bartcaron.be

Reality-tv

Ingediend op mei 26th, 2005 door bartcaron

Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, en tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de realityshow ‘De supernanny’.

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel deze vraag aan de minister van Media, maar ze is meer van toepassing op de minister van Welzijn. Sinds drie weken wordt door VTM het programma ‘De supernanny’ uitgezonden, realitytelevisie over gezinnen die een beroep doen op een gedragstherapeute. Het gaat daarbij om ouders met ernstige opvoedingsproblemen die de hulp inroepen van de therapeute Wendy. Ik las over het programma: ‘Wendy gaat zes keer als deskundige de uitdaging aan om oncontroleerbare kids terug handelbaar te maken, en dat in minder dan drie weken.’ Tussen haakjes, de uitzending van vorige zondag was qua toonzetting wel anders dan de eerste twee.
Het programma stilt blijkbaar een grote infohonger inzake opvoeding. De kijkcijfers zijn immers zeer hoog. Op 24 mei keken 862.000 kijkers naar het programma en haalde een marktaandeel van 37,1 percent. Het programma bekleedde daarmee de tweede plaats na ‘Hoezo’.

Onderzoek van het Kinderrechtencommissariaat toont aan dat er een behoefte is aan informatie over opvoeding. De helft van de ouders ervaren het ouderschap als moeilijker dan verwacht en bijna de helft van de ouders heeft het gevoel de opvoeding van hun kinderen niet goed in de hand te houden. Ze twijfelen er ook vaak aan of ze het wel aankunnen. Toch slagen de meeste ouders wel in hun zoektocht naar een bevredigende relatie met en opvoeding van de kinderen. Negen op de tien ouders verklaart te genieten van het ouder en opvoeder zijn, en heeft overwegend een goed gevoel over de relatie met hun kinderen. Ouders beschouwen zich niet als alwetende opvoeders en hebben onzekerheid, twijfels en gezonde angsten die moeten worden opgevangen en erkend.

De inzet van televisie en het verspreiden van informatie kan nuttig zijn. Veel geportretteerde situaties zijn voor vele ouders en kinderen herkenbaar, waardoor het hen kan helpen om stil te staan bij de eigen situatie en het eigen handelen. Het portretteren kan echter niet op om het even welke wijze. Verschillende jeugdpsychiaters en psychotherapeuten hebben de voorbije weken negatief gereageerd op het programma dat ze omschrijven als een ‘aanfluiting van de kinderrechten’. Ik verwijs in dit verband ook naar de nota van het Kinderrechtencommissariaat die we gisteren in onze mailbox hebben gekregen. Ik kom daar straks op terug omdat ze op een goede manier nuance en achtergrond aanbrengt bij deze discussie.

Het is niet alleen een aanfluiting van de kinderrechten. De vraag is of opvoedingsproblemen zomaar tentoongespreid mogen worden. Is er geen probleem met de geheimhouding van de hulpverlening? Hier wordt niet geacteerd. Echte mensen worden hier geëtaleerd. Reality tv is meer dan ooit succesvol. De chef van de productiemaatschappij Eyeworks, de heer Segers, werd vorige week aangesteld tot algemeen programmadirecteur van VTM. Eyeworks maakt ook Toast Cannibal, Allez allez Zimbabwe en De Nieuwe Mama.
In dit geval gaat het wel om kinderen. We kunnen ernstige vragen stellen bij het ethisch handelen van al degenen die hieraan meewerken. Ook de wijze waarop kinderen en hun ouders in al hun kwetsbaarheid worden tentoon gesteld, is volgens de psychotherapeuten ‘ongehoord’. Het gaat immers om jonge kinderen die voor de deelname aan het programma volledig afhankelijk zijn van volwassenen.

De Supernanny schotelt de kijkers een al te simplistisch beeld van wat hulpverlening eigenlijk omvat. Ik betreur dat ten zeerste. Het gaat om een persoon die werkt bij een door de Vlaamse Gemeenschap in het departement Welzijn gesubsidieerde opvoedingswinkel.
Er kan voor mij veel op tv. Als het over kinderen gaat, dan moeten we echter steeds rekening houden met die kwetsbaarheid. Kinderen die jonger zijn dan 12 jaar moeten worden beschermd omdat ze niet mondig en zelfstandig zijn. Dat staat ook in het Verdrag voor de Kinderrechten.

Mijnheer de minister, ik pleit er voor dat deze regering veel investeert in de opvoedingsondersteuning. Dat staat ook zo in het regeerakkoord en in de beleidsnota van minister Vervotte. Om de noden van ouders en kinderen in te vullen, moeten we investeren in informatiesessies en vormingsactiviteiten, in begeleiding in opvoedingswinkels, enzovoort. Kind en Gezin en het sociaal-cultureel werk kunnen daarin een heel grote rol spelen. De media moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. Het Kinderrechtencommissariaat heeft gisteren in de adviesnota geschreven dat de media respectvol moet omgaan met deze problematiek. Het stelt dat de Vlaamse overheid een aantal normen en richtlijnen moet bepalen inzake het ethisch en professioneel handelen of werken met kinderen in de media en de manier waarop ze in de media worden voorgesteld.

Ik wil ook even verwijzen naar de recentste uitzending over de MUG-dienst. Een filmploeg die een MUG volgde, maakte opnames van iemand in een slaapkamer. Tijdens de opname kreeg de persoon een hartstilstand en overleed. De familie heeft aan de tv-makers gevraagd die traumatiserende ervaring niet op televisie te tonen. De zender heeft het verzoek gerespecteerd. Het Kinderrechtencommissariaat pleit er voor om samen met de commissies voor Media, Cultuur en Welzijn een aantal richtlijnen en een bijbehorende ethische code te ontwikkelen. De zenders zouden daarbij vrijwillig het engagement aangaan om die code te respecteren. VTM is een priv

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Reality-tv

Radiospots op VRT

Ingediend op mei 26th, 2005 door bartcaron

Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over het al dan niet uitzenden door de VRT van radiospots waarin politici worden geïmiteerd.

De heer Bart Caron: Het satirisch maandblad Deng lanceerde begin mei een radiocampagne met stemmen die op die van kardinaal Danneels, sp.avoorzitter Stevaert, en Vlaams-Belangvoorman Dewinter lijken. De spots zouden op studio Brussel te horen zijn, maar dat was buiten de directie gerekend, want die besloot de laatste spot met de geïmiteerde stem van de heer Dewinter te weigeren. De woordvoerster van de VRT zegt dat de reclamespots die de VRT uitzendt, inhoudelijk in overeenstemming moeten zijn met de bepalingen van het mediadecreet. De gewraakte spot bevat volgens de VRT een politieke boodschap, wat in strijd is met het decreet.
Zo werd beslist de spot te weigeren, die werd ingesproken door een stemmenimitator. De boodschap waarschuwt voor het nieuwe nummer van Deng, dat wordt geleverd met een gratis-CD. Ik citeer: ‘Ik wil de 1 miljoen mensen die op ons hebben gestemd, waarschuwen. De gratis CD met zogenaamd Vlaamse muziek als Soulwax, Daan, Arsenal en Millionaire, die bij het extreemlinkse blad Deng zit, bevat alleen maar subversief lawaai en elementen van vreemde origine die in plaats van op een gratis CD, beter op een C130 naar het land van herkomst worden gezet. Beste vrienden, laat u niet vangen.’ Daarop weerklinkt de slogan: ‘Deng – ultralink maandblad.’

Volgens de hoofdredacteur van Deng, de heer Ilegems, weet de VRT lachen met de heren Danneels en Stevaert wel te relativeren, maar op Dewinter wordt overdreven krampachtig gereageerd met een verbod. Terwijl het voor iedereen duidelijk zou moeten zijn dat Deng geen maandblad is dat het Vlaams Belang promoot. Het is niet de eerste keer dat er tussen Deng en de heer Mary een twist oplaait. Eind april was dat ook al zo, toen Deng, weliswaar niet altijd met evenveel eerbied, de positie van de heer Mary als een wankelende stoel beschouwde.

Mijnheer de minister, ik weet dat de VRT een autonoom bedrijf is en zijn beslissingen zelfstandig neemt, maar moet die beslissing niet gerijmd zijn? Mijn vraag gaat over reclamespots die worden aangeleverd en waarbij een klant tijd koopt bij de VRT. Deze vraag gaat niet over inhoudelijke programma’s van de VRT.

– Wie heeft de beslissing genomen om die spot niet uit te zenden?
– Wie is bevoegd, de VAR of de VRT?
– Met welke bepalingen van de regelgeving of de beheersovereenkomst is de gewraakte Dengspot strijdig?
– Waarop heeft de VRT zich gebaseerd en met welke argumenten?
– Waarom hebben de verantwoordelijken een verschillende houding aangenomen tegenover de verschillende imitaties in de verschillende spots?

Minister Geert Bourgeois: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de VRT is de eindverantwoordelijke voor al zijn uitzendingen, met inbegrip van de reclamespots op de radio. De VAR is de mediaregie die het reclameaanbod op VRT verkoopt aan klanten. In principe beslist de algemeen directeur Radio over het al dan niet uitzenden van spots. Gezien de grote hoeveelheid aan spots worden ze vooraf gecheckt door de VAR en dit met name op hun conformiteit met de wetgeving, onder andere de reclamecode en de mediadecreten. Alleen in twijfelgevallen vraagt de VAR het advies van de algemeen directeur Radio. Gelet op de gevoeligheden die er zijn tussen de VRT en het Vlaams Belang heeft de VAR die ene spot voorgelegd aan de algemeen directeur Radio met de vraag of de spot mocht worden uitgezonden.

