bartcaron.be

Kloefkappers, of het primitieve pop- en rockbeleid

Ingediend op december 18th, 2013 door bartcaron

Het is zo’n mooi West-Vlaams woord. Origineel is dat het ambacht van de klompenmaker. Figuurlijk is het, vooral in West-Vlaanderen, een omschrijving voor lieve mensen, niet van de slimste. Simpele zielen dus.

Nee, het gaat niet over de muzikantenstiel, die vergelijking zou niet eervol zijn. De kloefkappers vind je bij bij de overheid en de muziekbusiness. Bij hen die zo graag een streepje schaduw vangen van het sterrendom, van de mythe van de onaantastbare artiest, die dromen van een haast onaardse aanbidding. En ook bij hen die vanuit chique bureaus en pluchen zetels naar die vreemde artistieke wereld kijken, met bewondering én meewarigheid tegelijk, die zich eigenlijk verheven voelen, de politici en beleidsmakers dus.

Daar zit het fout, niet bij de stielmannen en creatievelingen zelf.

Op een debat op Glimps klaagde de muzieksector terecht over de kloefkapperige ondersteuning van hun werk. Ze slagen er niet in internationaal door te breken en kijken met half jaloerse maar bewonderende blikken naar de opmerkelijke inspanningen die prutslanden – klein en artistiek niet zo gereputeerd – als Ijsland en Denemarken doen voor hun rockers. Kijk eens hoe zij gepromoot worden op de internationale scène, tot het wereldlijk succes hen in de schoot valt. En ja, waarom de Vlaanderen dat niet kan (of doet), terwijl onze dansers, theatermakers, filmakers wel overal gevraagd en gevierd worden, in Avignon bijvoorbeeld. Dat is niet de verdienste van het cultuurbeleid, maar van de kunstenaars zelf.

Waarom komt er geen 6% BTW op cultuurproducten zoals digitale muziek? Waarom hangt het sociaal statuut van de kunstenaar nog steeds met haken en ogen aan elkaar? Waarom geldt de tax-shelter enkel voor film en niet voor muziekproducties? Waarom krijgt de klassieke muziek nog zoveel meer subsidies dan de pop en rock? Waarom zijn muziekclubs – de talentkwekers bij uitstek – nog de steeds de paria’s van het Kunstendecreet? Een muziekclubs krijgt slechts een derde van de subsidie van een evenwardig toneelgezelschap. En dat terwijl onze eigen muziekscene de ene na de andere Vlaamse/Belgische band voortbrengt, die alom wordt geroemd

Kloefkapper 1 is het Vlaamse cultuurbeleid. Rock en pop zijn nog met moeite gerespecteerd als kunstvorm. Dat botst tegen de traditie. De weg naar waardering is bezaaid met regelneverij van het type geluidsnomen, met gebrek aan specifiek muziekinstrumentarium en een flinke portie ongeloof. Als de minister van Cultuur onderweg ook nog eens meer dan de helft van haar internationaal budget wegsaneert, dan moet de rockers wel de weg van de alternatieve financiering op. Alsof de festivalbezoekers zitten te wachten om hun portefeuille open te trekken. Kortom, het is schuldig verzuim van het Vlaamse cultuurbeleid. Het nieuwe Kunstendecreet is een goed ding maar is voor de pop en rock niet goed genoeg. Ik schreef in een conceptnota voor dat decreet al dat een fonds voor rock en pop, zeker voor de internationale ondersteuning van muzikanten, voor tournees, opnames en promo, even nodig is als op tijd nieuwe snaren leggen op je gitaar. De sector overschrijdt met haar schreeuw veruit de geluidsnorm. Hopelijk draagt die tot op het Martelaarsplein. Dat de hoge dames en heren een beetje spieken bij onze Franse zuiderburen die van chauvinisme alles kennen, en er aardig wat centen voor over hebben.

Kloefkapper 2 is de de muziekbusiness zelf. Die is net wel internationaal. De major labels hebben België de rug toegekeerd. De Itunes en Amazons van deze wereld vinden het de moeite niet om hier een afdeling op te richten. Te weinig toptalent? Nee hoor, een te kleine markt, En een overheid die hen niet gunstig gezind is. De kleine labels doen hun dikke best, maar ze zijn klein en dus onmachtig. Een pasklaar medicament is er niet voor dit chronisch probleem. Tenzij onze muziekmarkt veel belangrijker wordt. Ja, waarom niet dat ambiëren?

Kloefkapper 3 is onze buitenlandse politiek. Zowel van de federale staat als van de deelstaten. Wat doet bijv. Export Vlaanderen voor onze artiesten? Of Toerisme Vlaanderen? Wat doen onze vertegenwoordigers in London, New York of Madrid? Chocolade promoten staat tenminste nog op hun agenda, net als de herdenking van Wereldoorlog I, maar cultuur, laat staat pop en rock? Geef toe, beste lezer, wat is ons sterkste exportproduct? Dat zijn toch onze kunstenaars, van beeldende kunstenaars over filmmakers tot rockartiesten? Waarmee is Vlaanderen in de wereld het beste gekend? De federale overheid is in hetzelfde bedje ziek. Promoten onze ambassades ons muziekvolkje? En dan die de krakkemikkige auteursrechten waarvan het gros van de inningen naar buitenlandse sterren wordt gedraineerd. Internationale speelt België geen actieve of zelfs een negatieve rol om problemen op de agenda te zetten. Denk aan de bedrijfsvoorheffing van artiesten die in het buitenlands spelen, de strijd om cultuur buiten Vrijhandelsakkoorden te houden, de problemen rond visa voor eigen en buitenlandse artiesten enz.

En zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Waarom is het deeltijds kunstonderwijs zo hopeloos ‘klassiek’? Wanneer eindelijk een volwaardige plaats voor het meest beoefende muziekgenre? Met volwaardige rockdocenten, aangepaste cursussen en sessies enz.
Hoe zit het met de openbare omroep die eigen talent min of meer koestert, voor zover het past in de formats van hun zenders uiteraard. Als het wat moeilijker is, valt het van de playlists.
Het meest gedreven zijn een aantal steden in Vlaanderen. Zij bouwen muziekcentra uit, voorzien repetitie- en speelplekken, promoten hun jong creatief talent, ondersteunen hun clubs.

Kloefkappers, wat zijn we een primitief volkje.

Ingediend onder bart schrijft, mijn gedacht Reacties uitgeschakeld voor Kloefkappers, of het primitieve pop- en rockbeleid

Zet een Maggie op Cultuur en Media

Ingediend op oktober 20th, 2013 door bartcaron

Het moet me van het hart: al wie denkt dat cultuur voor mensen niets meer betekent, hebben ongelijk. Zoveel mensen willen meer dan oppervlakkig entertainment. Ze zoeken. Ze genieten, maar willen meer dan het moment. Ze willen dat er iets blijft hangen, dat hen aan het denken zet, dat hen een echte meerwaarde biedt. Als dat gebeurt, dan voel je dat. Het is een soort spanning, een onzichtbare lading die in de zaal hangt, die mensen met elkaar en met de kunst(enaar) verbindt. Je verliest als het ware het contact met het materiële en het fysische, voor even toch.

Ik mocht het meemaken bij een heel gewoon optreden van Willem Vermandere in Bevel, een onooglijk dorp in de stille Kempen, georganiseerd door een lokale KWB-afdeling. Zo ouderwets Vlaams in een parochiaal centrum waar de tand des tijds meer dan één litteken aanbracht. Maar wel een pompvolle zaal, met een publiek dat zich liet ontroeren, dat zich liet meevoeren in de verhalen en de liedjes. Schijnbare eenvoud, maar veel meer dan. En een warm moment.

Ik mocht het meemaken bij het gesprek In Bronks, dat de belangbehartiger van het sociaal-cultureel werk (FOV) organiseerde over de toekomst van de sector. Een gedeeld geloofd in de emancipatorische kracht van verenigingen, vormingswerk, maatschappelijke actie. Maar ik herinner me vooral het warme verhaal van een verantwoordelijke van een federatie van etnisch-culturele verenigingen, die me achteraf kwam vertellen dat zij een explosieve groei kenden van aangesloten lokale afdelingen, zo’n 260 ondertussen, die smeekten om meer ondersteuning en erkenning vanwege de Vlaamse overheid. Hoezo, het verenigingsleven is dood, zoals sommige politici orakelen? Het verkleurt, en dat is goed.

Ik mocht het meemaken toen ik de voorstelling ‘Lange dagreis naar de nacht’ zag van Theater Antigone. Ik mocht het meemaken bij het lezen van de prachtige roman ‘Stoner’ van John Williams. Ik mocht het meemaken bij het concert van Robin Verheyen op Jazz Middelheim. Ik mocht het meemaken bij tentoonstellingen, voorstellingen en concerten van veel kunstenaars.

En is het niet fijn dat je er ook nog kan in verdiepen? Een goed stuk in een blad, een fijn interview op radio of televisie? Dat kan je ook aanzetten naar een voorstelling te gaan.

Het kwam dan ook als een donderslag bij heldere hemel. Verstomming. Hoe kan dat nu dat de VRT radio het geloofde ‘Joos’ afvoert? Niemand begrijpt het. Het is een ogenschijnlijk eenvoudig programma met fijne gesprekken. Maar het is een ‘dieper-gravend-dan-normaal’ radioprogramma dat aandacht besteedt aan kunst en belangrijke maatschappelijke fenomenen. Te weinig luisteraars? Of past het niet meer in het profiel van de huidige radiomakers? Blijkbaar moet de VRT vlotter, jeugdiger, sneller… Ik noem het al een tijd de verstudiobrusseling van radio 1. Ook in de muziekkeuze. Er is geen plaats meer voor chanson, een streep folk of blues wegens niet populair genoeg. Luister- en kijkcijfers zijn blijkbaar de enige norm. Bant de omroep liever alle cultuur naar Klara en Canvas (en naar OP12)? Daar komen de hardliners wel, de culturele happy few. Maar is het niet veel belangrijker kijkers en luisteraars met cultuur te confronteren op de generalistische zenders (één en radio 1 en 2)? Waarom subsidiëren we de VRT? Toch niet om te doen wat de commerciële zenders even goed of zelfs beter doen, zonder subsidies weliswaar? Krijgt de VRT haar dotatie om dure sportrechten te kopen of soaps en ander entertainment te maken? Mag er een streep cultuur bij?

De opleuking is nu al een tijdje bezig. Waarom laten de aandeelhouders van de openbare omroep, de volksvertegenwoordigers, dat gebeuren? Ik verzet me, maar sta haast alleen. Wat een gevoel van onmacht. En dus moeten er drastischer maatregelen komen. ‘We hebben nood aan een Maggie De Block op mobiliteit’, zo blokletterde De Morgen. Misschien wel, maar nog veel liever zou ik een Maggie zien op de bevoegdheden Cultuur en Media. Een madame met haar op haar tanden, maar ook met een grote liefde voor kunst en cultuur. Eentje die niet slaafs de VRT-bonzen volgt. Eentje die niet evenveel subsidie geeft aan een museum (van landelijk belang) als aan één musicalproject van Music Hall. Eentje die durft te zeggen waar het op staat, en dat ook durft en kan afdwingen. Een soort Maggie dus…

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Zet een Maggie op Cultuur en Media

Heimwee naar de verzuiling, of toch niet?

