande cultureel-erfgoedconvenants werden ook verhoogd. Samen goed voor zo’n 2 miljoen euro. Het museum voor – of is het van? – de Vlaamse Geschiedenis krijgt een opstartbudget van 1 miljoen euro. Er is een budget voorzien voor het reglement beurzen Vakmanschap (0,6) en er is ten slotte een kleine stijging voor het KMSKA. Hopelijk gaat het straks open, na bijna een decennium van sluiting.

Nee, de Vlaamse regering belijdt met woorden de liefde voor het cultureel erfgoed, maar in de daden is (en blijft) het de zwakst ondersteunde sector. Kunsten en sociaal-cultureel werk stijgen sterker. Symboolpolitiek heet zoiets. Of komt er voor het cultureel erfgoed de komende jaren alsnog een inhaalbeweging? Beloofd is beloofd …

Het sociaal-cultureel werk lijkt een fikse sprong vooruit te maken. Er komt zo’n 22,5 miljoen bij om te landen op 86,7 miljoen euro. De reële stijging is echter beperkt. Immers, er wordt 14,2 miljoen overgeheveld uit de pot van tewerkstelling: de voormalige DAC-projecten in die sector (inclusief een aantal lokale projecten die hun subsidie verliezen), die nu toegevoegd worden aan de subsidies voor het sociaal-cultureel werk. Dat is dus een vestzak-broekzakoperatie. De reële stijging bedraagt zo’n 8,3 miljoen euro, waarvan er 3 miljoen gaat naar de werkings- en projectsubsidies voor de circuskunsten en zo’n 4,7 naar het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Een aantal organisaties krijgen middelen bij, enkele nieuwe werden erkend. Twee keer meer dan terecht. Opvallend trouwens na de retoriek van een aantal politici uit de partij van de minister van Cultuur. Delen van de sector lagen onder vuur, zoals de sociaal-culturele federaties voor personen met een andere etnisch-culturele achtergrond – vooral de organisaties die voor personen vanuit één migratieachtergrond werken – naast een aantal verouderde en verzuilde organisaties. Echter, de minister heeft geen enkele organisatie ‘gedumpt’ terwijl het decreet wel die mogelijkheid voorzag. Moedig van de minister, maar weet ook dat de druk van het sociaal-culturele veld, en hun politieke vrienden groot was.

Het totale budget voor de kunsten dan. Het stijgt van 184,7 naar 190,5 miljoen euro, toch plus 4,2 miljoen. Naast de toepassing van de jaarlijkse indexering is er een stijging van de middelen voor projecten en beurzen in het kader van het Kunstendecreet (plus 2 miljoen euro) en voor Literatuur Vlaanderen (plus 1,6 miljoen). Er blijft echt een oplossing nodig voor de kortlopende subsidies voor projecten en beurzen. De evolutie van de voorbije jaren vertoont een erg grillig patroon, dat zeker niet tegemoet komt aan de talrijke en beloftevolle kunstenaars die aan de deur komen kloppen. Een en ander spoort trouwens met de stilstand van de kunstenbegroting. De indruk die her en der leeft dat vooral de kunsten altijd profiteren van stijgingen, klopt niet meer, zeker als je de reële waarde in ogenschouw neemt. De index heeft ervoor gezorgd dat het kunstenbudget in reële waarde daalde tot een niveau onder dat van 2009. Dat kan toch niet blijven duren zonder veel slachtoffers te maken. Voor de zoveelste keer de broeksriem aanhalen kan niet meer, je kan niet blijven gaatjes prikken.

Er zijn echter uitzonderingen. De twee fondsen, die zelf de subsidies verdelen, worden anders benaderd dan de rest van de kunstensector. Het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), dat film, televisiefictie en games steunt, heeft een beperkte inhaalbeweging gedaan in de periode tot 2014, maar het budget is sindsdien gestagneerd. Literatuur Vlaanderen, het voormalige Fonds van de letteren, is, in tegenstelling tot de rest van de kunstensector, meer dan verdubbeld in subsidie, van 4 naar 8,8 miljoen euro. De grootste sprong wordt dit jaar gemaakt, plus 1,8 miljoen euro. Een inhaalbeweging was nodig, zeker als nu ook fictie volwaardige steun kan krijgen. Voor het VAF geldt het motto ‘uitgesteld plezier, dubbel plezier’. Jan Jambon beloofde in oktober van 2020 dat het VAF/Filmfonds in de periode 2021-2023 10 miljoen euro extra zal krijgen. Daar zullen ook commerciële filmproducenten en dito televisiezenders van kunnen genieten. De laatste kunnen subsidies krijgen voor tv-fictie. Misschien daarom dit gul gebaar?