Zoals bepaald door de mediadecreten beslist de VRT autonoom wat uitgezonden wordt via de netten. Als verantwoordelijke voor zijn zendtijd kan de VRT vrij beslissen om spots al dan niet uit te zenden, bijvoorbeeld wanneer hij oordeelt dat de belangen van de omroep zouden kunnen worden geschaad of dat de spot in strijd zou zijn met wettelijke bepalingen. De algemeen directeur Radio heeft, in overleg met de gedelegeerd bestuurder VRT, geoordeeld dat het uitzenden van de spot in de gegeven omstandigheden niet gepast was. De verschillende houding bij de beoordeling van de spots is te verklaren doordat men vond dat de reclamespot met de imitatie van Steve Stevaert milder van toon en niet zo scherp was. De VRT vreesde in een conflict te komen als de spot ‘Dewinter’ zou worden uitgezonden. Ik neem er akte van dat het Vlaams Belang graag had gehad dat dat toch was gebeurd en dat die gevoeligheid niet bestaat.

De heer Bart Caron: Mijnheer de minister, ik dank  u voor uw antwoord. Het gaat om satire waarbij we de grenzen tussen fictie en werkelijkheid moeten verzinnen. Ik blijf het spijtig vinden dat er een onderscheid is gemaakt tussen de spots. 

__________________________________________

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Radiospots op VRT

De thuishelpers als psychiater

Ingediend op mei 24th, 2005 door bartcaron


Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de toename van patiënten met psychische problemen die een beroep doen op thuishelpers.

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, de thuiszorgdiensten in West-Vlaanderen helpen in 1 jaar tijd meer dan 2.000 mensen. 20 percent van het cliënteel van de thuiszorgdiensten kampt met psychische problemen, terwijl dat 3 jaar geleden nog maar 15 percent was. Twee derden van die personen heeft nooit contact gehad met een psychiater, een psycholoog of een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg. Voor de mensen van de thuiszorg is het een heel belastende opdracht omdat ze met vragen en problemen te maken krijgen die ze niet adequaat kunnen beantwoorden. De cijfers komen van de vier thuiszorgdiensten van West-Vlaanderen. Die situatie kunnen we doortrekken naar heel Vlaanderen. Enkele jaren geleden werd een actieplan opgesteld voor cliënten met psychische problemen. 
Als oorzaak voor de problemen wordt aangehaald dat de ziekenhuizen propvol zitten, waardoor patiënten sneller in de thuiszorg hulp zoeken. Bovendien zouden in de samenleving steeds meer mensen met psychische problemen kampen. Die problemen worden ook steeds zichtbaarder en herkenbaarder. De thuiszorgdiensten vinden zelf dat ze voldoende capabel zijn om die mensen te helpen. Ze zijn ook laagdrempelig omdat ze bij de mensen thuis komen.

Mevrouw de minister, eind december 2004 hebt u een afvaardiging van die diensten ontvangen op uw kabinet. Ze vragen om mensen aan te trekken met psychologische expertise en kennis zodat ze een adequaat antwoord kunnen formuleren op de problemen. Ik vraag me af of dat de meest adequate oplossing is. Naast het aanstellen van psychologen in de thuiszorgdiensten is een intense samenwerking met de CGG’s misschien meer aangewezen. Vandaag zien we nogal wat nieuwe ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg. In de outreachprojecten voor kinderen wordt ook de psychiatrische thuiszorg langzaam ontwikkeld. Zijn we met die nieuwe ontwikkelingen wel goed bezig, omdat we zo tal van nieuwe structuren naast elkaar ontwikkelen? 
De nood in de samenleving neemt toe. De problemen nemen ook toe.

Daarom mevrouw de minister had ik u volgende vragen willen stellen:
– Bent u van plan om in te gaan op de vragen van de thuiszorgdiensten om subsidies te geven en psychologen aan te stellen in hun diensten, zodat de hulpverleners met hun vragen bij hen terecht kunnen?
– Zo ja, wanneer doet u dat, op basis van welke criteria en op welke schaal?
– Is er een budget voor? Zo niet, wat is daarvoor de reden?
– Kiest u veeleer voor de aanpak van samenwerking met de CGG’s of andere organisaties?

Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, we moeten voorzichtig omspringen met cijfers. Mijnheer Caron, u had het over 15 en 20 percent. Bij een werkelijke psychiatrische diagnose gaat het over 9 en 11 percent. Er is een discrepantie tussen een impliciete diagnose op basis van observaties van een aantal medewerkers, en de echte psychiatrische diagnose. Daarmee wil ik de problemen niet minimaliseren. Afhankelijk van de beroepscategorie kan de beoordeler een andere diagnose stellen. We moeten daar dus voorzichtig mee zijn. 
Op 10 december is er inderdaad een bespreking geweest op mijn kabinet. Achteraf zijn we ingegaan op de uitnodiging van 29 april 2005 om deel te nemen aan het symposium. Het is dus niet zo dat we nadien niets meer van ons hebben laten horen. Mijn raadgever in verband met geestelijke gezondheidszorg heeft actief aan de symposiumdebatten deelgenomen. Hij heeft dus kunnen luisteren naar wat daar is gezegd, maar hij heeft ook onze visie kunnen vertolken. 

Op dit ogenblik wordt een groot deel van vormingsmiddelen die de thuiszorgdiensten ter beschikking hebben, gebruikt voor bijvoorbeeld vorming in verband met het omgaan met psychosociale problemen in de zorgverlening. De diensten wensen veeleer over te schakelen op referentiepersonen die ze kunnen vrijstellen, maar die zich ook volledig toeleggen op het coachen van de thuisverzorgers. 
Tijdens het symposium is gebleken dat het niet zo duidelijk is wat die coaching moet inhouden. We hebben trouwens niet voorzien in budgetten om speciaal voor die coaching mensen aan te trekken. We zijn er immers niet van overtuigd dat er geen betere ondersteuningsmogelijkheden zijn. 
In het regeerakkoord staat dat het gaat over tweedelijnsvoorzieningen. Dat soort voorzieningen hebben de opdracht om de eerstelijnsvoorzieningen te ondersteunen. Dat gebeurt vandaag al. 

Ik wil nog een ander element in dit debat brengen, namelijk de pilootprojecten voor psychiatrische thuiszorg die door de federale overheid worden gefinancierd. Voor die projecten is er een samenwerkingsakkoord met de samenwerkingsinitiatieven thuiszorg. Eigenlijk willen we veeleer dergelijke zaken bewerkstelligen dan nog eens aparte structuren te financieren. We wensen ook een en ander in te passen in de globale context waaraan we werken met minister Demotte. Het uiteindelijke doel is het realiseren van zorgcircuits en -netwerken voor mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problemen. Op de interministeriële conferentie zal dit zeker aan bod komen. 
In verband met dementie lukt het om met zeer weinig middelen via een netwerk een zeer breed veld te bereiken en veel ondersteuning, expertise en knowhow te bieden. We willen in de context van de problematiek die nu aan de orde is, iets gelijkaardigs doen. We willen expertisenetwerken uitbouwen die passen in het geheel. We willen komen tot een coherent beleid waarin ook de pilootprojecten en die expertisenetwerken een plaats krijgen. 
Ik ben op de hoogte van het advies van de Vlaamse Gezondheidsraad waarin wordt gesproken over een gedeeld engagement. Ik onderschrijf dat, maar ik erken evenzeer de noodzaak aan een complementaire samenwerking tussen de eerste en de tweede lijn. Dat vat onze visie samen. Het is de taak van de tweede lijn om de eerste te ondersteunen, liefst via netwerkvorming.

De heer Bart Caron: Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 


Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor De thuishelpers als psychiater

Akkoord in de witte sector

Ingediend op mei 24th, 2005 door bartcaron

Interpellatie van de heer Bart Caron tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het akkoord van de Vlaamse Regering met de vakbonden en werkgeversorganisaties in de witte sector

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, het is jammer dat we over een bevriend minister in de regering moeten beschikken om aan de tekst van het akkoord met de vakbonden en werkgeversorganisaties te geraken. Ik betreur dat we de eerste informatie over zo’n belangrijk akkoord in de kranten moeten lezen en via een omweg aan de tekst moeten geraken. Het zou fijn zijn als we via de commissievoorzitter of -secretaris een kopij van die tekst kunnen bekomen. 
De regularisatie van de DAC’ers was een belangrijk onderdeel van het vorige akkoord. Het voldoet inderdaad aan een maatschappelijke nood van mensen in tijdelijke statuten. Ik denk dat er de komende jaren ook nog een en ander moet gebeuren voor de gesubsidieerde contractuelen. Hun nepstatuut, dat sociaalrechtelijk wel beter is dan het statuut van de DAC’ers was, moet op middellange termijn worden aangepast, al staat dat niet in het regeerakkoord.

