bartcaron.be

Studieloopbanen in het kunstgericht secundair onderwijs

Ingediend op februari 23rd, 2006 door bartcaron

Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de resultaten van onderzoek over de studieloopbanen in het kunstgericht secundair onderwijs

De heer Bart Caron:
Het onderzoek ‘Studieloopbanen van leerlingen in kunstgerichte opleidingen’ ging van start in 2003. De resultaten zijn zopas bekendgemaakt.
Ik ben blij dat het kunstonderwijs aan bod komt en in de media zichtbaar wordt. Het is een zwak broertje in de onderwijswereld. Dat blijkt ook uit het onderzoek. Niet alleen krijgt het weinig aandacht, het wordt ook door problemen gekenmerkt. Het KSO kent een zeer klein leerlingenpubliek.
Slechts twee op honderd leerlingen kiezen voor deze onderwijsvorm, en helaas is dat vaak een negatieve keuze. Het is vaak de laatste keuze nadat andere richtingen mislukten. Het watervaleffect speelt dus enorm sterk. Een derde van de leerlingen komt in het KSO binnen in het derde jaar, een derde komt nog in het vijfde jaar binnen. Heel wat van deze leerlingen zouden ook te kampen hebben met leerproblemen.
Ik betreur dit sterk. Het is belangrijk dat er meer informatie wordt verspreid over deze richtingen, dat de vooroordelen de wereld uit worden geholpen, dat ouders en andere betrokkenen deze onderwijsvorm als een evenwaardige richting gaan beschouwen, maar ook dat het kunstonderwijs een duidelijker profiel krijgt. Dit laatste wordt scherp aan de kaak gesteld in het onderzoeksrapport. In het onderzoek worden vragen gesteld waarmee we zeker aan de slag moeten.

Het kunstonderwijs is meer dan alleen maar het KSO. Ook in het technisch en beroepssecundair onderwijs zijn er kunstgerichte opleidingen. De eerste vraag van het onderzoek was die naar de eigenheid en het profiel van het KSO ten opzichte van de andere kunstgerichte onderwijsvormen. Het antwoord is eerder negatief: het KSO slaagt er niet in zich een duidelijk profiel aan te meten en de doelstelling van deze onderwijsvorm is dan ook voor velen onduidelijk.

Een tweede belangrijke vaststelling betreft de doorstroming naar het hoger kunstonderwijs. Leerlingen uit het KSO stromen sneller door dan leerlingen uit het TSO of BSO, maar eens ze in het hoger kunstonderwijs zitten, blijken hun slaagcijfers dan weer niet veel te verschillen van de leerlingen uit het ASO die deeltijds kunstonderwijs volgden. Sterker nog, de slaagpercentages van deze laatste categorie liggen net iets hoger. Dit terwijl verwacht kan worden dat het KSO toch een meer volledige voorbereiding op hoger kunstonderwijs zou bieden dan het ASO in combinatie met deeltijds kunstonderwijs. Vooral theorievakken zouden een probleem vormen. De onderzoekers waarschuwen ervoor dat dit probleem enkel nog zal toenemen door de academisering van het hoger onderwijs.

Ook qua doorstroming naar de arbeidsmarkt, stelt het KSO teleur. Slechts 13 percent van de leerlingen stroomt effectief onmiddellijk door, terwijl dit voor de leerlingen uit het kunstgerichte TSO en BSO respectievelijk op 38 en 50 percent ligt. Studenten uit het KSO die wel onmiddellijk werk vinden, stappen meestal in een job die nauwelijks aansluit bij hun opleiding. De harde conclusie van het onderzoek is dan ook: wie verder wil studeren in de kunstensector, kiest het best voor het ASO, wie onmiddellijk werk wil vinden, gaat beter naar het TSO of BSO. Het KSO lijkt wat overbodig.

Toch is het niet allemaal kommer en kwel. Opvallend is dat het welbevinden bij de leerlingen uit het KSO vrij hoogt ligt: 82 percent zou achteraf opnieuw voor deze opleiding kiezen. Ook ligt het probleem niet enkel bij de secundaire scholen. Zo zou er ook werk moeten worden gemaakt van de selectieproeven in het hoger kunstonderwijs. De vooropleidingen zouden sterk verschillen van school tot school. Daarenboven zouden de verwachtingen van studenten erg uiteenlopen.