Budgettair lastige tijden

Het worden budgettair lastige tijden. Er is de coronacrisis die een immense druk zet op de Vlaamse begroting. Die ‘putten’ zullen toch eens gevuld moeten worden. Begrotingsminister Matthias Diependaele heeft onderzoek besteld naar de subsidiestromen. Hij wil misbruiken voorkomen. Uitstekend. Maar waar doet ons dat aan denken? Een tweet van hem uit medio april 2021 klonk zo:

Is het niet zijn partij die, buiten strikte decretale regelingen en vooral stedelijk, allerlei andere subsidies heeft toegekend? Decretale subsidies zijn onderworpen aan beoordelingen in vier- of vijfjarige subsidierondes, naast jaarlijkse rapportage en financiële controle. Zowel de genieter als de controleur hebben hun handen meer dan vol met de toenemende administratieve rompslomp. Wilde de regering geen administratieve vereenvoudiging? Mijn hersenen doen een lampje branden: was de titel van het regeerakkoord in 2014 niet ‘Vertrouwen, verbinden, vooruitgaan’. De tijden veranderen.

De budgetten komen ook onder druk te staan door de aankomende rondes voor meerjarige werkingssubsidies voor de kunsten (de nieuwe ronde heeft effect op het budget van 2023), voor het cultureel erfgoed (budget 2024) en voor de amateurkunsten (budget 2022). Niet minder dan 320 miljoen euro, ruim de helft van het cultuurbudget wordt dan opnieuw verdeeld onder de aanvragers. Dat wordt drummen. Vooral in de kunstensector is het met een bang hartje vooruit kijken. De vele organisaties, geprangd tussen projecten en de grote instellingen, het overgrote deel van de aanvragers, zijn (terecht) ongerust. Benieuwd hoe dat uitdraait. Hopelijk richt de Vlaamse regering geen bloedbad aan.

Markante details

Ik sta nog even stil bij minder bekende, maar toch markante cijfers. Bijvoorbeeld het budget voor de intermediaire organisaties (bovenbouworganisaties). De 3,8 miljoen euro blijft status quo. Ze dient voor de werkingssubsidies aan Socius, FOV, VGTC, Vlaams Centrum voor Circuskunsten, Cultuurconnect, Faro, Kunstenpunt, Cultuurloket en het steunpunt Bovenlokaal. Daarnaast zijn er nog VI.BE (het steunpunt voor pop en rock) en publiq, het voormalige Cultuurnet. Die laatste heeft een subsidie die zowat de totale subsidies aan de andere steunpunten samen benadert. Een ander markant begrotingsartikel draagt de titel ‘Beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie’. Het gaat om een totaalbedrag van 5,9 miljoen euro. Met deze kredieten worden het Wetenschappelijk Steunpunt Cultuur en het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) betaald, evenals de diverse Raden en Commissies die een adviserende rol opnemen, de publieksgerichte initiatieven zoals de prijzen van de Vlaamse Gemeenschap. Ook studies, enquêtes, audits en licentiekosten vallen hieronder.

Het begrotingsbedrag voor het beheer van cultuurgoederen – dat is voornamelijk de eigen collectie van de Vlaamse gemeenschap – bedraagt slechts 1,5 miljoen euro. Daarmee worden de volgende zaken gedaan: het aankoopbeleid hedendaagse kunst, de uitgaven voor het beheer en de ontsluiting van de Collectie van de Vlaamse Gemeenschap, de kosten voor de uitvoering van het topstukkenbeleid (proeflijsten) en de aankopen van kunstwerken voor de eigen collectie van de Vlaamse Gemeenschap.

Dan is er nog een allocatie die de geheimzinnige titel ‘Transversaal’ draagt. Omdat het over 15 miljoen euro gaat, prikkelt het de nieuwsgierigheid. De praktijk is minder spooky: het gaat onder meer om ondersteuning van het (resterende) participatiebeleid, het lokaal cultuurbeleid in Brussel en de kosten voor het beleid inzake aanvullende financiering.

Dan is er het luik culturele infrastructuur. Het is beter gekend als FOCI, maar dat bestaat niet meer, het fonds is ingekanteld in het Departement. Er is een bedrag voor infrastructuur voorzien voor 39,8 miljoen euro, een stijging met 1,7 miljoen ten opzichte van 2020 en met 5,4 miljoen ten opzichte van 2019. Dit budget stijgt gestaag.

Precieze cijfers voor Cultuur oplijsten is een lastige klus die soms exactheid ontbeert. Zo kan je de apparaatskredieten van het Departement – dit zijn de lonen en werkingskosten van de administratie – niet opsplitsen over Jeugd of Media of Cultuur. De interne organisatie is trouwens ook niet meer volgens deze scheidslijnen gestructureerd. Je mag er redelijkerwijs wel van uitgaan dat 75% van de loonkosten voor culturele dossiers en inhouden bestemd zijn.