Ik sluit mij ook aan bij wat is gezegd over de gebruikers. Ik lees drie regeltjes voor van Guy Tegenbosch uit de De Standaard van 10 mei: ‘Het is hoe dan ook merkwaardig dat de toekomst van de witte sector wordt bepaald in onderhandelingen met werkgevers en vakbonden, die in beginsel vooral gaan over lonen en arbeidsvoorwaarden. Het lot van de gebruikers en van degenen die er recht op hebben gebruikers te zijn van deze diensten, maar er wegens een gebrek aan plaatsen niet in geraken, ligt in de handen van vakbonden en werkgeversorganisaties.’ Daarna komt er een stukje waarin hij de organisaties toch lof toezwaait omdat ze daarmee hebben rekening hebben gehouden. Hij sluit af met te stellen dat de gebruikers zelf hun belangen moeten kunnen verdedigen. 
Dat is een belangrijke bekommernis. Wij moeten de gebruikers een duidelijke en gestructureerde rol in het overleg geven. Ik heb wat vragen die verduidelijking moeten brengen over het akkoord. Het akkoord voorziet in jobcreatie. Hoe verhoudt zich de aangekondigde jobcreatie tot de diverse deelsectoren en de optie in het regeerakkoord? Hoe worden de nieuwe jobs verdeeld over de deelsectoren en welke beleidsdoelstellingen worden daarmee gerealiseerd? Het gaat over het parallellisme tussen beide documenten. Hoe wordt het totale budget verdeeld over de drie deelsectoren die onder uw bevoegdheid vallen?

Uit de perscommunicatie viel niet af te leiden hoe het akkoord zou bijdragen tot het verminderen van de wachtlijsten. Mijn voorgangers hebben daar ook al op gewezen. Klopt deze informatie? Kunt u daar verdere toelichting bij geven?

Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega’s, alles moet enigszins tot ware proporties worden teruggebracht. Het gaat hier over een sociaal akkoord dat tussen werknemers en werkgevers wordt afgesloten. Ik ben zeer dankbaar dat alle partijen hierin een bredere verantwoordelijkheid hebben opgenomen dan wat gebruikelijk is bij eender welk ander sociaal akkoord tussen werkgevers en werknemers in andere sectoren. 
Het is in België en Vlaanderen immers de gewoonte interprofessionele akkoorden per sector af te sluiten. Onze sector heeft daar recht op. Het zou jammer zijn de ene tegen de andere op te zetten. Wij zijn erin geslaagd een akkoord te bereiken waarbij alle partners de handen in elkaar hebben geslagen, en we zijn tot een zeer evenwichtig akkoord gekomen tussen de belangen van de werkgevers, de werknemers en de gebruikers. De gebruikers worden hierin vertegenwoordigd door de overheid. Ik kom daar later nog op terug.
Het is een evenwichtig akkoord, maar ook een akkoord waar wij als politici nog veel van kunnen leren. Het is immers een zeer solidair akkoord geworden dat veel moed heeft gevergd van vakbondsmensen. De solidariteit is immers verschillend ingevuld in het Vlaamse en in het federale akkoord.

Wij hebben er bijvoorbeeld niet voor gekozen iedereen eenzelfde bedrag te geven, maar wel tot een harmonisering van de sector te komen. Dat betekent dat iedereen wel iets krijgt, maar dat wie vandaag minder heeft, in de toekomst meer krijgt. Het akkoord poneert niet alleen solidariteit tussen de werknemers onderling in de sector. Ik ben daar zeer blij om. Dat laat toe om in een verre toekomst meer mobiliteit te creëren binnen de verschillende sectoren. Een echt loopbaanbeleid veronderstelt ook eerst meer harmonisering en afstemming op het federaal beleid. Zo kan meer mobiliteit mogelijk worden gemaakt voor mensen die graag de zorg op zich nemen in verschillende sectoren en wordt meer flexibiliteit mogelijk. Het kan een antwoord bieden op de problemen rond stress en burn-out waarmee we in deze sector te maken krijgen. 
Er is gekozen voor het maatschappelijk belang. Ik ben tevreden over het akkoord en stel vast dat de vakbond die 84 percent van de mandaten in de sector bekleedt, het akkoord met 77 percent heeft goedgekeurd. 

Ik wil even op de cijfers inzake tewerkstelling ingaan. Er zijn verschillende cijfers gegeven omdat er verschillende vergelijkingen werden gemaakt. Van de bijkomende tewerkstelling die is gerealiseerd, gaat 75 percent naar de gebruikers. Bij benadering 60 percent van het akkoord gaat naar extra tewerkstelling. Van het volledige akkoord gaat 45 percent naar uitbreidingsbeleid. De verschillende percentages hebben dus te maken met het feit dat bepaalde cijfers moeten worden bekeken in het licht van het volledige akkoord of alleen maar in het licht van de tewerkstelling. 
Als Vlaanderen een akkoord sluit voor de social-profitsector, is er geen return. Elke cent die we aan zo’n akkoord besteden, wordt uitgegeven. Als de federale overheid daarentegen een akkoord sluit met de social-profitsector waarin het creëren van extra tewerkstelling een belangrijk onderdeel is, krijgt ze daarvan bijna de helft terug. Vlaanderen heeft dat voordeel niet en moet bovendien ook nog de federale overheid betalen, omdat die een return moet krijgen van de extra tewerkstelling die wij creëren. Dat was niet fijn om vast te stellen, zeker niet omdat de budgettaire middelen zeer krap zijn. De sociale Maribel is een poging om van de federale overheid geld te laten terugvloeien naar de Vlaamse Regering. Het is dus een soort pilootproject, en dat is dan ook de reden waarom het gaat over 2,2 miljoen euro. 

De sociale partners, die nog altijd de beheerders zijn van de Sociale Maribel, hebben zich geëngageerd om te zorgen voor een nieuwe input van die middelen en er uitbreidingsbeleid mee te realiseren binnen Vlaanderen. Ze zijn bovendien bereid om met de Vlaamse Regering te overleggen, zodat de uitbreiding kan worden gerealiseerd volgens de prioriteiten van het Vlaamse beleid.
Ik vind dit een zeer mooi precedent. We zullen dit nog verder uitwerken. Ik denk daarbij aan de tekst van de minister-president, waarin hij zegt dat we streven naar een wettelijk kader waarbinnen de sociale onderhandelingen moeten plaatsvinden, maar dat is een ander dossier.
De gebruikers waren niet rechtsreeks vertegenwoordigd, maar wel virtueel. Ik heb het ook altijd als mijn taak beschouwd om de belangen van de gebruikers te verdedigen. Daarom zit ik bijna wekelijks met hen rond de tafel om hun belangen te leren kennen. De overheid moet de belangen van de gebruikers niet alleen bewaken, maar ook verdedigen. Ik denk dat dat in het akkoord goed tot uiting is gekomen, want 45 percent van het akkoord gaat rechtsreeks naar de gebruikers. Het uitbreidingsbeleid zal concreet worden uitgewerkt in samenspraak met de gebruikers. De berekeningen die in het akkoord zijn opgenomen, zijn louter indicatief. 

Het akkoord is losgekoppeld van de meerjarenbegroting. Het is afgesloten voor het begin van de besprekingen over de meerjarenbegroting. In de tekst van het akkoord staat: ‘In het kader van de opstelling van de meerjarenbegroting en bij de opstelling van de jaarlijkse begroting zal de Vlaamse Regering beslissen welke supplementaire middelen beschikbaar zijn voor verder uitbreidingsbeleid.’
Het Vlaamse regeerakkoord blijft dus nog altijd het uitgangspunt, ook als het gaat over de bespreking van de meerjarenbegroting en de jaarlijkse begroting. Ik wil het regeerakkoord helemaal realiseren tegen het einde van deze legislatuur. Zo is het goed meegenomen dat er via dit akkoord een aantal extra plaatsen in de kinderopvang worden gerealiseerd, maar dat neemt niet weg dat we moeten blijven trachten 5.000 extra plaatsen te realiseren.
Het eerste deel van het akkoord gaat over het uitbreidingsbeleid. Daaraan zijn over de verschillende sectoren heen budgetten en dus ook extra tewerkstelling gekoppeld. Het gaat hier bovendien niet alleen over welzijn, maar ook over de sociale economie en het sociaal-cultureel werk.

We hebben gewerkt met zeer strikte tabellen over het aantal voltijdse equivalenten in de verschillende sectoren. Op basis daarvan hebben we voor een evenredige verdeling gezorgd. Wat de koopkracht betreft, geldt het solidariteitsprincipe. Er is voor geopteerd te harmoniseren op 75 percent. Voor sommige sectoren was het perfect mogelijk om een volledige eindejaarstoelage toe te kennen, maar de solidariteit binnen de sector heeft gespeeld waardoor de toelage in mindere mate – maar dan wel voor iedereen – is gestegen. Het was immers de bedoeling dat de koopkracht voor iedereen zou stijgen.
De opbouw van een tweede pensioenpijler kan uiteraard niet onmiddellijk gebeuren omdat het gaat om een kapitalisatiesysteem waarbij reserves worden opgebouwd. Dit systeem zal in de toekomst verder worden ontwikkeld. De verdere ontwikkeling en uitbouw van dit systeem zal de eerste eis zijn bij de volgende onderhandelingen met de social-profitsector. Deze tweede pensioenpijler is een belangrijke maatregel. Het zou immers niet rechtvaardig zijn dat mensen die zich heel hun leven hebben ingezet voor de zorg van anderen, slechts een heel klein pensioentje zouden krijgen of zelfs in de armoede zouden terechtkomen op het moment dat ze zelf hulpbehoevend worden. 