Ingediend op september 12th, 2013 door bartcaron

Moeten we nu heimwee hebben naar het tijdperk van de sterke zuilen? Volksvertegenwoordig Bart Caron laat zijn licht schijnen op de ontwikkelingen in het middenveld in de postverzuilde samenleving.

Ik zal het eerlijk bekennen: ik ben, of was (?) een stevige tegenstander van de verzuiling. Omdat door de verzuiling mensen die niet vanuit een welbepaalde cocon ontbolsterden, moeizaam of geen kans kregen om te bloeien. Talent, inzet, werkkracht, het was in ons landje minder belangrijk dan je herkomst. De scholen, ziekenhuizen, sociaal-culturele verenigingen tot en met de klassieke politieke partijen rekruteerden hun dienaren uit de eigen zuil. Wie zich daar niet in wilde inpassen, kwam niet echt aan de bak.

Dat is uiteraard een beeld dat ik heb geërfd uit de vorige eeuw. Het is slechts gedeeltelijk geldig, vooral omdat de kiezer, middels de democratie, zich langzaam afkeerde van de traditionele zuilen en hun bovenbouw, hun timpaan, de traditionele politieke partijen. Op dit anachronisme kom ik straks nog terug.

Met evenveel stelligheid heeft de geschiedenis geconcludeerd dat precies diezelfde verzuilde organisaties, vooral deze waarin vrijwilligers een belangrijke rol speelden, uitermate belangrijk emanciperende effecten hebben gehad op de welvaart van de betrokkenen, het onderwijsniveau en het algemeen welbehagen van die groepen in de samenleving die het in diezelfde vorige eeuw niet onder de markt hadden. Belangrijk was de participatie van mensen uit die (doel)groepen.

Het resultaat mag er zijn: de lower classes uit de lange twintigste eeuw zijn naar het einde van die eeuw ‘opgeklommen’ en zijn middenklassers geworden. Arbeiders, landbouwers, … mannen én vrouwen. Niemand durft in twijfel trekken dat hun emancipatie versterkt werd door de ‘samen’ontwikkeling onder gelijken. Hetzelfde kan je zeggen over de bescherming die de verzuilde cocon bood aan de zwakkeren uit deze groepen. Mensen hadden andere mensen om op terug te vallen als ze het zelf moeilijk hadden. Toen was een woord als solidariteit nog niet versleten.

Sinds de jaren ‘60, niet toevallig de meest welvarende periode uit onze geschiedenis, werden nieuwe groepen gevormd rond nieuwe thema’s. Ze hadden als gemeenschappelijke kenmerken dat ze vooral kritisch waren over de al te materialistische benadering van het ‘goede’ leven, voor de ouderwetse heersende moraal van toen – streng katholiek doch niet meer aangepast aan de postmoderne samenleving – en voor de afgesleten genderrollen. Die thema’s werden vreemd genoeg veel minder opgepikt door de verzuilde verenigingen, enkele niet te na gesproken. Alsof ze vreesden dat het verworven materieel en intellectueel niveau er schade onder zou kunnen leiden. Dierenrechten, seksualiteit, euthanasie, milieubescherming, integratie van nieuwkomers, het zijn slechts de bekendste voorbeelden van deze brede beweging. Ik noem ze verder in dit stuk ‘nieuwe thema’s’. Ik moet nog even kwijt dat de oude verenigingen, de term is die ik verder gebruik om de traditionele verzuilde verenigingen en organisaties aan te duiden. Kenmerkend is dat ze een breed palet hadden. Vooral de sociaal-culturele verenigingen werkten multithematisch, rond de totale mens in zijn context. Ze vormden die personen en gezinnen. De verzuilde scholen boden onderwijs, de ziekenhuizen en mutualiteiten gezondheidszorg, de vakbonden vochten voor de belangen van de werknemers …

Verzuiling: omknelling

En ja, het onvermijdelijke geschiedde. De geëmancipeerde burgers voelden de cocon waarin ze thuis waren als een beklemmend slakkenhuis dat hun vrijheid inperkte. Vrijheid is in de vorige zin trouwens het belangrijkste woord. Meer vrijheid, meer keuzemogelijkheden, meer ruimte voor eigen initiatief … en dus minder groepsgerichte vrijetijdsbesteding, geen dwingend lidmaatschap, minder vrijwilligerswerk waren het lot van veel verenigingen. Het is een anachronisme van de geschiedenis: de verzuilde verenigingen hebben door hun emancipatorisch werk ervoor gezorgd dat ze grotendeels zelf overbodig, of minstens minder belangrijk zijn geworden. Langzaam maar zeker keerden veel mensen zich af, of kozen voor een zwakkere binding met hun originele zuil. Ze blijven er vaak deel van uitmaken, uit utilitaire overwegingen, uit gemakzucht of om professionele redenen. Vooral de totaalaanpak van de oude verenigingen voelde beklemmend aan. Wie engageert zich nog een leven lang in een vereniging die rond zoveel thema’s werkt?

Het resultaat is het beste zichtbaar in de actuele politieke krachtsverhoudingen. De traditionele, op zuilen gebaseerde partijen hebben samen niet meer de helft van de stemmen. De meerderheid van de kiezers stemt voor partijen die niet of toch in mindere mate rond de traditionele maatschappelijke breuklijnen en thema’s zijn gevormd, partijen die in ieder geval niet meer gebouwd zijn op de grote filosofische stromingen. Zeker de religieuze binding, in casu de christelijke, is sterk verzwakt, bijna verdwenen. Maar ook traditionele aanhangers van de socialisten en liberalen hebben zich grotendeels afgekeerd van hun politieke moeders. Op het waarom ga ik hier, omwille van de beperkte ruimte, niet in.

Nieuwe thema’s

De nieuwe thema’s, ondertussen gemeengoed in alle verenigingen, nemen toe en dan weer af in belang. Wie herinnert zich nog de zo massale opkomst voor de rakettenbetoging uit 1983? Zo’n 400.000 mensen kwamen er hun mening scanderen. Pacifisme, zou dat nog een thema zijn waar vrijwilligersgroepen rond actief zijn? Dergelijke verenigingen deinen (helaas) op de golven van ‘gebeurtenissen’ in de samenleving. De grootste manifestatie was de Witte Mars, gesteund op de witte comités, maar wat blijft daar van over? De vluchtigheid van de postmoderne samenleving werkt dat zeker in de hand. De sociale media zijn een zegen als je het over mobilisatiekracht hebt, maar de thema’s ebben sneller weg als ze zijn gekomen. Wat ik maar wil zeggen: verenigingen actief rond nieuwe thema’s en hun methodes hebben niet de stabiliteit als de oude, verzuilde voorgangers.

Nieuwe lower class

De lower class uit de vorige eeuw is geëmancipeerd. De problemen zijn dus opgelost? Helaas is dat niet zo. Terwijl vele groepen opklommen op de maatschappelijke ladder, is er haast op een bijna onzichtbare wijze een nieuwe lage klasse ontstaan. Onder de brede noemer die ‘armoede’ is, kan je vandaag zowat 15% van onze bevolking situeren. Dat is dus een grote groep. Gekenmerkt door factoren als laaggeschooldheid, langdurige werkloosheid, of in de hand gewerkt door ziekte, handicap of gezinsproblemen, is er een nieuwe onderlaag gegroeid.

De oude verenigingen kunnen de leden ervan maar moeilijk bereiken, wat logisch is gezien hun geschiedenis. Hun leden voelen zich trouwens maar weinig verwant met die nieuwe groepen. Die zijn cultureel zeer gekleurd. Homogeen zijn die groepen zeker niet.

Daarin werken de oude filosofische breuklijnen niet meer. Ontstaan er dan geen verenigingen of zelforganisaties in de schoot van die groepen zelf? Jazeker, er zijn tal van etnisch-culturele zelforganisaties opgericht, geëngageerde burgers richten integratieprojecten en -centra op, bewonersgroepen zijn de drijvende krachten achter buurtwerk en samenlevingsopbouw, personen in armoede richten verenigingen op … Ik vrees echter dat ze een beperkt publiek bereiken. Een te klein deel van deze groepen? Minder dan de oude verenigingen in hun beste tijd? Elk initiatief van mensen is zinvol, hoe beperkt ook in omvang of duur. Is er dan geen alternatief? Dat is niet zo eenvoudig. Het oude model in de zin van een rond vele thema’s werkende vereniging, is niet erg compatibel met de samenleving van vandaag. En dus ook voor vele mensen uit die groepen is het geen aantrekkelijke cocon om zich tot een mooie vlinder te ontwikkelen.

De oude schema’s van de overheid

En hoe gaan overheden hiermee om? Waarderend en stimulerend? Of afremmend? Ik vrees dat de aanpak van de overheid een en ander in negatieve zin activeert. Een eerlijke ondersteuning via bijv. subsidies of infrastructuur is soms aanwezig, maar die is wel zeer beperkt. En de regels die de overheid – hier worden de verschillende overheden bedoeld – oplegt zijn niet aangepast aan de nieuwe praktijken. De overheid gaat specialistisch en verkokerd te werk. Een voorbeeld: wie subsidie krijgt vanuit de middelen van het cultuurbeleid, kan niet werken rond huiswerkbegeleiding of sport, want dat past niet in het culturele vakje. Het is in andere sectoren niet anders. Ik herinner me een recent debat. Een van de panelleden – een 42-jarige opvoeder met Marokkaanse roots, maar geboren en getogen in Brussel – deed een aangrijpende tussenkomst over de ellende die zelforganisaties ondervinden om financiële steun te vinden voor de (kleinschalige) initiatieven die zij willen nemen. Veel meer dan we doorgaans vermoeden, wegen de verzuilde krachten nog zwaar door in het subsidiebeleid. Niet gehinderd door enig cynisme raadde hij jongeren aan om een partijkaart te kopen wanneer ze kans willen maken op subsidies. Hij chargeerde, maar het is een structureel probleem “C’est une culture étatiques”. Anders geformuleerd: het institutioneel en beleidskader is onvoldoende aangepast aan de realiteit op het terrein – zoals in Vlaanderen de subsidiëring nog te veel is geënt op een landelijk georganiseerd verenigingsleven, terwijl de verstedelijking fors is toegenomen. Organisaties – niet zelden ingebed in het klassiek verzuilde middenveld – met een stevig middenkader zijn honderd keer beter omkaderd om kwaliteitsvolle dossiers te schrijven voor uiteenlopende subsidiekanalen. De voorwaarden en criteria die gehanteerd worden zijn onvoldoende cultuurneutraal.