Meneer de minister, deze reeks knelpunten moet worden aangepakt.

– Bent u van plan initiatieven te nemen om het KSO beter bekend te maken bij ouders en andere betrokkenen, en de vooroordelen weg te werken zodat men kan voorkomen dat leerlingen in het kunstsecundair onderwijs ‘een uitstervend ras’ worden?

– Bent u van plan initiatieven te nemen om het profiel van het KSO te verduidelijken? Zo ja, hoe zien die plannen er concreet uit? Momenteel slaagt het KSO er blijkbaar onvoldoende in haar opdrachten – de voorbereiding op het hoger onderwijs of hoger kunstonderwijs en de voorbereiding op de arbeidsmarkt – waar te maken. Hoe kan daaraan verholpen worden?

– Worden er initiatieven genomen om te sleutelen aan de toelatingsproeven, of ten minste om de verwachtingen te verduidelijken, en om de proeven van de verschillende hogescholen meer op elkaar af te stemmen?

Minister Frank Vandenbroucke:
Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, ik overloop de vragen van de heer Caron.

Een: bent u van plan initiatieven te nemen om het KSO beter bekend te maken? De schoolloopbaanbegeleiding en de keuze uit het schoolaanbod gelden ook voor het KSO. Ze zijn net zoals de beroepskeuzebegeleiding een gedeelde verantwoordelijkheid die via overleg tussen verschillende betrokken participanten in en buiten het onderwijs tot stand komt. Leerlingen, leerkrachten, ouders en de CLB’s zijn de verschillende actoren in het schoolloopbaanproces.
De keuzebegeleiding op school begint met het aanleren van vaardigheden, attitudes en deskundigheden waardoor de leerling zichzelf en zijn omgeving beter leert kennen, informatie leert opzoeken en verwerven en verantwoordelijkheid leert opnemen die hem in staat stellen zijn schoolloopbaan zelf in handen te nemen. Dat kan elke dag gebeuren, in elke les en op ieder onderwijsniveau. Daarom is ‘leren kiezen’ ingebouwd in de eindtermen, van in de kleuterschool tot en met het secundair onderwijs. De leerling staat er echter niet alleen voor. Dankzij de eindtermen heeft iedere leerkracht de plicht ermee bezig te zijn. Maar in de begeleiding zijn ook nog andere actoren betrokken, en ze hebben onmiskenbaar een impact: de ouders, de familieleden, de vriendenkring, andere leerlingen enzovoort.

De interactie tussen omgevingsfactoren, de eigenheid van het gezin, de school, de specifieke eigenschappen en de ontwikkelingsgeschiedenis van de leerling zorgen ervoor dat het studie- en beroepskeuzeproces van leerling tot leerling verschilt. De keuzebegeleiding overstijgt de scharniermomenten in het onderwijs, maar krijgt op die momenten wel extra aandacht.
Precies daarom is er in het hele begeleidingsproces in professionele ondersteuning vanwege de CLB’s voorzien. Het CLB en de leerkrachten kunnen samenwerken rond methodieken en instrumenten voor schoolloopbaanbegeleiding en het CLB kan hierbij objectieve informatie over het onderwijsaanbod verschaffen.
Als alle verantwoordelijken hun taak ter harte nemen, kan een leerling zichzelf beter leren kennen. Het komt er enkel op aan samen te overleggen en de informatie zo breed en correct mogelijk te verspreiden. Het doel wordt bereikt als de leerling in het onderwijsaanbod ‘de biotoop’ kan vinden waarin hij met zijn kansen en talenten optimaal tot ontplooiing komt.