Er zijn ook een aantal categoriale looneisen ingevuld. Wat de kwaliteitsverbetering betreft, heb ik in dit parlement herhaaldelijk verklaard dat in eerste instantie de sociale partners moeten worden geresponsabiliseerd. De kennis en de kwaliteit zitten bij de sociale partners die dan ook hun verantwoordelijkheid terzake moeten nemen. Zij weten immers perfect in welke sectoren de werkdruk hoog is en waar welke maatregelen moeten worden getroffen als antwoord op bepaalde problemen. Dat is ook binnen dit onderdeel van het akkoord gebeurd. De overheid heeft een bedrag ter beschikking gesteld van ruim 16 miljoen euro. Het staat de sociale partners vrij om dit bedrag naar eer en geweten en volgens hun kennis van de sector in te vullen om op die manier voor hun werknemers de kwaliteit te verhogen en de werkdruk te verminderen. De protocols die werknemers en werkgevers intussen hebben afgesloten dienen in eerste instantie om de werkdrukverlaging die normaal in het vorige akkoord was afgesproken, uit te voeren. Dat is voor bepaalde sectoren niet gebeurd in het vorige akkoord. Het is evident dat dit moet gebeuren binnen de paritaire comités.
De werknemers, werkgevers en de overheid hebben zowel tijdens de voorbereidende gesprekken als bij het sluiten van het voorakkoord samen rond de tafel gezeten. Ik hoop dan ook dat daar de basis is gelegd voor even constructieve gesprekken binnen de paritaire comités. Vaak is dit een knelpunt binnen deze sector omdat de werkgevers alles blokkeren binnen de paritaire comités als ze niet bij de gesprekken worden betrokken. Nu waren zij wel betrokken bij die onderhandelingen en wisten zij precies wat er al dan niet op tafel lag.

De overheid moet de belangen van de gebruikers verdedigen en dat heeft hier geresulteerd in het akkoord. De concrete invulling van het uitbreidingsbeleid blijft een taak van de gebruikers. Nu moeten de gesprekken worden opgestart binnen de paritaire comités. Wat de rest van het uitbreidingsbeleid betreft, is en blijft het regeerakkoord het uitgangspunt. 
Wat de publieke sector betreft, hebben we net dezelfde redenering gehanteerd. Vanaf het begin hebben we rekening gehouden met hun financiële belangen. Heel strikte tabellen stipuleren per sector wie via de publieke sector wordt gesubsidieerd en wie via de privé-sector. In de publieke sector hebben we het aantal voltijdse equivalenten bekeken en de berekening van de budgetenveloppe daaraan gelijkgesteld. Er zal een budgetenveloppe met hetzelfde aantal voltijdse equivalenten als voor de privé-sector ter beschikking worden gesteld van het Comité C dat kan beslissen waar deze middelen worden ingezet. Door dit akkoord is de publieke sector dus niet verplicht om dezelfde maatregelen door te voeren als in de privé-sector.

De heer Bart Caron: Mevrouw de minister, u hebt tijdens de onderhandelingen de belangen van de gebruikers goed verdedigd. Dat is een verdienste, maar niet echt de rol van een minister van de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering vertegenwoordigt de bevolking, en niet de gebruikers. 
Ik heb geen pasklaar antwoord op de vraag hoe de belangen van de gebruikers beter aan bod kunnen komen. Als er wordt gedebatteerd, moet het gaan over de gebruikers van welzijn, maar ook van onderwijs en cultuur. Het moet gaan over alle sectoren waarvoor we doelstellingen hanteren die op mensen betrekking hebben. Voor dat soort sectoren moeten we zoeken naar instrumenten om onze democratie te versterken.
Dat laatste doet niets af aan de rol van de sociale partners in het overleg. In een samenleving waarin emancipatie en empowerment hoog in het vaandel staan, moeten we daarover durven nadenken. Die bedenking doet evenmin iets af aan de verdienste van het bereikte akkoord.

Ingediend onder in de commissies, in het parlement Reacties uitgeschakeld voor Akkoord in de witte sector

Integratiebevorderende initiatieven

Ingediend op mei 10th, 2005 door bartcaron

Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over integratiebevorderende initiatieven in verband met gezinsondersteuning

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ook ik begin mijn vraag met een ‘federale insteek’, hoezeer me dat ook spijt. Mevrouw Mandaila is als staatssecretaris bevoegd voor het gezin en voor personen met een handicap. De bevoegdheidsverdeling inzake welzijn, gezin en aanverwante dingen als interculturaliteit, opvoedingsondersteuning en dergelijke is in ons landje sterk verspreid.
Mevrouw Mandaila, in wier goede voornemens ik meen te mogen geloven, wil werken aan de problemen van gezinnen, die overigens niet klein zijn. Ze wil dat doen op basis van een evenwicht tussen enerzijds het wegwerken van ongelijkheden en anderzijds het ondersteunen van gezinnen in een heel kwetsbare positie. Het feit dat ik deze vraag stel, betekent niet dat ik van oordeel ben dat de federale overheid hier sturend mag optreden.
Een aantal bevoegdheden ligt echter nu eenmaal op het federale niveau, zodat we maar beter kunnen samenwerken dan elkaar tegen te werken. Persoonlijk heb ik de voorbije maanden vrij frequent contacten gehad met ouders van allochtone afkomst. Ik ben ervan overtuigd geraakt dat de problemen bij die families zeer groot zijn. De problemen hebben te maken met de culturele kloof tussen hun leven met hun eigen cultuur en hun leven in deze Belgische of Vlaamse samenleving.
Ze staan met elk been in een andere cultuur. Hun eerste cultuur vertoont in belangrijke mate een opvoedingspatroon met een brede maatschappelijke inslag, zodat de opvoeding voornamelijk gebeurt door de clan, het dorp, de gemeenschap en de buurt. Ze zijn echter terechtgekomen in de westerse samenleving met haar geïndividualiseerd leefpatroon, waarin opvoeding vooral wordt toevertrouwd aan de ouders en de school, en daarnaast aan enkele andere voorzieningen.

Daardoor ontstaat een grote mate van vervreemding tussen de kinderen en hun ouders. De ouders kunnen vaak niet om met de gedragingen van hun kinderen. Vorige week stond in de krant een artikel over het feit dat de participatie van allochtone ouders aan de reguliere oudercontacten in de lagere en middelbare scholen heel laag is. Dat is geen indicator van de problemen, maar toch een illustratie.

Mevrouw de minister, in uw beleidsnota hebt u opvoedingsondersteuning opgenomen als een heel belangrijk punt. Mijn vraag heeft echter te maken met de intenties van de federale overheid en met de specifieke problematiek van allochtone ouders met kinderen.

– Heeft de federale staatssecretaris, gelet op haar verklaringen, u reeds gecontacteerd om samen met alle actoren en vertegenwoordigers van alle gezagsniveaus – zoals zij het zelf noemde – samen te komen en initiatieven te ontwikkelen?

In Antwerpen is er een organisatie die de aanzet wil zijn tot een steunpunt opvoedingsondersteuning. Ik vermoed dat dit veeleer in de Vlaamse sfeer zit, en onder de bevoegdheden valt van de Vlaamse Regering.
– Hebt u daar weet van? Bent u bereid een coördinerende rol te spelen om dat initiatief te steunen?

Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de federale staatssecretaris heeft hierover geen contact met mij opgenomen. Het steunpunt opvoedingsondersteuning waarvan sprake is een initiatief van de beleidsgroep opvoedingsondersteuning van de stad Antwerpen zelf. Verschillende actoren uit het beleidsdomein Welzijn nemen aan die beleidsgroep deel, zoals de regioteams en de inloopteams van Kind en Gezin, de organiserende besturen van de consultatiebureaus van Kind en Gezin, de jeugddienst, de kansarmoedecel, de Lerende Stad, de CAW’s, het OCMW, Integrale Jeugdhulpverlening en de preventiecel bijzondere jeugdzorg.

Die organisaties werken er dus samen aan, en dat stemt ook overeen met onze visie op opvoedingsondersteuning. We hebben een evaluatie aangekondigd om de huidige versnippering tegen te gaan. Die evaluatie zal ook gebeuren via het parlement, dat er sturing aan kan geven. Het is onze bedoeling opvoedingsondersteuning te laten verlopen via een samenwerking van de verschillende actoren en sectoren, die zo voor een ruim aanbod kunnen zorgen. We zijn voorstander van netwerken waarvan iedereen deel uitmaakt die een of andere verantwoordelijkheid draagt. Dat zijn bijvoorbeeld de reeds genoemde partners in die beleidsgroep. Zij kunnen onderling afspraken maken, wat kan resulteren in bijvoorbeeld opvoedingswinkels, zoals in Genk. Het moet daarbij altijd de bedoeling zijn laagdrempelig te werken.

We willen dus de bestaande versnippering tegengaan, de krachten bundelen en meer aan netwerkvorming te doen. Die virtuele netwerken kunnen zelfs resulteren in werkafspraken over bijvoorbeeld opvoedingswinkels. In het aanbod voor allochtonen is het belangrijk dat onze benadering niet al te categoriaal is. We hebben goede ervaringen met de Inloopteams van Kind en Gezin. Momenteel zijn er dertien. Ik heb er een paar van mogen meemaken, en heb toen ervaren dat er een heel grote appreciatie van de ouders voelbaar is. Vaak zijn dat allochtone ouders, maar ook kansarmen. Voor hen zijn andere initiatieven vaak te weinig toegankelijk. Via de Inloopteams wordt alsnog de nodige toegankelijkheid bereikt. Er is een heel actieve opvolging, en de mensen worden actief uitgenodigd. Vaak gaat men daarvoor tot bij hen thuis.

Daar rijst ook steeds meer de vraag naar het opheffen van leeftijdsbeperkingen. Opvoedingsondersteuning is vandaag veelal gericht op de lagere leeftijdsgroepen. In de allochtone gemeenschap bestaat echter de uitdrukkelijke vraag naar een aanbod dat tegemoetkomt aan de onzekerheid en de problemen met opvoeding die allochtone ouders vaak hebben als hun kinderen al wat ouder zijn dan die huidige categorieën.