De overheid bepleit inburgering en integratie, maar gaat in haar ondersteuningsbeleid zelf allesbehalve integraal te werk. Een bijkomend element is het effect van gebrekkige financiering, die – al dan niet sluipend – vermindert. Er zijn de saneringen op Vlaams niveau, maar deels omdat lokale besturen grotere bevoegdheden krijgen, wordt ook daar bespaard, al vallen ze minder op. Of er is sprake van ‘verschuivingen’. De besparingsmaatregelen die sommige steden doorvoeren – vergeef me dat ik geen namen van steden noem maar dat doe ik om dit artikel niet té politiek te kleuren – geven blijk van misprijzen van het professionalisme van het middenveld: enkel en alleen om te besparen worden betaalde krachten vervangen door vrijwilligers. “En de dienstverlening blijft gegarandeerd”, zeggen ze. Dat is natuurlijk je reinste onzin. Voor echt jeugdwerk, doordacht integratiewerk, een integraal gezondheidsbeleid zet je geen vrijwilligers in, maar beroepskrachten. Zij hebben er hun job van gemaakt hebben om met kennis van zaken iets wezenlijks te veranderen de samenleving. Ik zie een parallel met het debat dat in Nederland woedt over de bezuinigingen in achterstandswijken. Nu de overheid zich om redenen van bezuinigingen terugtrekt uit achter­standswijken (zogenoemde Vogelaarwijken) zijn de bewoners aan zet. Samen met de gemeente moeten zij de buurt leefbaarder maken. Het is natuurlijk een illusie te denken dat leken de leemtes kunnen vullen die professionals laten vallen. De overheid spant de burgers voor haar kar.

Terug naar Vlaanderen. Als verenigingen zich rond hun religie formeren – ik bedoel voornamelijk de islam – vallen ze uit de boot. Te vreemd of te afwijkend? Moskeeën en moskeeverenigingen – gelijken die niet op de katholieke verenigingen van ‘toen’? – worden met mondjesmaat erkend. Omdat ze niet passen in de postverzuilde samenleving? Het is maar een voorbeeld ….

Liever zelf inspraak organiseren

Ik raakte tot nu één dimensie van de verenigingen niet aan, namelijk dat ze ook als spreekbuis, als megafoon functioneren voor hun leden en deelnemers. Ze versterken meningen en standpunten en roepen op om problemen aan te pakken. Bij de verzuilde verenigingen heeft de zwakke binding met hun zuil de wattage van de megafoon ver onder de geluidsnormen geduwd. Eigenlijk is dit een onwaarschijnlijke paradox in een tijd waarin boekenkasten vol worden geschreven over democratie, burgerparticipatie enz. Merken we niet dat de overheid er alles aan doet om te tonen dat ze wel degelijk haar oor te luisteren legt? Vreemd genoeg doet ze dat meestal niet bij burgergroepen, bij de mensen zelf. Nee, de overheden op alle niveaus, gemeenten, provincies, de deelstaten enz. organiseren de participatie steeds meer zelf. Ze zetten een netwerk op van formele adviesorganen dat voor niet-betrokkenen overkomt als een kluwen. Maar het heeft vooral één functie: het fungeert vooral als alibi voor participatie.
Daarnaast heeft de overheid de methoden en technieken uit de managementwereld ontdekt, methoden die daar bedoeld zijn om meer te verkopen. Maar de overheden organiseren tal van activiteiten waarbij de bevolking de indruk moet krijgen dat het wat te vertellen heeft. De waarde van dergelijke initiatieven voor de vormgeving van de samenleving moeten nog aangetoond worden. Maar één ding valt hierbij sterk op: de burger wordt als individu aangesproken, in het beste geval als ‘burger’ of als ‘consument’ van publieke diensten, niet als deel van een groep of van groepen. Versplintering van meningsvorming dus. Maar goed, liever dat dan onderhevig te zijn aan ‘drukkingsgroepen’ of ‘vermolmde adviesraden’. Vergeef me de woordkeuze.

Middenveld inpikken?

In het verlengde van deze beweging doet zich een nog veel schrikbarender fenomeen voor. Maar nog even een bijgedachte. In het verleden heeft de overheid vaak een beroep gedaan op het middenveld voor de uitvoering van bepaalde opdrachten. Denk bijv. aan de indertijd spontaan gegroeide en op solidariteit gebaseerde mutualiteiten die vandaag bijna alleen nog een uitvoerder zijn van overheidsbeleid, in die zin dat ze terugbetalingen uitvoeren van kosten voor je gezondheidszorg. In een soort gedeelde verantwoordelijkheid. De nieuwste tendens is de inschakeling van verenigingen en organisaties in het overheidsbeleid, in die zin dat hun subsidiëring wordt gekoppeld aan convenants, samenwerkings- of beheersovereenkomsten die de overheid meestal eenzijdig vastlegt. Hoewel de uitgangspunten en de werking van grote spelers die grote overheidsbudgetten beheren (bijv mutualiteiten) lovenswaardig waren, overheerst vandaag veelal een commerciële logica. De deelorganisaties binnen het ACW kunnen erover meespreken na het ARCO-debacle. In ruil voor centen moeten bepaalde opdrachten worden uitgevoerd. Weg met de gedachte dat verenigingen hun ‘ding’ moeten doen en dus zelf bepalen rond welke inhouden ze werken, zonder bemoeienis van de overheid. De mooie traditie in het jeugdwerk en het sociaal-cultureel werk dat de overheid zich niet inmengt met de inhoudelijke aspecten van de werking, maar financiert op basis van een intrinsieke meerwaarde voor de samenleving, verdwijnt langzaam maar zeker uit beeld. Een open samenleving met een dito democratie subsidieert organisaties die zich kritisch uitlaten over de overheid waar ze geld van krijgt. Zo hoort het. De evolutie gaat in een andere richting: veel verenigingen worden niet alleen met dalende subsidies geconfronteerd, maar krijgen een pak verplichtingen opgelegd. Kijk naar de natuur- en milieubeweging, naar de integratiesector enz. Ze worden utilitair ingezet, in functie van overheidsdoelen. Anders geformuleerd: de overheid wil bepalen hoe het middenveld er moet uitzien en hoe het moet werken.

Het nec plus ultra is de inkapseling, of in de overtreffende trap de nationalisering van delen van het middenveld en hun verenigingen. Daarin dreigen bijv. de armoedeverenigingen, de participatieorganisaties voor personen met een handicap en zelfs de samenlevingsopbouw terecht te komen. In het kader van een meer efficiënte armoedebestrijding legt de overheid normen op die op termijn wellicht leiden tot verplichte fusies, opgaan van delen van de werking in de overheid zelf. Een nog straffer voorbeeld is de reorganisatie van de integratiesector. Die is gegroeid uit de civiele samenleving en ondersteund door overheden. Maar nu nationaliseert de Vlaamse overheid deze sector boudweg. Onder de mom van meer efficiëntie en minder versnippering. De voorbereidingen van de hervorming wordt helemaal bepaald door consultancybedrijven. Of is het een operatie die bedoeld is om een bepaalde visie op integratie en inburgering door te duwen, waarbij kritische pottenkijkers niet gewenst zijn? Kies maar uit. Vreemd genoeg wordt deze evolutie door twee traditionele politieke partijen die deel uitmaken van de Vlaamse regering, ondersteund. Maar ja, het gaat hier niet om organisaties uit hun zuil. Mocht dat wel het geval zijn geweest, je had het horen donderen in Brussel.

Het is een bizarre evolutie. De overheid moet afslanken en minder zelf doen, zich concentreren op haar kerntaken, zo lezen we het dagelijks in interviews met invloedrijke politici en verlichte geesten uit zelfverklaarde expertengroepen. En dus privatiseert de overheid deels basisvoorzieningen zoals spoorwegen, energievoorziening enz. Maar het eigent zich tegelijk andere sectoren toe. De verklaring gaf ik eerder: het gaat om waardegeladen werkterreinen. Daar zit de angel. Sommigen vinden het middenveld effenaf overbodig. Zie ook de kritiek van Bleri Lleshi op de nieuwe kaste van ‘diversiteitsmanagers’. Diversiteit is geen klus die je klaart door mensen aan te trekken “die ermee bezig zijn”. We moeten meer naar mensen zelf luisteren. De vraag is: wie leidt wie? Lleshi voegt er aan toe dat de overheid mooie slogans lanceert (“diversiteit is een verrijking”) terwijl ze haar werk niet doet. Zonder middenveld is het alvast makkelijker om te streven naar een homogene samenleving, waar individuen dezelfde waarden en dezelfde cultuur delen. Vreemd genoeg was de oude verzuiling daar tegengesteld aan. Hoe verlammend ze vaak was, ze garandeerde verscheidenheid.

Ruimte maken voor de nieuwe initiatieven

En dus zou een mens zin krijgen naar de oude verzuiling. Al is die uitspraak niet vrij van enige ironie. In de oude tijden van de verzuiling wisten we tenminste nog waar we aan toe waren. Voor veel mensen hebben de verzuilde verenigingen een actieve rol gespeeld in hun groei. Daarentegen, voor velen die niet (meer) wilden meedraaiden in die geoliede machine, was de cocon een cel geworden, al was het een ruime en comfortabele. En democraten pur sang, waar ik me toe reken, baalden van de veel te grote invloed van de verzuilde drukkingsgroepen. Die verzuiling afbouwen was een sterke drijfveer van geëngageerde mensen, die die zagen als een voorwaarde voor een verdere emancipatie van de ‘burgers’.

Een halve eeuw na de opkomst van de nieuwe sociale bewegingen, beken ik dat ik, net als heel veel andere nieuwlichters, een en ander verkeerd heb ingeschat. De verzuiling is teruggedrongen, maar wat er in de plaats is gekomen, is fragiel en instabiel. Dat is geen verwijt, maar een vaststelling. Terugkeren naar de tijd van de oude verenigingen is een illusie. Wat kan er dan wel nog? Er zijn ook en vele positieve ontwikkelingen. Terwijl de nuance in het politiek debat dikwijls ver zoek is, rijpen de geesten in de samenleving – in bedrijven, in scholen, in verenigingen, in buurten – al dan niet par force des choses. Het issue ‘hoe omgaan-met’ wordt oprecht en op een genuanceerde manier op de agenda geplaatst: “onze personeelsploeg is te wit”, “onze methodes zijn niet aangepast”… Na vele jaren van platte stigmatisering, is de trein op verschillende plaatsen wel vertrokken. Alleen is het weinig zichtbaar. Vandaar een stevig pleidooi voor de grassroots.

Enerzijds moet ruimte gemaakt worden voor initiatieven die vertrekken vanuit een gedeelde identiteit of een culturele gemeenschap. Koesteren van identiteit. Anderzijds moeten we inzetten op gedeelde ruimtes, bruggen waar mensen elkaar tegenkomen. Daarvoor moeten we de gekende kaders achter ons laten en zoeken naar nieuwe hybride vormen. De Zinneke parade in Brussel en de Reuzenstoet in Borgerhout bewijzen dat cultuur een zeer krachtige hefboom is in deze zoektocht. Als we ons niet kunnen uitdrukken, kunnen we niet communiceren. We moeten plaatsen creëren waar we samen nadenken om de buurt, de stad, de streek, het land te betrekken. Om verandering mogelijk te maken moeten burgers meer gefaciliteerd worden om zich te kunnen bemoeien: verder experimenteren met vormen met medebeheer en participatie. Medezeggenschap is nog te zeer georganiseerd volgens oude modellen (cf G1000).