Twee: bent u van plan initiatieven te nemen om het profiel van het KSO te verduidelijken?
Ik heb twee betrachtingen. Enerzijds heeft het KSO-profiel te maken met instapverwachtingen, zoals reeds omschreven in de publicatie van de VLOR over de eigenheid van het KSO van 2000.
Het KSO richt zich tot leerlingen die zes eigenschappen bezitten.
Deze zijn: bij de instap de gedrevenheid hebben om creatief te werken en hun creativiteit te ontwikkelen; bereid zijn tot een permanente reflectie over de eigen waarden en inzichten; bereid zijn artistiek-technische vaardigheden te ontwikkelen; beseffen dat het verwerven van de noodzakelijke inzichten en attitudes een bewuste keuze en dagelijkse concentratie
veronderstelt; in staat en bereid zijn in groep te werken en de eigen realisaties te vergelijken met die van anderen; en ten slotte, betrokkenheid vertonen met het studiegebeuren en op basis daarvan bereid zijn aanknopingspunten te zoeken in de actualiteit.

Het is dan ook de bedoeling – en ik verwijs daarvoor naar mijn antwoord op de eerste vraag – dat de leerlingen die instappen in het KSO voldoende op de missie van het KSO zijn voorbereid. De verantwoordelijke actoren van het KSO hebben vervolgens de verantwoordelijkheid dit instapprofiel van de leerlingen zo optimaal mogelijk te beschermen en te ontwikkelen volgens de KSO-filosofie die is gebaseerd op de wederzijdse betrokkenheid van de leerling en de leraar bij de artistieke stof in het leerproces.
Anderzijds heeft het profiel van het KSO natuurlijk ook te maken met leerresultaten. De resultaten van de verdere ontwikkeling van de procedure van specifieke eindtermen zullen bijdragen tot de kwaliteit van het KSO en het debat erover. We onderzoeken momenteel nog welke piste hiervoor ontwikkeld moet worden.
Ondertussen werken wij ook aan het raamwerk van een eenduidige en transparante kwalificatiestructuur, waarin zowel plaats is voor doorstroomgerichte als arbeidsmarktgerichte kwalificaties en waarin bijgevolg alle soorten kwalificaties, inclusief diploma’s, certificeringen en erkenningen van competenties kunnen worden geplaatst. Een grondige studie en diepgaand overleg tussen de overheid en de onderwijs- en opleidingspartners is hierover bezig. De kwaliteitsreferentie voor het profiel van het KSO vraagt dus een gedeelde verantwoordelijkheid inzake beleidsruimte.
Daartoe verrichten we nu de vereiste studies.

Wat uw derde vraag betreft, moet ik zeggen dat momenteel het KSO er blijkbaar onvoldoende in slaagt zijn opdrachten te vervullen. Hoe en op welke domeinen zou daaraan verholpen kunnen worden? Het is een meerwaarde als het KSO leerlingen kan voorbereiden op ‘zo ruim mogelijke keuzes over hun toekomstige loopbaan’. Dat kan een doorstroming naar artistieke gebieden in het hoger onderwijs betekenen.
Maar dat sluit vervolgstudies in niet-artistieke gebieden van het hoger onderwijs of de uitoefening van een beroep onmiddellijk na het afstuderen met of zonder specialisatiejaar niet uit.
In die zin onderscheidt het KSO zich niet sterk van de andere onderwijsvormen. Het is eerder de specifieke KSO-schoolcultuur, die met haar artistiek gericht opvoedings- en didactisch proces op een bijzondere wijze wil aansluiten bij het profiel van de KSO-leerling en hem in het vormingsproces centraal stelt. Dankzij een bewuste integratie van algemene vorming en artistieke vormingscomponenten draagt het KSO bij tot de persoonlijke ontwikkeling en het welbevinden van de leerling.
De zinvolheid van ‘de algemene vorming’ die aansluit bij de belangstellingssfeer van de leerling is dus een belangrijk criterium en creëert een zinvolle synthese als voorbereiding op zijn toekomstig maatschappelijk leven.

Ten slotte vroeg u of er initiatieven worden genomen om te sleutelen aan de toelatingsproeven, of de verwachtingen ervan ten minste duidelijker te maken en
de proeven van de verschillende hogescholen meer op mekaar af te stemmen. De sleutel ligt in handen van de autonome beslissingen van de hogescholen.
Wellicht zullen in het overleg dat zij daarover wensen te voeren verdere denkpistes worden beoordeeld in functie van mogelijke parameters. Een constructief debat over de voor- en nadelen van uniformisering, afstemming en profilering zou een meerwaarde kunnen zijn.