Dat is een belangrijke uitdaging voor de allochtone gemeenschap. De opvoedingsproblemen die specifiek zijn voor hun situatie en voor allochtone gemeenschappen, hebben misschien een extra effect in de puberteit. Daarom moeten we in de opvoedingsondersteuning voor deze doelgroep gerichter werken.
Samengevat werken we dus vooral via netwerken, samenwerking en de Inloopteams. Er is uitdrukkelijk vraag naar een ruimere opvoedingsondersteuning, die nu veelal beperkt is tot bepaalde leeftijdscategorieën. We denken dat via de laagdrempelige
Inloopteams een heel actieve beweging tot stand kan worden gebracht, waarmee we zowel de kansarmen als de allochtonen kunnen bereiken.

De heer Bart Caron: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb in mijn vraag misschien niet genoeg beklemtoond dat er op het punt van de leeftijdsgrens een belangrijk verschil is tussen allochtone gemeenschappen en mensen van autochtone afkomst. In onze autochtone cultuur, met zijn opvoeding in gezinsverband, zit ingebakken dat we de kinderen langer bij ons houden, zowel in letterlijke als in figuurlijke zin in de omgang. Dat beschouwen veel allochtonen als een probleem omdat ze er niet mee kunnen omgaan. Ik ben heel blij dat u wilt nadenken over het verbreden van opvoedingsondersteuning. Het probleem is niet gering. Als we niet preventief handelen, komen veel van die kinderen helaas terecht in de bijzondere jeugdzorg, en wordt bevestigd dat er in een aantal groepen geen integratie is. Er is onbegrip door onkunde, en door het samenvallen van kansarmoede met de afkomst uit een andere cultuur, wat de achterstand versterkt.

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Integratiebevorderende initiatieven

Creative Commons

Ingediend op april 19th, 2005 door bartcaron


Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over het initiatief Creative Commons.

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, het is tegenwoordig bon ton om het auteursrecht aan te vechten. Het auteursrecht wordt vaak in relatie gebracht met vermindering van toegankelijkheid tot informatie, tot onrechtmatige monopolies op cultuur of wetenschappelijk onderzoek of het verhinderen van de toegang tot dat wetenschappelijk onderzoek. Veel mensen in artistieke kringen schilderen het auteursrecht af als een hinderpaal voor artistieke, politieke, sociale betekenis en informatieproductie in plaats van een bescherming. Dit merken we ook bij het publiek: de steeds meer afkerige houding van het publiek tegenover het auteursrecht zorgt er ook voor dat ongeoorloofde of illegale praktijken zoals de uitwisseling van muziek of audiovisueel werk via het internet en het downloaden van film en muziek welig tieren zonder dat ons geweten daardoor wordt bezwaard. Als de kritiek van kunstenaars op het auteursrecht van de kunstenaars zelf komt, van hen die in theorie als eersten baat vinden bij het auteursrecht, dringt zich een ernstige bevraging op. 

Het auteursrecht zou volgens velen niet langer een vrijwaring van maar veeleer een rem op kunst zijn geworden. Niet alleen in de kunstwereld, ook in academische kringen en projecten die de uitwisseling van gegevens beogen, denkt men er zo over: universiteiten, bibliotheken, niet commerciële informatie-uitwisselingsprojecten bevragen zich over de mogelijkheden van de uitwisseling van hun geschriften, hun onderzoeksgegevens, rapporten enzovoort. Ze willen die verspreiden via een model dat een grotere openheid waarborgt dan het huidige auteursrecht, een model dat vrije en kostenloze communicatie van werken en de uitwisseling van kennis zou bevorderen. 
Uit deze reflectie zijn in de wereld verschillende nieuwe juridische kaders voortgekomen voor de verspreiding van die werken. Het bekendste voorbeeld is de vrije beschikbare software dat dezer dagen de informaticawereld verovert. Voor wie hier mee vertrouwd is, noem ik bijvoorbeeld de Mozilla-software, de open-sourcesoftware, die de gebruiker kan installeren zonder dat daar een verplichting tegenover staat van betaling en de toelating geeft om te kopiëren en verspreiden. 

Het nieuwe paradigma van het auteursrecht kreeg ondertussen ook een naam, namelijk copy left, een woordspeling die alludeert op de tegenstelling met copyright, namelijk links en rechts en op de tegenstelling tussen copyright als recht en copy left als datgene wat wordt toegelaten of toevertrouwd. Dat geeft perfect uitdrukking aan een bewuste breuk met het klassieke auteursrecht zoals we het vandaag kennen. 

Zo kom ik bij de Creative Commons, een licentiesysteem dat op een maximale manier kunst, artistieke prestaties, maar ook rapporten van wetenschappelijk onderzoek vrij toegankelijk maakt voor zoveel mogelijk burgers. Het is een juridisch kader op basis van een licentiesysteem waarbij de auteur toestemming geeft om zijn werk vrij van rechten te laten gebruiken, te reproduceren of mee te delen aan het publiek, en het laat de auteur ook toe bepaalde rechten voor zich te reserveren. Bijvoorbeeld het commercialiseren van een wetenschappelijke toepassing kan buiten het Creative Commons-systeem geregeld worden en kan via het klassieke auteursrecht, zoals we dat nu kennen, verder zijn weg vinden. De auteur, de wetenschapper of vinder kan voorwaarden opleggen waaronder dat alles moet gebeuren. Het kan bijvoorbeeld dat de auteur enkel de toestemming geeft voor bijvoorbeeld niet-commercieel gebruik, dat er geen wijzigingen in het werk mogen worden aangebracht, enzovoort. Ook de bronvermelding kan worden geregeld. 

Creative Commons is van origine een Amerikaans systeem en is naar Belgisch recht vertaald door de universiteiten van Namen en Leuven. Ondertussen zijn er over de hele wereld al 1,5 miljoen werken beschermd via dit licentiesysteem. Niet alleen commerciële organisaties werken ermee, maar ook jonge muzikanten bijvoorbeeld willen graag dat hun muziek effectief wordt verspreid via het internet en dat die wordt gedownload als promotie-instrument en ze kiezen daarbij voor dit systeem. Ook allerlei fondsen en andere mechanismen kunnen er een beroep op doen. 
De Vlaamse overheid produceert een hele rits rapporten en studies en doet dat onder meer via een aantal wetenschappelijke instituten waar ze op permanente of occasionele basis mee samenwerkt. Ze heeft bovendien een aantal sectorale onderzoeksprojecten lopen en veel wetenschappelijk onderzoek en kan dus wel te maken hebben met deze auteursrechtelijke regeling. 

Daarom mijnheer de minister-president volgende vragen:
– Zijn er in het kader van een maximale toegankelijkheid van die rapporten, plannen – ik mag niet naar intenties vragen – om de publicaties waarvan de Vlaamse overheden de auteurs of opdrachtgevers zijn, uit te geven onder de Creative Commons-licentie?
– Beschikt de Vlaamse overheid over de vermogensrechten van deze door hen gesubsidieerde werken?
– Overweegt u om die zelfs verplicht onder de Creative Commons te plaatsen? Ik bedoel daarmee of dit als clausule kan worden opgenomen in overeenkomsten die met de onderzoeksinstituten worden afgesloten.
– Is de Vlaamse overheid bereid om de werken die gecreëerd zijn met openbare middelen, ook vrij te stellen van de billijke vergoeding en/of het leenrecht, een ander nevenrecht dat in de Belgische auteursrechtelijke wetgeving is vermeld?

Minister-president Yves Leterme: Mijnheer Caron, mijn intenties komen meestal overeen met mijn plannen en met mijn overwegingen. Een vraag naar mijn plannen en overwegingen is dan ook een vraag naar mijn intenties, maar desalniettemin zal ik op uw vragen antwoorden. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik het concept van de Creative Commons heb leren kennen via uw vraag. Het is interessant om de gedachtewisseling hierover in de commissie te beluisteren. 
Er bestaan momenteel geen plannen om publicaties van de Vlaamse overheid die auteursrechtelijk zijn beschermd, uit te geven onder het licentiesysteem van de Creative Commons. Wel wordt vandaag bij publicaties van de Vlaamse overheid heel soepel omgesprongen met auteursrechten. Meestal staat in de publicatie zelf vermeld dat mag worden gekopieerd als de bron wordt vermeld. Dat wijkt af van de auteurswet van 30 juni 1994, waarin wordt gesteld dat men de toestemming moet vragen aan de auteur vooraleer men kopieert of citeert. Als ik het concept goed heb begrepen, is dat met een beetje goede wil te beschouwen als een implementatie van het concept Creative Commons. 

Verder is er ook de Europese richtlijn 2003/98 van 17 november 2003 met betrekking tot het hergebruik van overheidsinformatie. In deze richtlijn wordt als algemeen principe vooropgesteld dat de lidstaten ervoor zorgen dat, in
dien het hergebruik van overheidsinformatie toegestaan is, dit hergebruik mogelijk moet zijn voor zowel commerciële als niet-commerciële doeleinden volgens een aantal modaliteiten die in de richtlijn zijn vastgelegd. 
De Vlaamse Regering heeft op 12 november 2004 in uitvoering van deze Europese richtlijn beslist dat er een duidelijke en allesomvattende beleidsvisie moet worden ontwikkeld in verband met het hergebruik van overheidsinformatie. Daartoe is een werkgroep opgericht die zeer recent haar resultaten heeft neergeschreven in een nota aan de Vlaamse Regering waarin voorstellen worden geformuleerd voor de omzetting van die Europese richtlijn van 17 november 2003 in Vlaamse regelgeving.Die nota komt binnenkort op de Vlaamse Regering en zal worden omgezet in een voorontwerp van decreet dat aan het Vlaams Parlement zal worden voorgelegd. 