En de overheid? Die moet ondersteuning bieden, niet alleen materieel of in centen maar ook moreel, aan elke vorm van zelforganisatie en verenigingsleven in welke vorm of met welke methode ze ook werken, in werkingen van korte of langdurige aard. Er zijn heus genoeg mensen die het heft zelf in handen nemen. Het komt erop aan hen niet te ont- maar aan te moedigen. Of het nu gaat om voedselbanken, burgerjournalistiek, etnisch-culturele werkingen, moskeeverenigingen, buurtcomités, verenigingen tegen armoede, voedselteams of wat dan ook. En stoppen met het verkokeren van ondersteuningsmechanismes en het uitrollen van inhoudelijke voorwaarden. Dat geldt op alle overheidsniveaus.

En toch is de verzuiling niet weg…

Tot slot. De verzuiling heeft natuurlijk ook een aantal kwalijke neveneffecten veroorzaakt. Het in dit artikel geschetste beeld is dan wel verouderd, maar de verzuiling is niet verdwenen. Ze is meer dan ooit een factor van machtsvorming. Kijk maar aan de wijze waarop de gezondheidszorg of het onderwijs is gestructureerd en wie instaat voor de uitbating, de werking, de invulling. En wie financiert. Indertijd maakten de ‘inrichtende machten’ deel uit van het middenveld, via hun zuilen. Maar vandaag is dat geen middenveld meer, het heeft de verbinding tussen de leiding en de leden verloren. Middenveld bestaat alleen als er voor en achter ook spelers zijn. Het gaat nu vooral om ‘macht’. En dan worden de deuren angstvallig gesloten gehouden. Een voorbeeld? Ik ben nooit gevraagd om lid te worden van een bestuur van een filosofisch geïnspireerde voorziening of een inrichtende macht van een school. Nochtans, ik heb enige politieke invloed en wil me graag inzetten voor de ‘goede zaak’.

Bart Caron

Vlaams volksvertegenwoordiger

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Heimwee naar de verzuiling, of toch niet?

Het Kunstendecreet een dodendans?

Ingediend op september 9th, 2013 door bartcaron

Filosoof Robrecht Vanderbeeken brandde het nieuwe Vlaamse Kunstendecreet af. Vlaams Parlementslid Bart Caron (Groen) die vanuit de oppositie meeschreef aan het nieuwe decreet schreef een stevig antwoord.

Beste Robrecht Vanderbeeken, je vond het nodig om het nagelnieuw voorstel van Kunstendecreet als een dodendans voor te stellen. En het vervolgens te kapittelen als een werkstuk van neoliberale snit. Dat had me veel pijn kunnen doen, mocht het nog waar zijn ook. Ik wil je toch een paar dingen zeggen, als rechtgeaarde linkse politicus, met een groot hart voor kunst en cultuur.

Beste Robrecht, als ik zo vrij mag zijn je voornaam te gebruiken. Ik zal je niet pamperen, wees daar alvast maar niet bevreesd voor, ik zal je integendeel stevig van wederwoord dienen. Omdat je dit keer de bal misslaat, het gevolg van het feit dat je de richting van waaruit de bal komt verkeerd inschat. Nee, de bal komt niet van rechts, maar van links. Eerder centrum-links, dat is waar. De vreemde capriolen die jij aan het voorstel van Kunstendecreet toeschrijft, zijn veroorzaakt door een foute lezing, of noem het zeer vrije interpretatie van de tekst en een stevige veralgemening, van het soort waar vooral de rechterzijde in ons landje het patent op heeft. Niet alleen blijkbaar.

Als medeondertekenaar van dit decreet, blijf ik niet aan de kant staan, maar engageer me voor deze tekst.

Vooreerst een algemene reactie. Je verwijt het Kunstendecreet een rode loper uit te leggen voor de creatieve industrie, ten koste van de niet-commercieel georganiseerde kunstenorganisaties en kunstenaars. Dat is natuurlijk niet zo. Ook ik breng een onderscheid aan tussen de creatieve industrie en de artistieke creatie. Dat zijn twee handelswijzen die een totaal verschillende finaliteit hebben. De eerste heeft als finaliteit winst maken, de tweede wil een artistiek proces doorlopen of een artistieke productie maken. Daarbij is winst nooit het oogmerk, wat niet betekent dat de kas niet moet kloppen. Maar de kas staat ten dienst van het artistieke, niet andersom.

Is elke vorm van commerciële cultuur afschuwelijk? Heb jij iets tegen tegen platenfirma’s, uitgevers, mode-ontwerpers, filmproducenten e.d. die van een cultuurproduct een commercieel product willen maken en er geld aan willen verdienen? Ik niet, zolang ze geen beroep doen op publieke middelen. Wat niet kan: de kosten bij de overheid leggen en de baten privatiseren. Wat evenmin kan, is de artistieke sector zover drijven dat die commerciële technieken (o.a. Fondsenwerving en commerciële toegevingen op het artistieke werk) moet ontwikkelen om rond te komen, net omdat de overheid zich (deels) terugtrekt. Dat kan het artistieke product alleen negatief beïnvloeden.

Een uitloper daarvan is de vrees die je in je artikel uit, nl. dat kunstenaars, onder druk van de commerciële sector, minder ongekleurde (vrije) middelen (centen) zullen krijgen en zich, net als de concullega’s, noodgedwongen naar de markt moeten wenden. Dat laatste zal ik nooit verdedigen. Dit Kunstendecreet heeft dit op geen enkele wijze voor ogen.

Ik zie echter ook wel dat de culturele (vrijetijds)markt oprukt, drukt en soms versmacht. Nogal wat politici ontsnappen niet aan de retoriek die ervan uitgaat. Er is een gevaar, ja. We moeten ons daartegen wapenen, en daarbij is elke steun welkom. Ook die van jou. Willen we net niet de vrije ruimte van kunstenaars garanderen, vrij van marktinvloeden en vrij van ideologische invloeden? Daarom is zo’n Kunstendecreet nodig.

Zonder zo’n regeling zullen de kunstenaars veel meer de speelbal worden van de genoemde invloeden. Niet omgekeerd. Als je een beter model voor ogen hebt, beschrijf het mij aub. Dit decreet heeft zuivere doelen. Wellicht is net dat de verklaring waarom de Open VLD tijdens de besprekingen ervan afhaakte. Omdat het te weinig marktgericht is.

Hoe dan ook, ik houd er niet van om beide sectoren te vermengen. Ook in de regelgeving: er is een regeling voor de creatieve industrie (via PMV) en een regeling voor de non-profit kunsten, nl. het Kunstendecreet. Vermengen is niet gewenst.

Dat de Europese leiders, in de slipstream van de Amerikanisering van de cultuurindustrie, overhellen naar het marktmodel, erken ik ook. Een kloteboel is dat. De strafste uiting is de houding van de Europese Unie, en onze eigen Karel De Gucht, in de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Deze hoge dames en heren zijn niet bereid een uitzondering voor de cultuursector te bepleiten, of in heel beperkte mate.

Als kunst en cultuur daar behandeld wordt als een blik tomatensoep, dreigen we straks aangeklaagd te worden voor ongeoorloofde staatssteun. Daar moeten we een oorlog tegen ontketenen. De Fransen hebben dat beter begrepen dan de Belgen. Toch is een resolutie, waar ook mijn naam onder staat, aanvaard in het Vlaams parlement. Ik hoop dat Joke Schauvliege haar federale collega’s al aangepord heeft.

Het Kunstendecreet is geen afleidingsmanoeuvre, het is een tegenkracht. Ja, je bekommernis is terecht. Hoe zullen onze cultuurpolitici het subsidiebudget voor volgend jaar verdedigen bijvoorbeeld of wat is hun mening over het Europabeleid Creative Europe dat vanaf 2014 wordt uitgerold. Daarover blijft het oorverdovend stil.

We trekken ons inderdaad al te snel terug op ons eilandje dat Vlaanderen heet. De blik naar binnen gekeerd. Maar het is niet juist dat we een mooi afleidingsmanoeuvre fabriceerden om de aandacht vooral niet te vestigen op de radicale omslag die in het cultuurbeleid in de stelling staat: op naar de markt. Dat zullen we nog wel eens zien. Ik heb stevige vuisten. En ja, er zijn collega’s die de evidentie dat de gemeenschap in een publieke culturele sector voorziet, omdat kunst en cultuur nu eenmaal intrinsiek waardevol zijn, proberen onderuit te stampen. Ze zijn nog in de minderheid, en zwak, maar ze worden sterker. We zijn hierin bondgenoten.

Een ander aspect is de instrumentalisering van het cultuurbeleid. Ik weet niet of dat zo’n ramp hoeft te zijn. Het hangt ervan af waar het een instrument voor is. In de geschiedenis hebben we cultuur ook ‘gebruikt’, als bouwsteen van een democratische samenleving, om mensen te vormen (bildung), om (culturele) identiteiten te versterken, om zich als stad te profileren, toeristisch potentieel te promoten en te ontsluiten, enz. Het gaat wel fout als cultuur een return on investment moet opleveren. Al blijkt paradoxaal dat elke euro die de overheid in cultuur investeert, een veelvoud laat terugvloeien naar de samenleving en de overheid.

Je onderbouwt je betoog met de vaststelling dat het Kunstendecreet en dus het subsidiebeleid voor cultuur open staat voor tal van andere economische activiteiten. Oh ja, voor welke dan wel? De ‘schottenloosheid’ van het nieuw Kunstendecreet is een cruciaal uitgangspunt, en het is geen – ik herhaal het formeel ‘geen’ – openheid van cultuur naar handel. Hoe moet dat dan met nieuw instrumentarium dat “inspeelt op hedendaagse tendensen en noden zoals culturele en creatieve sectoren, het stimuleren van ondernemerschap, de internationale promotie van kunst(enaars) en de aankoop van kunst”? Het gaat om leningen aan kunstenaars om duur werk te prefinancieren, om subsidies aan galeries die beeldende kunstenaars presenteren in het buitenland omdat dat nu eenmaal zo gaat – in die verderfelijke kunstenwereld; juist, maar dat is niet de schuld van de kunstenaars niet waar; of laten we ze liever stikken – , om buitenlandse tournees /tentoonstellingen te helpen financieren … Mag dat niet?

De zoektocht naar andere financiering door kunstenorganisaties. Die zoeken ze al vele jaren. Helaas, misschien, maar de subsidies zijn altijd te laag. Het blijft immers de verdeling van de schaarste. En dan zoeken organisaties naar sponsors en coproducenten. Zolang dat additionele middelen zijn die niet in de plaats komen van reguliere subsidies, is daar geen probleem mee. Als ze echter in de plaats zouden moeten komen … dan zit het fout. Dat is bij ons niet zo.