Deze reflecties bij de vragen van de heer Caron zijn misschien niet altijd bijzonder concreet. Ik ga er evenwel van uit dat het onderwijsveld zich zelfstandig moet ontwikkelen en de ruimte moet krijgen om zelf accenten te leggen. De voorzitter: De heer Caron heeft het woord. De heer Bart Caron: Ik ben het met uw laatste opmerking eens. Het veld moet zijn werk doen. Toch denk ik dat er iets moet gebeuren, zo niet wordt de onduidelijkheid over die opleiding en de voorbereiding van de doorstroming naar verdere studies nog groter. Misschien moet die richting een beetje opgewaardeerd worden. Het watervaleffect is immers geen positieve zaak.

De heer Bart Caron: Dat komt omdat de creativiteit er centraal staat. Dat is erg goed voor de ontplooiing van die leerlingen. We merken echter dat een leerling uit het KSO in het hoger kunstonderwijs lagere cijfers haalt dan een leerling uit het ASO. Dat toont toch aan dat er iets niet klopt? Ik deel uw bekommernis: het secundair onderwijs is geen beroepsgericht onderwijs, maar moet doorstromingsmogelijkheden naar verdere studies bieden. Toch zijn de slaagcijfers merkwaardig.

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Studieloopbanen in het kunstgericht secundair onderwijs

boek

Klik hier om het boek te downloaden


'Vanop de Frontlijn, Reflecties op het Vlaamse Cultuurbeleid' - Bart Caron en Guy Redig, Uitgeverij Vrijdag, april 2019




Bart Caron met contrabas (foto: Viviane Decock)

 

Nieuws

Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen) stopt met actieve politiek

We moeten af van ‘middeleeuwse’ overdracht van jachtrechten

Alternatieven voor dierproeven

Het ‘kleine’ parlementaire werk. Recente voorbeelden: Geluidshinder kusttram – Hakhoutbeheer – Restauratiepremies Onroerend Erfgoed – Beschermde landschappen

Ketnet wil zender voor allerkleinsten, “Legitieme vraag en begrijpelijke ambitie”

Gereglementeerde boekenprijs unaniem goedgekeurd door Vlaams parlement

Wat liep er fout met de bescherming Villa Slabbinck? (Brugge)

Groen verwelkomt Bellegemse windmolens, maar vraagt ‘windplan’ voor regio Kortrijk

Groen wil geen sloop hoekhuis Kasteelkaai-Belfaststraat.
Hoog tijd voor een Kortrijkse visie op erfgoed!

Woede van boeren terecht, maar alleen ander landbouwmodel geeft boeren een zekere toekomst.

Provinciebestuur W-Vl verliest vele (culturele) instellingen

Bart Caron : “Overdracht cultuurbevoegdheden provincies is een wangedrocht !”

Leve Mest-Vlaanderen

Nog geen bescherming poldergraslanden

Nog redders aan de kust?

Brugge weert plooifiets uit overheidsgebouwen

De Leie of het Kanaal naar Roeselare: Groen wil meer binnenvaart

Kortrijk Airport, milieuvergunning aangepast?

Wanneer faire prijzen voor landbouwproducten?

Kortrijk heeft de bus gemist

Burgerkabinet ontslaat Gatz niet van plicht om al bestaande inspraak te versterken

Steeds meer monumenten wachten op broodnodig onderhoud. Ondertussen verkrotten ze

Freya Piryns voorgedragen als vertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de VRT

Regering krimpt beloofde natuurgebieden langs de Leie sterk in

Bruggen in Kortrijk, werkende verlichting op de fietspaden is een brug te ver…

LAR-zuid, woordbreuk van de stadscoalitie

Informatie, diverse sporten en cultuur moeten prioriteit VRT blijven

‘Gemeenteraad is wachtzaal voor wie schepenambt wil’

Persmededeling: Groen maakt werk van versterking West-Vlaamse open ruimte.

Persbericht: 5 Groene werven voor een impuls in West-Vlaanderen.