Bij werken van welke vorm ook die worden gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, worden de vermogensrechten niet zomaar overgedragen aan de Vlaamse overheid. Ze blijven principieel in het bezit van de eigenlijke auteur van het werk, tenzij er een andere onderlinge overeenkomst zou zijn gemaakt of in een subsidiebesluit andersluidende bepalingen zouden zijn opgenomen. Mijnheer Caron, u kent dit evengoed als ikzelf. Aangezien de vermogensrechten van de werken die door de Vlaamse overheid worden gesubsidieerd niet automatisch worden overgedragen aan de Vlaamse overheid, zijn we uiteraard niet bij machte om die te laten vallen onder het licentiesysteem van de Creative Commons. De auteur moet daar desgevallend een beslissing over nemen. 
In navolging van de Europese richtlijn van 1992 en aanvullend op de auteurswet van juni 1994 heeft de federale overheid in 2004 een KB goedgekeurd dat de openbare uitlening van een auteursrechtelijk beschermd werk regelt. Over de praktische uitwerking van dit besluit dat in het Belgisch Staatsblad verscheen op 14 mei 2004 en de gevolgen ervan moeten zowel de federale als de gemeenschapsregeringen nog een aantal beslissingen nemen. De federale overheid moet onder meer de beheersvennootschap aanduiden die zich zal bezighouden met het innen en verdelen van de vergoedingen. De federale regering zal hiervoor waarschijnlijk Reprobel aanduiden, dat weet ik uit contacten met het kabinet van de bevoegde minister, maar hierover is nog geen definitieve beslissing genomen. Aangezien de bibliotheken onder de bevoegdheid van de gemeenschappen vallen, moeten ook de gemeenschapsregeringen over de praktische uitwerking van dit besluit nog een besluit nemen. 

De belangrijkste vraag is of de uitleenvergoeding per uitleeninstelling zal worden geïnd dan wel of de Vlaamse overheid collectief aan de beheersvennootschap zal betalen. Hieromtrent is wat denkwerk aan de gang en moet de Vlaamse Regering nog een beslissing nemen. De geïnde vergoedingen zullen proportioneel worden verdeeld aan de rechthebbenden. De Vlaamse overheid is als uitgever geen rechthebbende. Kunstenaars en onderzoekers die door de Vlaamse overheid gesubsidieerd zijn, hebben in principe wel recht op een vergoeding, wat in de federale wetgeving staat. 
De Vlaamse overheid heeft niet de bevoegdheid om dergelijke werken vrij te stellen van een billijke vergoeding of van leenrecht zoals u suggereert. Het betreft hier immers een federale bevoegdheid die is geregeld bij KB van 25 april 2004. De Vlaamse overheid kan dus niet ingaan op uw vierde vraag. Het hangt af van de auteurs of is minstens anders geregeld in de federale wetgeving.

De heer Bart Caron: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor het antwoord. Uit de geest van het antwoord blijkt dat de Vlaamse overheid bekommerd is om het ontsluiten of toegankelijk maken van de rapporten. 
Ik wil nog even de suggestie doen dat uw diensten zouden nagaan, aangezien u dan toch het kopiëren mits bronvermelding genegen bent, of het niet meer garanties biedt om dit volgens het wettelijk kader zoals voorzien in de Creative Commons te doen. Dit is een oproep. Ik weet dat we nog maar aan het begin van de ontwikkelingen staan, maar dit kan interessant zijn. 

Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat ook bij het leenrecht een deeltje van de opbrengst wordt gereserveerd voor de uitgever. Zo kan er in principe dus wel wat terugvloeien naar de Vlaamse overheid. Maar zoals u zei, hangt veel in deze discussie af van de wijze waarop Vlaanderen dit zal doen. De vraag is of we dit collectief, samen met de sectoren, kunnen regelen. Er zou dan sprake zijn van een collectieve vergoeding aan de auteursbeheersvennootschappen, die zowel het leenrecht als de billijke vergoeding beheren. Dat zal de toekomst uitwijzen.

 

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Creative Commons

Experimentele televisie

Ingediend op april 14th, 2005 door bartcaron


Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de mogelijkheden van experimentele, onafhankelijke televisie op de openbare omroep.

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, we hebben er allemaal in onze kindertijd wel eens van gedroomd om zelf televisie te maken. Voor mij blijft dat een droom omdat ik geen ambities ter zake heb. Televisie wordt niet alleen een toegankelijk medium voor de kijker, maar ook voor de maker. De digitalisering van de kabel, de vereenvoudiging van signaaldoorstroming en dergelijke, zorgen ervoor dat televisie dichtbij is. Deze week verschenen in de kranten nog artikels over lokale televisie waarbij gemeenten en buurten een eigen televisiestation oprichten. Het is dus een zeer toegankelijk medium geworden. Het sluit in die zin een beetje aan bij een oude droom uit de jaren tachtig van televisie als gemeenschapsvormend medium. Dat is toen geëindigd in wat we nu kennen als regionale televisie. 

Mijn vraag gaat over de mogelijkheden die de technologie biedt om meer televisie en meer diversiteit aan te bieden aan de kijkers. Er zijn in Vlaanderen een aantal collectieven – groepen van jonge televisiemakers – ontstaan, zoals Kingkong en Vidiots. Beide organisaties hebben een kleine subsidie gekregen van de minister van Cultuur en daarom gebruik ik ze als voorbeeld. Ze maken andere televisie, doen aan auteurtelevisie en proberen origineel te zijn. Ze zoeken ruimte om hun werk aan de kijker te laten zien. Dat is het nadeel van een televisiemaker ten opzichte van een theatermaker. Deze laatste gaat op straat of op een scène staan om zijn product te tonen. Voor televisie zijn technologie en dragers noodzakelijk. 
Deze organisaties zoeken dus een plek om hun werk te laten zien. Ze vragen zich af hoe ze dat moeten doen. De ene opteert voor webtelevisie en de andere zoekt zendtijd bij de reguliere omroepen. Ze zijn allemaal op zoek naar een breder publiek. Het afdwingen van zendtijd bij de VRT is dan ook een bijna voor de hand liggende vraag. De openbare omroep moet aandacht hebben voor educatie, cultuur, vernieuwing en jonge televisiemakers. Waarom kan de VRT dan niet doen zoals de VPRO in Nederland? Jonge televisiemakers of experimentele kunstenaars krijgen er een open forum op het Nachtpodium. Dat gebeurt niet alleen in Nederland, maar ook in Amerika. In New York kan men terecht op Manhattan Network. Ik raad u aan om ook eens te surfen naar Heavy.com, een website vol satire en humor. Dit is een voorbeeld van hoe webmakers kunnen evolueren naar een groot en winstgevend bedrijf. 

Het feit dat auteurtelevisie een plek onder te zon zoekt, heeft te maken met het huidige aanbod op televisie. Is dat niet al te mainstream, te gemiddeld en soms te middelmatig? Durven we plaats maken voor dat andere werk? De VRT beveiligt zijn kwaliteit door met productiehuizen exclusiviteitscontracten af te sluiten. Dat zorgt ervoor dat er vrij strakke formats zijn, waarin weinig ruimte is om te experimenteren. Mogen we de termen kwaliteit en diversiteit dan nog wel gebruiken op televisie? Kwaliteit en diversiteit betekenen ook dat het andere televisiewerk zichtbaar wordt voor het grote publiek. Deze vraag om uitleg sluit aan bij wat ik al een hele tijd over cultuur en televisie zeg, en de ruimte die de openbare omroep daarvoor moet maken. 

Daarom mijnheer de minister had ik u graag volgende vragen gesteld:
– Is er ruimte voor dit soort televisiewerk binnen de huidige beheersovereenkomst? Ik wil ook mijn waardering uitdrukken voor heel wat mensen binnen de VRT. Er is ruimte voor eigenzinnige televisiemakers en ik wil niet zeggen dat er helemaal niets gebeurt.
– Is er nog meer ruimte mogelijk? Zo niet, denkt u eraan om die ruimte te creëren in een volgende beheersovereenkomst?
– Is daarvoor aparte financiering mogelijk op de begroting via het departement Media? Als dit niet kan binnen de VRT, is er dan plaats op de kabel?
– Is er geen bandbreedte beschikbaar om dit soort eigenzinnige televisie bij een groot publiek te brengen?

Minister Geert Bourgeois: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, we zien heel wat gebeuren op dit terrein. U hebt al verwezen naar lokale initiatieven waarover we recent nog konden lezen. Op internet duikt lokale televisie op zonder reglementering van de overheid, maar wel dankzij creativiteit en inventiviteit. Dit gebeurt met steun van bewoners of lokale besturen. Er is heel wat aan het bewegen. 
U vraagt of er ruimte is op de VRT voor onafhankelijke televisie. Ik interpreteer ‘onafhankelijke’ dan in de zin van productiehuizen die nog geen band hebben met de VRT. Ik denk niet dat het uw bedoeling is dat er een subonafhankelijke televisie moet worden geparkeerd binnen de openbare omroep. 

Ik verwijs nogmaals naar de huidige beheersovereenkomst. De VRT moet met zijn programma’s een breed publiek bereiken en performantiemaatstaven halen. De VRT-televisienetten zijn, zoals bepaald door de beheersovereenkomst, generalistische netten die de hele bevolking moeten bereiken. De VRT kan daarom op zijn televisienetten moeilijk programma’s brengen die eerder thuishoren op een nichezender. Dat betekent niet dat de VRT programmavoorstellen van nieuwe leveranciers niet met veel interesse bekijkt. 