En er staat een mogelijkheid in om partnerprojecten tussen culturele actoren en bedrijven te begeleiden en te ontwikkelen. Ja, dat gebeurt wel. Is het niet goed dat bedrijven een artistieke partner zoeken om mee samen te werken? Waar zit de competentie? Of heb je liever dat de bedrijfswereld zelf artiesten selecteert, met hen onderhandelt over vergoedingen, over de finaliteit van projecten… Hoe dan ook, er gaat geen cent naar die bedrijven, wel naar de artistieke partners. Niet oké?

Het Kunstenloket bestaat ondertussen zo’n tien jaar. Dat het Kunstenloket en het nieuw Kunstensteunpunt ook – en niet ‘vooral’ – moeten inzetten op het stimuleren van ondernemerschap, is deels juist, maar ook deels een foute interpretatie. Er zijn nu eenmaal tal van kunstenaars die een precair statuut hebben. Sommigen zijn zelfstandige, anderen loontrekkende maar met veel dopdagen, anderen krijgen het moeilijk gecombineerd met andere opdrachten. Het Kunstenloket helpt hen hun administratieve problemen op te lossen, hun sociaal statuut te verbeteren. Het duwt hen niet de markt op.

De paragraaf over onze cultuurhuizen, is een lege uitval. Je schrijft “Inzake onze cultuurinstituten stelt de zich terugtrekkende overheid het eigen verwachtingspatroon hier ook al meteen als een realiteit voor: ‘Organisaties fusioneren, vormen clusters, gaan samenhuizen en zoeken naar nieuwe vormen van zelforganisatie en gepaste juridische organisatievormen.’ Samenwerking en kostenbesparende ‘synergie’ worden ook hier gek genoeg voorgesteld als iets dat sowieso goed is.”

Wel, deze bewegingen worden door organisaties zelf gestart. Er is een groeiend besef dat samenwerking meestal meerwaardes oplevert, artistiek én zakelijk. Of vind je het beter dat elke organisatie alles op eigen houtje organiseert, van de telefonie tot het repetitielokaal? Elk een eigen zaal? Nee toch? Wel, deze paragraaf beschrijft een reële evolutie, een verandering die mee helpt aan de perceptie dat de kunstenorganisaties potverteerders zijn. Nee, ze proberen hun subsidies goed te besteden.

Een aantal bezorgdheden zijn, principieel, niet onterecht. Ik kan volgen als je schrijft: “wat Creative Europe voor onze cultuurpolitici dus zo interessant maakt, is dat dit discours hen op korte termijn heel wat gezichtsverlies bespaart: in plaats van een onpopulair saneringsbeleid op cultuur unilateraal te moeten doordrukken, (…) kunnen zij (…) het besparingsbeleid te verpakken in een misleidende, zelfs voorgelogen ‘investeringspolitiek’ in functie van de creatieve economie.” Ja, we moeten waakzaam zijn. Maar doemdenken is niet aan de orde. Zeker niet als we een dergelijk Kunstendecreet voorstellen. Mocht je discours de werkelijkheid weergeven, dan zou dit decreet nooit gestemd geraken.

Kortom, het is moedig van alle indieners, ook die van de linkerzijde, dat ze een nieuw Kunstendecreet indienen. In bedreigende neoliberale tijden zie ik dit decreet als een krachtig tegengif tegen die dreiging. Misschien ben ik naïef, maar ik ben ook een believer. Een sterker alternatief kan ik als eenvoudig Vlaams parlementair niet voor mekaar krijgen. En naar Merkel bellen en haar proberen te overtuigen van mijn visie op kunsten, ligt iets boven mijn macht. Ik ben maar één bouwsteen, maar ik probeer wel het gebouw overeind te houden. Mijn collega’s roep ik bij deze op mee te doen.

Als dat geen linkse koers is … Noem mij maar nog een land of regio waar een vergelijkbaar maar veel beter kunstendecreet bestaat: open, gemaakt voor de kunstenaar, gebouwd op kwalitatieve beoordeling, vrij van commerciële motieven, en met een behoorlijk budget.

Och, ik weet het. Het kan nog veel beter. Maar dan moet Vlaanderen echt links worden. Niet eenvoudig, zo ondervind ik elk uur van elke dag.

Bart Caron

Filosoof Robrecht Vanderbeeken brandde het nieuwe Vlaamse Kunstendecreet af. Vlaams Parlementslid Bart Caron (Groen) die vanuit de oppositie meeschreef aan het nieuwe decreet schreef een stevig antwoord.
Bron-URL: http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/09/08/het-kunstendecreet-een-dodendans

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Het Kunstendecreet een dodendans?

Waarom voert Vlaanderen nog steeds wapens uit naar het Midden-Oosten?

Ingediend op augustus 22nd, 2013 door bartcaron

Het geweld in Egypte escaleert. Kerken worden platgebrand, christenen worden gedood, vernielingen worden aangebracht. Doden en gewonden, elke dag opnieuw. En toch. Toch reageren de Europese instanties en Vlaanderen erg gematigd. Geen grootse woorden, laat staan daden. Er wordt naar goede gewoonte braaf gereageerd op het almaar toenemende geweld en de wreedheden. Vlaanderen kan nochtans, ook zonder de Europese instanties, veel meer doen. Om te beginnen: ze kan een wapenembargo instellen naar de landen in het Midden-Oosten.

Vlaanderen voert vandaag nog steeds wapens uit naar het Midden-Oosten. Het Vlaamse Gewest zette de export van wapens naar een aantal landen zoals Libië, Egypte, Bahrein, Syrië en Jemen dan wel on hold, maar naar de andere landen in het Midden-Oosten blijft Vlaanderen wél lustig wapens uitvoeren. Het is een utopie om te denken dat deze wapens niet verder gaan dan de grenzen van het land naar de welke ze zijn uitgevoerd. Na-tuur-lijk verkopen landen zoals Saoedi Arabië de wapens door aan bevriende buurlanden. Bevriende buurlanden zoals – jawel – Egypte.

Saoedi-Arabië zal het Egyptische leger ter hulp komen als Europa hardere maatregelen neemt tegen Egypte. Dat beloofde de Saoedische minister van buitenlandse zaken. Hulp met militair materiaal van bij ons dus. Dat is geheel onaanvaardbaar. Toch voor onze partij, maar wij hopen ook voor de andere partijen in het Vlaams parlement. Groen vraagt de Vlaamse meerderheidspartijen dan ook om actie te ondernemen. Zij kunnen een wapenembargo instellen tegen landen zoals Egypte en Saoedi-Arabië. Vlaanderen, dat zo graag internationaal excelleert, kan zijn kans grijpen en pleiten voor wapenembargo’s tegen landen met dreigende conflicten. Nu veroordelen de Europese instanties en Vlaanderen het geweld, maar op hetzelfde moment voeren ze wapens uit naar de regio. Dat is een ronduit hypocriete houding.

Geen wapens. En ook geen geld. Toch niet als het van Groen afhangt. Europa kan vijf miljard euro aan investeringen in Egypte opschorten. Ook de Verenigde Staten kan soortgelijke beslissingen nemen. De Belgische regering kan daar een zeer duidelijk standpunt rond innemen. Geen steun aan een leger met bloed aan de handen, geen steun aan fanatieke moslimbroeders of aan ex-president Morsi die de kans op een democratische en economische heropleving van zijn land grondig verspeelde en zich ontpopte als een nieuwe dictator. Het geweld moet unaniem worden veroordeeld, zowel van het leger als van de Morsi-aanhangers. Europa en de Verenigde Staten moeten klare taal spreken én handelen. Ze moeten aandringen op een derde weg die echt garanties biedt voor democratie: het leger moet de weg vrij maken voor echte nieuwe verkiezingen. De strijd voor democratische vrijheden kan daarbij niet verengd worden tot een strijd voor laïcisering. Ook democratische islamitische krachten moeten opnieuw een plaats vinden in dit proces. De strijd tussen gelovigen en seculieren kan in de context van een land als Egypte met een diep gelovige moslimbevolking alleen maar tot verdere ontsporing leiden.

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Waarom voert Vlaanderen nog steeds wapens uit naar het Midden-Oosten?

Hoeveel Amerikaanser kan Europa worden?

Ingediend op juni 15th, 2013 door bartcaron

Stel je voor, je slaat de krant open en leest de koppen: ‘Amerikaanse chloorkippen overspoelen Belgische markt’, ‘bedrijf sleept lokale overheid voor rechter wegens strenge milieueisen’, ‘Belgische filmindustrie doodgeknepen door Amerikaanse overmacht.’ Het zijn maar een paar krantenkoppen die ons te wachten staan als Europa in het vrijhandelsakkoord zwicht voor de Amerikaanse druk.

Morgen, vrijdag 14 juni, beslist de Raad van Ministers – de Europese lidstaten dus – over het onderhandelingsmandaat dat eurocommissaris Karel De Gucht krijgt namens de Europese Commissie om met de Obama-administratie te onderhandelen over een soort eengemaakte markt. Wat grote zorgen baart is de onduidelijkheid waarover Washington en Brussel precies zullen onderhandelen. Wie onderhandelt er en hoe transparant gebeurt dit? Hoe groot is de inspraak van de lidstaten? En wat staat er voorop: de bescherming van de burger of vrije baan geven aan winstbejag? De eerste berichten die naar buiten sijpelen, voorspellen weinig goeds.

De hoera-stemming van sommige hierover is dan ook totaal misplaatst. Niet alleen is de vooropgestelde groeiverwachting (0,27 à 0,48%) peanuts, de onderhandelingen stevenen af op een race to the bottom op vlak van consumenten-, werknemers, en milieubescherming maar ook eigen ondernemingen en industrieën dreigen te worden overspoeld door Amerikaanse mastodont-industrieën waartegen het moeilijk concurreren is. Denk bvb aan de gevolgen voor de cultuur- en audiovisuele sector. Zonder overheidssteun zouden films als The Broken Circle Breakdown of Hasta la vista! of een reeks als Quiz me quick of Salamander amper nog gemaakt kunnen worden omdat de afzetmarkt te klein is. Nog meer dan vandaag zou onze markt beheerst worden door Amerikaanse muziek, film enz. Terwijl de culturele industrie vandaag 4,5% van het bruto binnenlands product (bbp) van de Europese Unie vertegenwoordigt en ongeveer acht miljoen personen werk biedt. Dit mogen we niet zomaar te grabbel gooien.

De Amerikaanse kwaliteitseisen liggen stukken lager dan de Europese normen. Op vlak van voedselveiligheid bvb kan er veel meer dan bij ons. Gekloond vlees, groeihormonen en antibiotica in het vlees,  chloorkippen, … de normen ter bescherming van de gezondheid van de consument zijn veel slapper dan bij ons. Het voorzorgsbeginsel waarop onze wetgeving is gestoeld, is in de States een rekbaar begrip.