Dezelfde onduidelijkheid komt voor bij tewerkstelling en bij jeugd- en culturele infrastructuur. Dit zijn gemengde kredieten voor Cultuur, Jeugd en Media. Maar ze vertekenen de verhoudingen echter in zeer kleine mate.

Corona en het cultuurbudget

Sinds maart van 2020 is de samenleving diep geraakt door het COVID-19-virus. Dat belast de Vlaamse begroting zeer ernstig. Vreemd genoeg is het budget dat in het kader van de coronacrisis is ingezet niet te vinden in de Vlaamse begroting. Gelukkig heeft het Rekenhof een verslag geschreven over de impact van COVID-19 op de Vlaamse begroting voor 2020 en 2021. Dat verslag is aan het Vlaams parlement bezorgd in november 2020.

Voor het Noodfonds Cultuur werd 62,1 miljoen voorzien als een provisie waaruit geput werd om de spelers in deze sectoren te ondersteunen. Er werd ook 0,7 miljoen euro voorzien voor toegenomen werkingskosten van het Departement zelf. In de initiële begroting van 2021 staan nog geen kredieten ingeschreven. Voor de ondersteuning van structureel gesubsidieerde organisaties, de compensatiepremie en de culturele activiteitenpremie werd 52,3 miljoen euro uitgetrokken. Het doel is – zo staat het letterlijk in het verslag van het Rekenhof:

‘Een deel van het onevenwicht tussen kosten en inkomsten, veroorzaakt door het verbod op publieke activiteiten, te compenseren. Een tweede beleidsdoelstelling is de ondersteuning van de kwetsbare kernschakels in het Vlaamse culturele ecosysteem die niet kunnen genieten van de verschillende federale en/of regionale compensatiemaatregelen, maar toch schade hebben geleden door de COVID-19-crisis.’

Literatuur Vlaanderen kan twee specifieke maatregelen uitvoeren: een royaltycompensatie en een tussenkomst in de schade door afgelaste auteurslezingen.

Daarnaast is er vanuit de budgetten voor binnenlands bestuur een noodfonds opgericht voor de  ondersteuning van lokale verenigingen. Daar is 87,3 miljoen euro aan steun voor de lokale overheden opgenomen. Met die middelen moeten de lokale overheden de lokale sport-, jeugd- en cultuurverenigingen ondersteunen. De lokale overheden kunnen de voorziene middelen naar eigen goeddunken inzetten en hoeven daarover geen verantwoording af te leggen.

Ik sluit af met de persmededeling van minister Jambon van eind oktober 2020. Daarin meldde hij dat hij 167 miljoen euro vrijmaakt voor eenmalige impulsen voor de ‘zwaar getroffen cultuursector’. Dat geld komt bovenop het noodfonds. Hij voorziet onder meer een eenmalige uitgave van 100 miljoen euro voor culturele infrastructuur. Daarmee is al twee derde toegekend. Veel steden zullen kunnen genieten van een tussenkomst in hun culturele bouwprojecten. Verder meldt hij dat de projectsubsidies voor individuele kunstenaars en kleinere organisaties structureel opgetrokken worden met 6 miljoen euro per jaar, wat kadert in de invoering van het nieuwe kunstendecreet. Naar analogie met het Ondernemingsloket komt er een digitaal verenigingsloket. Verder vloeit er eenmalig 5 miljoen naar de uitrol van een gedeeld ticket- en reservatiesysteem en 30 miljoen naar de al aangekondigde culturele activiteitenpremie.

Deze aankondiging is momenteel nog niet zichtbaar in begrotingscijfers. Dat gebeurt mogelijks bij de aanpassing van de begroting 2021, volgende zomer, maar het grootste deel zal wellicht over enkele begrotingsjaren worden gespreid.

Tot slot

De tweede begroting van de regering van minister-president en Cultuurminister Jan Jambon geeft voorzichtig de beleidskeuzes aan. Voorzichtig nog, omdat de grote subsidierondes voor de kunsten en het cultureel erfgoed de komende jaren op het programma staan. Parlementsleden van de meerderheid nemen graag de uitspraak ‘keuzes maken’ in de mond. Ze bedoelen de kunsten en dat is niet veelbelovend. Verder merken we ook dat de afstand tussen het kabinet en het Departement enerzijds en de adviesorganen (o.a. de SARC, maar ook beoordelingscommissies en adviescommissies) groter wordt, waarmee ik bedoel dat de overheid steeds minder ingaat op de geleverde adviezen, mede omdat de gekrompen budgetten van het voorbije decennium de levensduurte niet hebben gevolgd. Wie geen ‘zeer goed’ meer krijgt, valt uit de boot. Het adviessysteem is daardoor ernstig ondergraven.