Ik kan niet ingrijpen in de programmatie van de omroep. Artikel 8, paragraaf 2 van de omroepcodex stelt dat de VRT moet streven naar een zo groot mogelijke kwaliteit, professionaliteit, creativiteit en originaliteit waarbij ook nieuwe talenten en vernieuwende expressievormen moeten worden aangeboord. Het is absoluut niet zo dat nieuwe vormen van televisie of jonge programma- en filmmakers niet aan bod komen. Ik verwijs naar ‘De wereld van Tarantino’ waarin 25 jonge filmmakers een kans hebben gekregen. De VRT besteedt dus aandacht aan creativiteit en vernieuwing. Ik zal de VRT nog eens herinneren aan die decretale bepaling, zonder echter in te grijpen in de programmering. 
De betrokkenen kunnen natuurlijk ook reageren op de bevraging die wordt georganiseerd. Uw fractie kan dan naast de twee belangrijke items die u hebt geformuleerd, meer seks en meer voetbal, een derde suggestie formuleren op de website. In het licht van een nieuwe beheersovereenkomst moeten we nagaan of we daar nog verder kunnen of moeten in gaan. 

Binnen de mediabegroting zijn er geen kredieten voorhanden voor dergelijke producties. Ik wil niet op het terrein komen van de minister van Cultuur maar ik wil er toch op wijzen dat het Vlaams Audiovisueel Fonds audiovisuele producties ondersteunt. Volgens mijn administratie, die ook verantwoordelijk is voor de film, zoekt en stimuleert het VAF jong talent via de ateliers. In 2004 zijn er veel documentaire projecten ondersteund en de steun aan experimentele kunst blijft toenemen. Ook een opleidingsinitiatief van de Vidiots werd ondersteund. 
Ged
urende lange tijd waren er in Vlaanderen slechts beperkte tewerkstellingsmogelijkheden bij de toenmalige BRT, nu VRT. Nu worden impulsen gegeven aan productiehuizen en programmamakers. Naast de VRT zijn er ook de diverse priv

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Experimentele televisie

Financiering van de openbare omroep

Ingediend op maart 17th, 2005 door bartcaron

Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de houding van de Europese Commissie inzake financiering van de openbare omroepen.

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, de EU is terecht geïnteresseerd in de financiering van openbare omroepen in Europa. Vorige week heeft mevrouw Croes, de niet-onomstreden Europese commissaris voor de Mededinging, een ingrijpende wijziging van de financieringswijze van de publieke zenders in Duitsland, Ierland en Nederland geëist. Volgens bepaalde bronnen zou de VRT binnenkort ook aan de beurt zijn. In twee krantenartikels staat te lezen dat de Vlaamse openbare zendgemachtigde zich in een gelijkaardig parket bevindt. Aangezien de klachten van de VMMa later zijn ingediend en het onderzoek nog niet is afgerond, heeft de Europese Commissie zich hierover nog niet uitgesproken.

Het is trouwens niet de eerste keer dat dit gebeurt. De Europese Commissie heeft de openbare omroepen van Frankrijk, Spanje en Portugal op het matje geroepen en een aantal eisen inzake de financiering gesteld. De Europese Commissie is van mening dat de openbare omroepen van Duitsland, Ierland en Nederland belastingsgeld gebruiken om winstgevende activiteiten te subsidiëren. Dit onderwerp is uiteraard nauw verbonden met het onderwerp van de eerste interpellatie die hier vandaag is gehouden. De potentieel winstgevende activiteiten van de VRT zijn hier reeds aan de kaak gesteld. In de wandelgangen van de Europese Commissie wordt dan ook verteld dat de VRT zich in een gelijkaardige situatie bevindt. De betrokken landen hebben de vraag gekregen de precieze opdracht van hun openbare omroep duidelijker te omschrijven en de boekhouding van die omroep transparanter te maken. Het onderscheid tussen de openbare dienstverlening en de andere activiteiten moet duidelijk zijn.

Hoewel dit buiten het eigenlijke onderwerp van mijn vraag om uitleg valt, wil ik erop wijzen dat we op termijn een discussie over de essentie van een openbare omroep zullen moeten voeren. Een overheid moet weten wat ze van een omroep wil. De vraag is of al deze activiteiten tot de exclusieve opdracht van een openbare omroep moeten behoren.
Een aantal taken van de openbare omroep worden momenteel door de overheid gefinancierd. We zullen de vraag krijgen om deze overcompensatie te beëindigen. De on-lineactiviteiten zullen het eerst in het vizier worden genomen. Gezien de al te gekke letterspelletjes die op de commerciële zenders worden uitgezonden, verbaast dit me niet. Zaken als een sms-actie of televoting kunnen onwaarschijnlijke opbrengsten voor een omroep genereren. Ik vraag me af of dit tot de taken van een overheid behoort. Volgens een persmededeling van de Europese Commissie gaat het immers om ‘de democratische, sociale en culturele behoefte van de samenleving, die door traditionele omroepactiviteiten moet worden ingevuld.

De Europese Commissie kijkt met grote ogen naar het programma Liebesalarm. Onder die titel zendt de WDR, een Duitse regionale zender die in het grootste deel van Vlaanderen via de kabel kan worden ontvangen, gratis partnerbeurzen uit. Ik moet eerlijk bekennen dat ik me hierbij allerlei zaken kan voorstellen, maar dat ik eigenlijk niet weet wat het programma inhoudt.
De Europese Commissie heeft zich nog niet over de klacht van de VMMa over de structurele overcompensatie van de VRT uitgesproken. De woorden van de heer Todd, de woordvoerder van de VMMa, hebben me ertoe aangezet deze vraag om uitleg te stellen. Volgens hem vertoont het dossier van de VRT veel gelijkenissen met de dossiers van de openbare omroepen in de daarnet vermelde landen.

De woordvoerster van de VRT heeft het volgende verklaard: ‘De opdracht van de VRT is in de beheersovereenkomst al heel duidelijk en omvangrijk gedefinieerd’. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Ze heeft ook het volgende verklaard: ‘Over de on-lineactiviteiten staat er zelfs vermeld dat de VRT een voortrekkersrol moet spelen op innovatief vlak, om de digitale kloof te dichten’. Mevrouw Ceysens kan in de ad-hoccommissie Digitaal Vlaanderen de vraag stellen of de openbare omroep een actor in het dichten van de digitale kloof is. De on-lineactiviteiten worden met het innovatieve vlak en met het vervullen van een voortrekkersol vereenzelvigd. Dit is een ruime interpretatie van de opdracht.
In een begeleidend memorandum van de Europese Commissie staat te lezen dat een openbare omroep permanent door een onafhankelijk orgaan moet worden gecontroleerd. De BBC heeft al verklaard een eigen controleorgaan naast het eigen bestuur te zullen creëren. In het Vlaams regeerakkoord staat dat de Vlaamse Regering een Vlaamse regulator voor de media zal oprichten. De opmerkingen van de Europese Commissie rijmen met mijn eigen visie. De precieze opdracht van de publieke omroep moet duidelijker worden omschreven. De boekhouding moet transparanter worden gemaakt. Dit zijn twee doelstellingen die we ook zonder de opmerkingen van de Europese Commissie moeten nastreven. De beleidsnota geeft trouwens aanzetten in die richting.

Mijnheer de minister, graag had ik u volgende vrgen gesteld:
– Bent u het eens met mijn standpunt?
– Zult u hier tijdens de voorbereidingen van de nieuwe beheersovereenkomst meer aandacht besteden?
Zoals u merkt, let ik goed op mijn woorden.

Volgens de Europese Commissie zou een onafhankelijk orgaan de openbare omroep permanent moeten controleren.
– Betekent dit dat we in de toekomst een onderscheid moeten maken tussen de raad van bestuur van de VRT en een nieuw controleorgaan?

De Britse regering heeft voor de controle op de BBC een soortgelijke beslissing genomen.
– Vindt u dat we een nieuw orgaan moeten oprichten of dat we die opdracht aan de nog op te richten regulator voor de media moeten toevertrouwen?

Minister Geert Bourgeois: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de opmerkingen van de woordvoerder van de Europese Commissie zijn voorbarig. Op dit ogenblik is er alleen maar een informatieronde aan de gang met betrekking tot de VRT. Er is nog geen onderzoek ingesteld.
De VRT heeft officieel geprotesteerd bij de woordvoerder van de Europese Commissie tegen zijn uitspraken. De commissie is gestart met een onderzoek naar mogelijke onterechte bestedingen van publieke middelen door de openbare omroepen in Nederland, Duitsland en Ierland. Het onderzoek heeft te maken met hun on-lineactiviteiten, de aankoop van sportrechten en financiering ad hoc.

De woordvoerder van de Europese Commissie verklaarde voorbarig en onterecht dat de situatie in Vlaanderen veel gelijkenissen vertoont met de situatie in Nederland, Ierland en Duitsland. Bij ons is er immers nog geen formeel onderzoek ingesteld naar de situatie van de VRT, zodat er ook nog geen uitspraken kunnen worden gedaan over eventuele gelijkenissen met andere klachten.
Een verschil met andere landen is dat de opdrachten van de VRT heel duidelijk omschreven zijn in de beheersovereenkomst tussen de VRT en de Vlaamse Gemeenschap voor de periode 2002-2006. Op dit ogenblik doen zich belangrijke technologische en maatschappelijke evoluties en veranderingen voor. Het is dan ook evident dat de omschrijving van de opdrachten in de volgende beheersovereenkomst wellicht zal worden aangepast.
Over de on-lineactiviteiten van de VRT is de beheersovereenkomst duidelijk. Er staat in dat verband in de vierde paragraaf van het eerste artikel dat de VRT een voortrekkersrol moet spelen op innovatief vlak om de digitale kloof te dichten.