Ook op andere vlakken dreigt de bescherming van de burger te worden uitgehold. De internationale arbeidsorganisatie (ILO) heeft een aantal basiswetten opgesteld ter bescherming van de werknemer waaronder bvb het recht op staken, tegen kinderarbeid, geen dwangarbeid… De VS en China zijn de enige staten die deze wetten niet onderschrijven. Als we gaan naar een eengemaakte markt, hoe zit het dan met de bescherming van de werknemers hier? Amerikaanse bedrijven die minder inspanningen moeten leveren, dreigen onze ‘eerlijkere’ producenten uit de markt te prijzen met als gevolg: meer druk om de bescherming van de werknemer af te zwakken.

En zo zijn er nog heel wat andere bijzonder verontrustende elementen zoals bvb de bescherming van investeerders via een instrument van conflictregeling, het Investor-State Dispute Settlement (ISDS). Hiermee wordt een essentieel onderdeel van de democratie onderuit gehaald. Bedrijven mogen dan elke overheid/wet aanklagen die een bedreiging vormt voor de gedane investeringen. Stel u voor: de multinational Dart Energy boort naar gas in het steenkoolbekken van Limburg en er vinden aardverschuivingen plaats, net zoals in Nederland al meerdere keren is gebeurd. De Belgische staat wil dat de boringen stoppen want de belangen van de omwonenden worden geschaad. Wel, door het ISDS, wordt het mogelijk dat België dan aan Dart Energy een schadevergoeding moet betalen. Het gevolg is dat vele parlementen geen beperkende wetgeving meer durven stemmen, uit angst voor de grote sommen die staten moeten ophoesten als ze de eigen wetgeving toepassen. Of anders gezegd: beschermingsmechanismen voor de burger worden onbetaalbaar.

Onze overheden proberen nog enigszins een vuist te maken tegen bedrijven die alleen maar uit zijn op snel winstbejag, in Amerika daarentegen is het bedrijf koning, de consument vazal.  De gezondheid van de omwonenden of consumenten, duurzame producten, respect voor het leefmilieu, is in Amerika minder van tel. Sinds in 1986 de strijd om de wereldmarkt is ingezet, bepalen bedrijven in toenemende mate zelf welke wettelijke voorschriften rond veiligheid voor mens en milieu ze willen volgen en welke niet. De burger, vertegenwoordigd door haar politieke vertegenwoordigers, blijft er met lege handen achter. In Europa hebben we andere keuzes gemaakt. Op ons continent is het welzijn van de burger ook belangrijk en die moet beschermd worden.

Daarom roepen we commissaris De Gucht (open VLD) op om de Amerikaanse druk te weerstaan zodat onze burgers hier niet bekaaid vanaf komen. Onze Europese economie is groter dan de Amerikaanse. Waarom zouden we onze hoge standaarden niet opleggen aan de VS in plaats van omgekeerd? De burger verwacht moedige politici in plaats van slippendragers. Er is geen economische reden en geen maatschappelijk draagvlak om de maatregelen ter bescherming van de Europese burger uit te hollen.

Bart Staes (Europees Parlement), Freya Piryns (Senaat) Eva Brems (Kamer), Bart Caron (Vlaams Parlement)

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Hoeveel Amerikaanser kan Europa worden?

Camera’s, Buda en Discriminatie: gemeenteraad juni 2013

Ingediend op juni 12th, 2013 door bartcaron

Agendapunt 17: Vraag naar een positief advies omtrent het ‘plaatsen en gebruiken van vaste en voorlopig vaste (verplaatsbare) camera’s op niet-besloten plaatsen’.

Groen Kortrijk pleit voor een integraal veiligheidsbeleid. Een beleid dat politie en gerecht, preventiewerking, de gebiedswerking, alle stadsdiensten en burgers op één lijn brengt. Waarbij prioriteiten, bevoegdheden en verantwoordelijkheden samen worden afgebakend en de samenwerking (dialoog) sterk genoeg is om flexibel in te spelen op nieuwe noden.

Wij zijn dus gewonnen voor een Kortrijks integraal veiligheidsbeleid, dat kadert binnen de beleidsoptie ‘een veilige en propere stad’. En een tijdelijk zonegebonden cameraproject kan hierbij een betekenisvol beleidsinstrument zijn. De aanpak van de stationsomgeving bewijst dit.

We kunnen echter geen positief advies verlenen omtrent het voorgestelde cameraplan omdat:
– De plaatsing moet kaderen binnen het lokaal integraal veiligheidsbeleid waarvoor de lokale besturen verantwoordelijk zijn en binnen de filosofie van de gemeenschapsgerichte politiezorg. Het is lang wachten…op het lokaal integraal veiligheidsbeleid: waar blijven die krijtlijnen? En hoe wordt dan de link gemaakt met camera’s als één van de mogelijke, beperkt in tijd, te nemen pro-actieve opties?

– De invoering van het cameraplan wordt gemotiveerd als volgt: ‘een camerasysteem moet het mogelijk maken om pro-actief en preventief de patrouilles duidelijk gerichter te sturen om aldus snel en efficiënt het hoofd te kunnen bieden aan deze onverwachte, tijdelijke fenomenen en/of criminaliteitsvormen die door hun snelle verplaatsing over het grondgebied heen van meerdere gemeenten het onveiligheidsgevoel sterk aantasten’.
De grondige lezer moet hieruit begrijpen: pro-actieve werking door de lokale politie onder de vorm van preventief toezicht en controles alsook uitvoering van de zonale veiligheidsplannen hebben niet altijd de gewenste of het beoogde effect.
Verwachten we nu echt alle heil van de camera’s? Blijft de pro-actieve werking wel vooropstaan binnen het nieuwe veiligheidsbeleid? Is de pro-actieve werking bovendien geen èn-èn verhaal: zichtbaar en aanspreekbaar op straat, en tijdelijk ondersteunend beeldonderzoeksmateriaal waar nodig?

– Dit cameraplan goochelt met principes, doelstellingen, acties…allemaal dooreen opgesomd. Dit oogt weinig professioneel en wekt de indruk dat er maar wat bijeen geschreven werd. De pro-actieve werking verdwijnt in de opsomming alvast in het geheel. Men verwijst nochtans naar ‘professionele’ auteurs: de firma Optimit, het stuurcomité cameraproject met deelname van de 3 gemeenten uit de politiezone VLAS.

We kunnen ons vele vragen stellen.
Verplaatsingseffect: Er is geen eenduidig antwoord op de vraag of camera’s leiden tot een verschuiving van criminaliteit. Er zijn aanwijzingen dat bij eigendomsmisdrijven in een aantal gevallen geen of slechts een zeer geringe verplaatsing optreedt. Misdrijven tegen de persoon zouden zich daarentegen wel verplaatsen.
Verhogen veiligheidsgevoel? Ja en nee. Maar welk beeld geeft dat over onze stad? Het moet toch een zeer gevaarlijke stad zijn? En het debat van de “privacy”, ik word overal bekeken, vinden we dat zo fijn?
Efficiënt inzetten van de politie? Dat is juist. Zeker. Maar beelden van camera’s moeten bekeken en opgevolgd worden. Groen vraagt in Kortrijk vooral ‘meer blauw op straat’, meer fysieke aanwezigheid van agenten in het straatbeeld. De lijfelijke aanwezigheid van korpsen, zeker in risicobuurten, schrikt wangedrag toch nog veel beter af dan camera’s.
Opsporen? Een verhoogde graad van opheldering is een vaak gebruikt argument voor camera’s. Veel buitenlands onderzoek toont echter aan dat dit ook beperkingen kent. Een muts bijv. maakt de pleger onherkenbaar.

– In de opsomming van de technische vereisten staat niets over het tijdsperspectief bij de ‘voorlopig’ te plaatsen camera’s, niets over bijsturing…Dit lijkt ons nochtans een belangrijk gegeven: het subjectieve onveiligheidsgevoel verplaatst zich snel in verschillende zones. De studies baseren zich op 2011. Ons lijkt een permanente ondersteunende onderzoekscel van belang om daadwerkelijk vooruitgang te boeken.

We zouden voor camera’s kunnen zijn maar dan als onderdeel van en geïntegreerd veiligheidsplan. Maar zoals het cameraplan vandaag op tafel ligt kan het niet voor ons. We zouden voor een goed plan met buurtwerkers, preventie, opbouwwerk, en eventueel doordacht cameragebruik wel kunnen stemmen. De groene fractie zal zich onthouden.

Agendapunt 30/ Buda AGB
Van welke meerderheid dit initiatief ook komt, ik wil een opmerking maken over dit al te vaak bekritiseerde project. Dat de Budascoop en de Budatoren schitterend functioneren, zal niemand ontkennen, denk ik. Maar de Budafabriek staat nog in haar ontikkelingsfase. Cultuur, kunst, economie, het is geen dichte familie van elkaar, zodat de zoektocht naar kruisbestuivingen een tijdje moet duren. Ik vind de eerste maanden van de werking interessant en uitdagend. Het profiel is nog niet uitgeklaard, maar als Kortrijk buiten de eigen stadsmuren meer bekendheid en uitstraling wil verwerven, dan is dit project daar een goede hefboom voor.  Waarom niet streven naar een erkenning als grote culturele instelling? Met het nieuwe Kunstendecreet in aantocht is gepaste ambitie op zijn plaats.
Nu ligt de jaarrekening voor. De stad geeft jaarlijks een dotatie van 265.000 euro. Daarmee wordt dit gebouwencomplex geëxploiteerd.
Is dat veel? Wel, de subsidie van de stad aan AGB Buda is veel kleiner is dan wat de stad aan een Ontmoetingscentrum (OC) besteedt. Soms wordt dit in een verkeerd daglicht gesteld. Voor de OC’s zijn de bedragen versnipperd en verspreid over het hele budget waardoor geen globaal bedrag in de begroting te zien is. Dit betekent niet dat de OC’s minder goed werk zouden leveren of dat die financiering onverantwoord zou zijn!
De uitbreiding van de werking van het AGB met de Budafabriek heeft niet geleid tot een verhoging van de dotatie en de aanpassing van het minimale personeelsploegje. Dat zal echter wel nodig zijn.
Immers, elke activiteit kost Buda AGB meer (aan personeel, verwarming enz.) dan het opbrengt (aan retributies).

Punt 36 Meldpunt Discriminatie
De taken van het meldpunt worden opgenomen door Westkans vzw. Ik heb in de commissie begrepen dat er een evaluatie van de werking moet gebeuren om de verdere lijnen te kunnen uitwerken. Schepen De Coene zie op de commissie dat hij i.v.m. de toekomst van de Meldpunt wil afwachten wat er op hoger niveau gebeurt. Daarna wil hij bekijken wat er op stedelijk niveau moet gebeuren. Mijn vragen zijn:
• wanneer komt er een evaluatie van de werking?
• welke zijn de uitgewerkt preventieve acties die gebeurd zijn en welke zijn er gepland?
• bestaat er ergens verslaggeving van de klachten en de behandeling? Hoeveel klachten zijn en in welke categorieën?
• is er geregeld terugkoppeling vanuit Westkans naar de Raad voor Intercultureel Samenleven over de behandelde klachten?