Budgettair zien we de volgende accenten: een algemene (maar beperkte) stijging van het globale cultuurbudget, de liefde voor de grote culturele instellingen, meer middelen voor investeringen in topinfrastructuur, meer geld voor eenmalige activiteiten (projecten en beurzen), budgetstijgingen voor de fondsen voor literatuur en film, een verdere afbouw van de administratie (Departement), de uitbouw van het museum van de Vlaamse Geschiedenis, de onverwacht genereuze aanpak van het sociaal-cultureel werk (inclusief de circuskunsten).

Guldensporenslag (c) Hilmar Johannes Backer (naar Nicaise De Keyser) – Wikimedia Commons

En dan heb ik het in dit kader niet gehad over de toenemende top-downsturing van het culturele veld, over de (in de brede cultuursector omstreden) ideologische bouwstenen van het beleid, over de toegenomen politisering van bestuursorganen van fondsen en culturele instellingen, over de sterk afgenomen rol en invloed van het parlement ten voordele van de uitvoerende macht (minister en regering), over het ontbreken van een stevig engagement voor de brede cultuursector in het Overlegcomité dat de COVID-maatregelen beslist, over de intentie van de Vlaamse regering om alle Vlaamse subsidies onder het vergrootglas te leggen en zich af te vragen of ze nog wel nodig zijn. Dat laatste is – zeker voor Cultuur – puur geld- en tijdverlies en voedt alleen de polariserende en populistische tendensen die onze samenleving veroveren.

Blijkbaar moet de cultuursector eeuwig blijven strijden voor haar bescheiden ondersteuning.

Ingediend onder bart schrijft, mijn gedacht Reacties uitgeschakeld voor Cultuurbegroting 2021: valt ze alsnog mee?

boek

Klik hier om het boek te downloaden


'Vanop de Frontlijn, Reflecties op het Vlaamse Cultuurbeleid' - Bart Caron en Guy Redig, Uitgeverij Vrijdag, april 2019




Bart Caron met contrabas (foto: Viviane Decock)

 

Nieuws

Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen) stopt met actieve politiek

We moeten af van ‘middeleeuwse’ overdracht van jachtrechten

Alternatieven voor dierproeven

Het ‘kleine’ parlementaire werk. Recente voorbeelden: Geluidshinder kusttram – Hakhoutbeheer – Restauratiepremies Onroerend Erfgoed – Beschermde landschappen

Ketnet wil zender voor allerkleinsten, “Legitieme vraag en begrijpelijke ambitie”

Gereglementeerde boekenprijs unaniem goedgekeurd door Vlaams parlement

Wat liep er fout met de bescherming Villa Slabbinck? (Brugge)

Groen verwelkomt Bellegemse windmolens, maar vraagt ‘windplan’ voor regio Kortrijk

Groen wil geen sloop hoekhuis Kasteelkaai-Belfaststraat.
Hoog tijd voor een Kortrijkse visie op erfgoed!

Woede van boeren terecht, maar alleen ander landbouwmodel geeft boeren een zekere toekomst.

Provinciebestuur W-Vl verliest vele (culturele) instellingen

Bart Caron : “Overdracht cultuurbevoegdheden provincies is een wangedrocht !”

Leve Mest-Vlaanderen

Nog geen bescherming poldergraslanden

Nog redders aan de kust?

Brugge weert plooifiets uit overheidsgebouwen

De Leie of het Kanaal naar Roeselare: Groen wil meer binnenvaart

Kortrijk Airport, milieuvergunning aangepast?

Wanneer faire prijzen voor landbouwproducten?

Kortrijk heeft de bus gemist

Burgerkabinet ontslaat Gatz niet van plicht om al bestaande inspraak te versterken

Steeds meer monumenten wachten op broodnodig onderhoud. Ondertussen verkrotten ze

Freya Piryns voorgedragen als vertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de VRT

Regering krimpt beloofde natuurgebieden langs de Leie sterk in

Bruggen in Kortrijk, werkende verlichting op de fietspaden is een brug te ver…

LAR-zuid, woordbreuk van de stadscoalitie

Informatie, diverse sporten en cultuur moeten prioriteit VRT blijven

‘Gemeenteraad is wachtzaal voor wie schepenambt wil’

Persmededeling: Groen maakt werk van versterking West-Vlaamse open ruimte.

Persbericht: 5 Groene werven voor een impuls in West-Vlaanderen.