Ingediend onder bart schrijft Reacties uitgeschakeld voor Camera’s, Buda en Discriminatie: gemeenteraad juni 2013

De musical verdient een betere behandeling

Ingediend op mei 11th, 2013 door bartcaron

Bij wijze van inleiding een wellicht verrassend statement. Ja, het is terecht dat publieksvriendelijke musical in Vlaanderen wordt gesubsidieerd. We hebben nood aan een breed cultuuraanbod en daarin hebben ook populaire artistieke producties een plaats. Ook musical dus. Als dat aanbod er niet meer zou komen vanuit de markt, omdat grootschalige musical onrendabel is, dan is het niet verkeerd dat de overheid bijspringt. We doen dat ook voor film. Zonder inbreng van overheidsmiddelen zou de Vlaamse film niet zo’n hoge toppen scheren als vandaag. Als een artistiek product rendabel is, is overheidsinbeng overbodig. Kijk naar onze topkunstenaars: auteur Tom Lanoye of beeldend kunstenaar Luc Tuymans verdienen goed hun brood. Ze presteren schitterend werk en verkopen goed. Schitterend toch.

Subsidie voor musical is dus best oké. Maar niet zomaar natuurlijk. De producten moeten van een hoge kwaliteit zijn. En het moet duidelijk zijn waarvoor de subsidies, afkomstig uit ons aller belastingsgeld, moeten dienen. Niet om extreme vergoedingen aan sterren mee te betalen, om hoge commissies en royalties te cashen of winstuitkeringen mee te verzekeren. We zouden dat evenmin verdragen van (non-profit) culturele organisaties die hedendaagse kust brengen. En er moet een glasheldere verantwoording komen van de organisatie.

Is er dan niets fout aan de subsidie die de Musical van Vlaanderen toegeschoven krijgt? Toch wel, heel wat zelfs. Vooral de wijze van beslissen steekt de ogen uit. De beslissing werd uitzonderlijk laat genomen, weken na de beslissing over de andere projectsubsidies. Vandaag staat op de website van het Agentschap Kunsten en Erfgoed nog steeds: ‘procedure loopt nog’. Dat toont aan dat de minister het hoge bedrag voor Assepoester niet meteen durfde communiceren. Uit schrik voor negatieve reacties, ongetwijfeld. Maar net dat feit roept allerlei gedachten op. In ieder geval is dit dossier niet vrij geweest van politieke lobbying. Verschillende collega’s, vooral van CD&V, riepen vorig jaar, toen de regering moest beslissen of de Musical van Vlaanderen structurele subsidies zou krijgen, publiekelijk op om de musical wel subsidies toe te kennen. Dat de baas van de Musical sterke relaties heeft met die partij, is bekend. Was mevrouw Dehaene niet ooit meter? Geert Allaert zetelde voor die partij in de gemeentraad van zijn stad. De raad van bestuur is bevolkt met coryfeeën uit die partij. Tot daar aan toe, politiek lobbyen is geen misdrijf, maar het ligt er in dit dossier wel vingerdik op. Ik ben nieuwsgierig naar het advies van de Inspectie Financiën over deze subsidie. Helaas worden deze adviezen sinds enkele maanden geheim gehouden door de Vlaamse regering.

Minister Joke Schauvliege heeft altijd te kennen geven de adviezen van haar beoordelingscommissies (voor het artistieke luik) en de administratie (voor het zakelijke) te willen volgen. Daarmee wilde ze een trendbreuk realiseren. Maar ze houdt zich niet meer aan haar belofte. Ze wijkt fundamenteel af van het negatief artistiek advies voor Assepoester. Ook haar belofte om de financiële pot voor projecten sterk te verhogen – er zou 10 procent worden gereserveerd voor projecten – wordt daarmee stevig ingedeukt. Ze neemt een heel grote hap uit die pot. Voor de eerste projectenronden is 2,33 miljoen euro toegekend aan 79 projectaanvragen, gemiddeld zo’n 30.000 euro per project. Plus 850.000 euro voor Assepoester. De cijfers tonen een schil contract in waardering. De twee volgende projecten in de financiële ranking zijn het grensoverschrijdende Festival NEXT in Kortrijk/Doornik/Rijsel dat 105.000 krijgt, en … de Musical van Vlaanderen die voor haar Musicallabo 95.000 vangt. Dezelfde organisaties dus. De Musical van Vlaanderen verwerft in totaal 945.000 euro op een totale pot van 3,2 miljoen euro. Eén derde voor één organisatie. Il faut le faire.
Er zijn nog andere musicalprojecten (muziektheater) die centen zullen krijgen. Zo krijgt het Theaterbedrijf Het Woud/Auralia vzw voor ‘Grietje de heks’ 65.000 euro …

Interessant is ook de vergelijking met de subsidies die uitgetrokken worden voor de jaarwerking van de kunstenorganisaties. 256 kunstenorganisaties krijgen in totaal 94 miljoen euro, gemiddeld 367.000 per organisatie, voor een hele jaarwerking. Enkele voorbeelden: Judas Theaterproducties (een musicalproducent) krijgt 430.000 4 jaarWiels krijgt 808.000, Les Ballets C. de la B. 870.000, het KunstenFESTIVALdesArts 1.030.000, Anima Eterna 800.000, het Festival van Vlaanderen – Gent en Historische Steden 320.000, Muziektheater Transparant 1.087.000, Tutti Fratelli 215.000, Speelteater-Kopergietery 1.084.000. De meesten moeten het met veel minder doen.
Oh ja, de productiekost van musical is hoog. Maar deze subsidie is zowat even hoog als de totale kost van een operaproductie, ook wel een dure kunstvorm. Die heeft dan wel minder hoge ticketontvangsten. Die tickets laten toe een groot deel van de kost terug te verdienen zodat de productie in het beste geval met winst kan afsluiten. Dat is een teer punt. De Musical van Vlaanderen kreeg in het verleden vaak een negatief zakelijk advies omwille van een gebrekkige transparantie over uitgaven, maar vooral ook over de wijze waarop het subsidiegeld wordt ingezet. Geert Allaert werkt met verschillende vennootschappen, naast de Musical zelf die een vzw is, leidt hij de commerciële exploitatie van de Stadsschouwburg van Antwerpen en de Capitole in Gent. Hoe (on)redelijk zijn de facturen voor zaalhuur, onthaal, ticketverkoop verrekend? Waar worden ticketontvangsten geboekt? Wordt op die wijze subsidiegeld versluisd? In ieder geval blijft twijfel hangen over de geldstromen tussen de vennootschappen.

Populaire musical subsidiëren is verantwoord als de kwaliteit verzekerd is en de subsidie noodzakelijk is om het werk te kunnen maken. Aan de eerste voorwaarde is niet voldaan, de tweede is hoogst twijfelachtig. De wijze waarop die late subsidie is toegekend voedt daarenboven dat hier andere motieven en argumenten spelen. Kortom, het is geen voorbeeld van goed bestuur. En het is vooral jammer voor de productie van musical. Die verdient een eerlijke behandeling, zonder verdachtmakingen, lobbying of politiek gedoe.


Koffie voor iedereen

Ingediend op april 26th, 2013 door bartcaron

Een kleine week in Madrid en Barcelona. Met de commissie Bestuurszaken, Integratie en Toerisme van het Vlaams parlement. Een vol programma, best leerzaam, maar ook aangenaam. Even weg van de kortzichtige kijk op de problemen, zoals wij die kennen. Als je Vlaamse kranten leest op de ipad – die komen moeiteloos via WIFI binnengewaaid – ervaar je weer eens de dorpspolitiek die ons toch zo kenmerkt.
Spanje zit in een economische crisis, een diepe crisis mag je wel zeggen. De werkloosheid bedraagt 27%, de jeugdwerkloosheid bijna 50%. In Vlaanderen komen we nog lang niet aan de helft van deze cijfers. Dat staat haaks op het (straat)beeld. Dat straalt grandeur, welvaart en klasse uit. Madrid, stad van boulevards, historische architectuur, veel groen in parken, langs straten en pleinen. De ex-hoofdstad van een vergaan imperium, met een bouwprogramma dat je best als Babels kan omschrijven. Met als toetje het calle30-project. De ringweg, een snelweg werd ondergronds gebracht, waardoor bovengronds veel groen kon komen, met fiets- en wandelpaden, schitterende pleinen en fascinerende zichten op de rivier. De Antwerpenaren mogen alvast beginnen dromen … Misschien de ring niet rondmaken, maar de bestaande snelweg overkappen en intunnelen? En de bestaande tunnels onder de Schelde aanpassen. Hoewel, wie zal de veerman betalen? Het Madrileense plan kostte 3,5 miljard euro, voorwaar ook geen peulschil. Als het vandaag niet gerealiseerd zou zijn, maar zou gepland worden, zou het nog gebeuren? Idem voor het fenomenale net van hogesnelheidstreinen. In 2u30 van Madrid naar Barcelona, comfortabel en snel dus. Maar het vertakte spoorwegennet van snelle treinen kost handenvol geld en is niet rendabel. 

De welvaartstaat botst tegen haar grenzen. De bouwwoede is verdwenen, de vastgoedbubbel is ineengeklapt, investeringen zijn er nog weinig … Hier, in Spanje, wordt langzaam maar zeker geaccepteerd dat een algemene verarming van de bevolking onvermijdelijk is. De signalen zijn duidelijk: de lonen dalen, pensioenen worden door de staat verminderd, de gezondheidszorg, zoals de prijs van medicamenten, wordt duurder, subsidies ook voor sociale en culturele werkingen worden afgebouwd, het leefloon bedraagt nog amper 480 euro, de voedselbanken draaien als zot … De voorbode van wat we ook bij ons krijgen? In Spanje wordt door velen hard geijverd voor een sterk sociaal beleid, maar het is niettemin een behoorlijk hard regime. Zo is de werkloosheidsuitkering beperkt tot maximaal twee jaar, krijgen immigranten geen gezondheidszorgen meer, behalve in Catalonië… 

Barcelona is de hoofdstad van Catalonië. En daar zijn ze fier op. Elke dag timmeren ze verder aan hun grootsheid. Ze zetten er veel middelen en groot alaam voor in. Olympische Spelen, fantastische architecturale projecten, urbanisme, congressen enz… Het moet gezegd: de stad bulkt van de parels van hedendaagse architectuur. De lanen blinken uit in grandeur, de winkels zijn van exquise kwaliteit, de cafés ontelbaar en zo verscheiden, de metro rijdt frequent en stipt. Maar ook deze welvarende deelstaat ontsnapt niet aan de crisis, De Catalaanse fierheid zal dat niet remediëren. 30% heeft hier Catalaans als moedertaal, maar 55% van de bevolking voelt zich Catalaan. Fier. Het Catalaans is de taal van bestuur, handel en onderwijs. Op school leren alle kinderen én Catalaans én Spaans. Meertaligheid is hier de norm. Daar kunnen we bij ons een punt aan zuigen …. Zich Vlaming voelen, maar meertaligheid bevorderen …

Immigratie is hier, net als overal in het rijke westen, een belangrijk fenomeen. Anderhalf miljoen migranten in 10 jaar tijd in Catalonië, op een bevolking van 7,5 miljoen mensen. Eigenlijk wel vergelijkbaar met Vlaanderen. 20% van de bevolking is migrant, 30% van de kinderen van vreemde origine, 50% van de migranten van hen is werkloos. Er wordt een progressief migratiebeleid gevoerd. Niet verkrampt, noch bekrompen, het is een beleid dat staat voor gelijke kansen. Migranten dragen bij tot de economie. Ze worden opgevangen, krijgen rechten maar er wordt verwacht dat ze zich integreren. Dat doen ze ook. Dat de helft van hen uit Spaanssprekende landen (ex-kolonies) komt, vergemakkelijkt dat wel wat, maar toch. Met een Zodiac vaar je in 6 minuten van Marokko naar Spanje. Realiteitszin. Niet tegen windmolens vechten. Integratie is hier een recht, geen plicht. Migratie is geen probleem, er zijn wel sociale problemen zoals uitsluiting, armoede, werkloosheid… En er is geen enkele racistische partij. Integendeel, er is bijna een consensus over het migratiebeleid. Al komen er barsten: de centrum-rechtse partido popular wil toch beperkingen. en pleit voor ‘aanpassing’. Ondertussen bouwt de centrale staat echter de financiële middelen voor inburgering af.

Koffie voor iedereen? Deze metafoor hanteren de Spanjaarden als beeld voor hun staatsindeling. Elke regio heeft dezelfde bevoegdheden en in principe gelijke financiële middelen. Alleen, de drang naar autonomie, en zelfs onafhankelijkheid is zeer verschillend tussen de regio’s onderling. Het thema van de transferts tussen Catalonië en Spanje is hier heikel. Het rijkere Catalonië wil minder delen met de armere regio’s in Spanje. Waar hebben we dat nog gehoord? Hoe ver reikt de solidariteit? Signaal van collectief egoïsme? Of selectieve solidariteit? En wat dan binnen Europa? Dat is best een lastige uitdaging.

De stad is echter in diepe rouw. Barca kreeg een pak slaag van Bayern. Als het een troost mag zijn, ook Real Madrid werd vernederd. Als dat geen metaforen zijn voor de toekomst van Spanje.


Ons land blinkt uit in dubbelzinnigheid op vlak van wapenhandel

Ingediend op april 4th, 2013 door bartcaron

Het pas gestemd VN-wapenverdrag is een mijlpaal maar geen eindpunt, zo stellen Eva Brems en Bart Caron. Ook ons land heeft immers nog heel wat werk voor de boeg

Er is geschiedenis geschreven, gisteren 2 april. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stemde een verdrag dat voor het eerst beperkingen oplegt aan de handel in conventionele wapens. Er waren al regels die bepaalde types van wapens uitbannen (antipersoonsmijnen, clusterbommen, chemische wapens…). Maar de ‘gewone’ wapens, waarvan wordt aanvaard dat ze mogen bestaan, maken veruit de meeste slachtoffers: gemiddeld sterft per minuut een mens door gewapend geweld. Meer dan een half miljoen doden per jaar dus. Het heeft dan ook bloed, zweet en tranen gekost om overeenstemming te bekomen over een tekst die duidelijke regels aan de internationale wapenhandel oplegt.

Vooraleer ze wapens kunnen exporteren, moeten staten vanaf nu een uitgebreide analyse maken. Er moeten garanties bestaan dat de wapens niet zullen gebruikt worden voor schendingen van de mensenrechten of het humanitaire recht, voor genocide of oorlogsmisdaden. Ook het risico op inbreuken op VN-embargo’s en illegale doorvoer moet in rekening worden gebracht. Dat is een flinke stap vooruit in vergelijking met het complete gebrek aan regels tot nu toe.

Duivel in de details

Maar zoals wel vaker zit de duivel in de details. Nogal wat passages zijn vaag geformuleerd, en er zitten ook wat achterpoortjes in het verdrag, zoals uitzonderingen voor militaire samenwerkingsakkoorden. De meest problematische passage is wellicht dat landen mits “doorslaggevende redenen” toch een in principe verboden wapendeal kunnen laten doorgaan. Staten zouden bijvoorbeeld veiligheid of soevereiniteit kunnen inroepen als doorslaggevend argument. Daarom moet er druk komen voor een strenge interpretatie van het verdrag. Zowel de nationale parlementen als het maatschappelijke middenveld moeten hier in de toekomst nauw op toezien.

Wat betekent dit concreet? In Syrië, waar het conflict wordt opgestookt door wapens uit Rusland aan het Assadregime en van de golfstaten aan rebellen, zou een eerlijke risicoanalyse meteen een eind maken aan elke wapenlevering. Niet alleen het Assadregime begaat er immers wreedheden, ook de rebellen bezondigen zich er steeds vaker aan. Het ziet er echter niet naar uit dat Rusland het verdrag zal ratificeren. Ook de golfstaten lijken weinig enthousiast. Het verdrag is dus duidelijk nog geen eindpunt, maar een mijlpaal waarop de komende jaren moet verder worden gebouwd. Ons land moet daartoe bijdragen, maar kan het ook op korte termijn actie ondernemen?

De Europese regels zijn sterker dan die van het nieuwe verdrag. Op de wapenhandel uit België heeft het daarom weinig impact. Toch durven we hopen dat de dynamiek van dit langverwachte verdrag zich ook bij ons laat voelen. Want we kunnen nog wel wat stappen zetten om te voorkomen dat Belgische wapens gebruikt worden voor oorlogsmisdaden of schending van mensenrechten. Ons land blinkt uit in dubbelzinnigheid. Zo pleit België in de EU tegen wapenleveringen aan Syrische rebellen omdat er nog onduidelijkheid heerst over de eindbestemming. Ze kunnen in handen komen van groepen die oorlogsmisdaden begaan, en ook het risico dat ze conflicten in bijvoorbeeld Libanon of Irak voeden is reëel. In dat verband ligt de wapentrafiek uit Libië naar Mali nog vers in het geheugen.

Maar ondertussen hebben de regio’s in dit land geen problemen met wapenleveringen aan golfstaten zoals Qatar en Saoedi-Arabië, die er geen geheim van maken Syrische rebellen te bewapenen. De Saoedi’s en anderen letten wel op om de clausules inzake wederuitvoer van nieuwe wapens uit ons land te respecteren. In plaats daarvan doen ze oude stocks van de hand die niet gebonden zijn aan dergelijke clausules. Deze zomer nog berichtte persbureau Reuters over duizenden FN-geweren bij de rebellen. De herkomst is onduidelijk, maar gezien de verklaringen en de reputatie van de golfstaten moeten we wellicht niet te ver zoeken.

Versnippering

Vlaanderen noch Wallonië heeft wapenleveringen aan de golfstaten on hold gezet, zelfs niet nadat de Syrische opstand ontaardde in een slachtpartij. Zoals ook het Vlaams Vredesinstituut recent zei, stelt zich hier een probleem. Gezien het grote risico dat de regio’s indirect wapenleveringen aan rebellen stimuleren, moet de verkoop van nieuwe wapens aan deze landen voorlopig bevroren worden.

In dat verband stellen wij ons grote vragen bij de gebrekkige samenhang tussen het federale buitenlandse beleid en het regionale beleid inzake wapenhandel. Met het nieuwe wapenhandelverdrag komt er eindelijk internationale afstemming op dit terrein. Wat ons betreft is dit verdrag ook een aanleiding om het debat over coherentie in eigen land opnieuw te voeren. We moeten dit doen omwille van de internationale geloofwaardigheid van ons land, maar nog meer uit bekommernis om de mensen in de vuurlijn in conflicten waarbij Belgische wapens betrokken zijn.

(Dit opiniestuk van Eva Brems en Bart Caron verscheen op 3 april 2013 in De Morgen)

Ingediend onder bart schrijft, mijn gedacht Reacties uitgeschakeld voor Ons land blinkt uit in dubbelzinnigheid op vlak van wapenhandel

boek

Klik hier om het boek te downloaden


'Vanop de Frontlijn, Reflecties op het Vlaamse Cultuurbeleid' - Bart Caron en Guy Redig, Uitgeverij Vrijdag, april 2019




Bart Caron met contrabas (foto: Viviane Decock)

 

Nieuws

Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen) stopt met actieve politiek

We moeten af van ‘middeleeuwse’ overdracht van jachtrechten

Alternatieven voor dierproeven

Het ‘kleine’ parlementaire werk. Recente voorbeelden: Geluidshinder kusttram – Hakhoutbeheer – Restauratiepremies Onroerend Erfgoed – Beschermde landschappen

Ketnet wil zender voor allerkleinsten, “Legitieme vraag en begrijpelijke ambitie”

Gereglementeerde boekenprijs unaniem goedgekeurd door Vlaams parlement

Wat liep er fout met de bescherming Villa Slabbinck? (Brugge)

Groen verwelkomt Bellegemse windmolens, maar vraagt ‘windplan’ voor regio Kortrijk

Groen wil geen sloop hoekhuis Kasteelkaai-Belfaststraat.
Hoog tijd voor een Kortrijkse visie op erfgoed!

Woede van boeren terecht, maar alleen ander landbouwmodel geeft boeren een zekere toekomst.

Provinciebestuur W-Vl verliest vele (culturele) instellingen

Bart Caron : “Overdracht cultuurbevoegdheden provincies is een wangedrocht !”

Leve Mest-Vlaanderen

Nog geen bescherming poldergraslanden

Nog redders aan de kust?

Brugge weert plooifiets uit overheidsgebouwen

De Leie of het Kanaal naar Roeselare: Groen wil meer binnenvaart

Kortrijk Airport, milieuvergunning aangepast?

Wanneer faire prijzen voor landbouwproducten?

Kortrijk heeft de bus gemist

Burgerkabinet ontslaat Gatz niet van plicht om al bestaande inspraak te versterken

Steeds meer monumenten wachten op broodnodig onderhoud. Ondertussen verkrotten ze

Freya Piryns voorgedragen als vertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de VRT

Regering krimpt beloofde natuurgebieden langs de Leie sterk in

Bruggen in Kortrijk, werkende verlichting op de fietspaden is een brug te ver…

LAR-zuid, woordbreuk van de stadscoalitie

Informatie, diverse sporten en cultuur moeten prioriteit VRT blijven

‘Gemeenteraad is wachtzaal voor wie schepenambt wil’

Persmededeling: Groen maakt werk van versterking West-Vlaamse open ruimte.

Persbericht: 5 Groene werven voor een impuls in West-Vlaanderen.