De Europese Commissie heeft al aangegeven dat de publieke taak van de openbare omroep ook on-lineactiviteiten kan omvatten. Dat is niet per definitie onmogelijk. We moeten alleen weten welke opdracht wordt gegeven aan de VRT en welke middelen die daarvoor krijgt. Een aantal zaken moeten duidelijk en goed worden omschreven. Ook het debat daaromtrent moet correct word
en gevoerd.
De VRT heeft verschillende innovatieve projecten die bijdragen tot de invulling van de nieuwe behoeften die de mediagebruikers hebben en/of die bijdragen tot het dichten van de digitale kloof. Ik denk daarbij aan www.vrtnieuws.net en aan KetnetKick.

De financiering van de VRT-activiteiten die passen in die voortrekkersrol, verloopt conform de Europese regelgeving. De VRT past de Europese transparantierichtlijn van 26 juni 2000 toe sinds het boekjaar 2001. Dat betekent dat de VRT een gescheiden analytische boekhouding voert, dat de VRT de kosten toewijst aan commerciële opbrengsten, dat de VRT een onderscheid maakt tussen de commerciële opbrengsten voortvloeiend uit de publieke opdracht en andere opbrengsten en dat de VRT een gedetailleerde methodologie volgt. Ten gevolge van onze vraag naar meer transparantie is de heer Mary komen verklaren dat er nu ook in het jaarverslag meer details zullen staan, zoals bijvoorbeeld de kostprijs per net. De VRT zegt dat hij aan de transparantierichtlijn voldoet en zich daaraan heeft geconformeerd.

Ik ga nu aan de Europese Commissie geen timing vragen. Daarvoor is de situatie veel te delicaat. Ik zal wel contact opnemen met de Europese Commissie over de vrije nieuwsgaring en de delokalisatieproblematiek die de VRT, de VTM en andere zenders zal treffen. Ik heb ook gevraagd om gehoord te worden in dat verband, wat nog niet gebeurd is.
Er loopt nog geen onderzoek tegen de VRT. Ik kan nu moeilijk gaan zeggen dat er een onderzoek moet worden gevoerd dat klaar moet zijn tegen een bepaalde datum. Dat is mijn taak niet en dat zou bovendien totaal ongepast zijn. Ik heb dus wel gevraagd om gehoord te worden. Sinds eind oktober 2004 hebben we echter geen enkele respons gekregen op het antwoordenboek en de massa bijlagen die werden ingediend.
De raad van bestuur van de VRT oefent de bevoegdheden uit die hem via de mediadecreten werden toegekend. Bovendien controleert hij het management van de VRT.

De VRT is ook nog onderworpen aan een aantal controle- en toezichtsmechanismen. Het auditcomit

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Financiering van de openbare omroep

Adoptieprocedures

Ingediend op maart 15th, 2005 door bartcaron

Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over adoptieprocedures.

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, een aantal ouders van adoptiekinderen hebben me aangesproken over de manier waarop de aanpak van de adoptieorganisatie Ray of Hope is misgelopen. Uit hun verhaal blijkt dat in de loop van 2001 een aantal zaken fout zijn gelopen. De nieuwe regelgeving is overigens gedeeltelijk een gevolg van de problemen die we in het verleden met de procedure hebben gekend. De voorzitter weet uit eigen ervaring dat het hier een moeilijke en delicate problematiek betreft. Dit heeft natuurlijk niet enkel met de werking van deze ene organisatie te maken. We zijn er in Vlaanderen gewoon nog altijd niet in geslaagd om deze materie goed te regelen.
Blijkbaar heeft Ray of Hope met de afkomst van adoptiekinderen geknoeid. Voor de adoptanten en hun families lijkt dit me het ergste wat kan gebeuren. Verschillende gedupeerde ouders hebben reeds al het mogelijke gedaan om de herkomst van hun adoptiekinderen te achterhalen. Dit is geenszins een sinecure gebleken. Ik wil hier trouwens aan toevoegen dat met het verloop van de adoptieprocedure zelf ook een aantal zaken zijn misgelopen.

Ondertussen is het voor iedereen duidelijk dat Ray of Hope niet helemaal in orde was. Kind en Gezin, de toezichthoudende instantie, was hiervan op de hoogte en twijfelde aan de deontologische houding van Ray of Hope. Er is zelfs geprobeerd om de betrokken ouders tot een vaststellingsovereenkomst over de herkomst van hun kinderen te overhalen. De ouders willen het hier evenwel niet bij laten. Het gaat hem niet om geld. Ik vind trouwens dat we blij mogen zijn dat het eens niet om geld draait. Het gaat hier om menselijkheid en om de manier waarop met kinderen en adoptanten wordt omgegaan.
De ouders hebben reeds een lange weg afgelegd. Ze hebben zich tot de klachtendienst van Kind en Gezin en tot de Ombudsman van de Vlaamse Gemeenschap gewend. Ik wil hier niet heel het dossier overlopen. De voorbije weken heb ik hierover ongelooflijk veel materiaal verzameld. Ten slotte hebben de ouders bij de onderzoeksrechter van Dendermonde een klacht tegen Ray of Hope en tegen Kind en Gezin ingediend. Ik wil hier uiteraard niet beweren dat Kind en Gezin de facto in de fout is gegaan. Dat de verantwoordelijke overheidsdienst hierbij wordt betrokken, maakt gewoon deel uit van de procedure.

De aanklacht luidt misbruik van vertrouwen. Dit is een zware beschuldiging. Met deze problematiek zijn we al jaren op de sukkel, en de zware woorden zijn niet van de lucht. Daarom probeer ik zelf het gebruik van zulke woorden te vermijden, en leg ik het liefst de nadruk op het humane aspect.
De ouders zeggen dat trouwens ook zelf. Het aanklagen van de organisatie zou niet de bedoeling hebben in discussie te gaan over het adopteren van een kind op zelfstandige basis, wat ook in de nieuwe wetgeving mogelijk blijft, of over de adoptie via een erkende organisatie. Het is voor hen gewoon het enige middel om de overheid ertoe aan te zetten de passende maatregelen te nemen.

De erkenning van Ray of Hope werd ingetrokken, ik geloof door minister Vogels. Na een kortgeding bij de Raad van State heeft minister Byttebier echter opnieuw een erkenning moeten verlenen, of heeft zij gemeend die te moeten verlenen, dat laat ik zonder verder oordeel in het midden. Ze stelde in een brief dat ze daartoe verplicht was om administratieve redenen. Zo kon Ray of Hope voor een jaar verder werken. Binnenkort verstrijkt dat jaar.
Ray of Hope is vooral in Sri Lanka actief, een land dat het overigens niet zo nauw neemt met de toepassing van het verdrag inzake de rechten van het kind. Dat is trouwens een bewijs dat Kind en Gezin het niet gemakkelijk heeft met de controle op buitenlandse adoptiekanalen.
Mijn vraag staat niet alleen. Ook in de beleidsnota is al een aanzet gegeven. Voor de gelegenheid heb ik de bespreking van de beleidsnota en de antwoorden daarop nog eens doorgenomen. Dat is een uitstekend instrument om ons te informeren. Het is duidelijk uitdrukkelijk de bedoeling hieraan te werken.
Twee dingen lopen hier dooreen: de problematiek van Ray of Hope en de algemene problematiek. Daar zijn zowel federale aspecten aan, als Vlaamse regionale aspecten. Het valt op dat geen van beide overheidsniveaus op dit ogenblik klaar is met de uitvoeringsbesluiten bij respectievelijk hun wet en hun decreet.

Mevrouw de minister, ik had u graag volgende vragen gesteld.
– Wanneer bent u van plan te beginnen met de in uw beleidsnota aangekondigde evaluatie van het adoptiedecreet?
– Hoe ver staat het met de uitwerking van een nieuwe procedure?
– Bestaat er momenteel een centraal informatiepunt voor ouders en kinderen met vragen over de afkomst van het adoptiekind?
– Bent u van plan met zo’n loket te beginnen, en zullen de adoptieverenigingen daarbij betrokken worden?
– Wordt er overleg gepleegd tussen de gewesten en de federale regering over de implementatie van de federale adoptiewet?
– In welke mogelijkheden of middelen voorziet u om bijvoorbeeld overheidsinstanties meer controle te laten uitoefenen op het correcte verloop van interlandelijke adoptieprocedures?
– Wanneer zult u een uitspraak doen over de voorlopige erkenning van de organisatie Ray of Hope, die binnenkort afloopt?
– Wat zijn uw intenties terzake?

Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega’s, zoals aangekondigd bij de bespreking van de beleidsnota, wensen we inderdaad het adoptiedecreet te evalueren. We zijn daar volop mee bezig.
Het is belangrijk dat de kern van het adoptiedecreet behouden blijft, namelijk alles wat te maken heeft met adoptiebemiddeling. Ook de opsomming van de taken van de adoptiediensten zal ongewijzigd blijven. Het gaat bijvoorbeeld over samenwerking met de buitenlandse kanalen, een transparante schriftelijke overeenkomst met de adoptanten, en een omschrijving van wat een adoptiebemiddeling in de toekomst inhoudt. De verdere professionalisering van de adoptiediensten blijft uiteraard het uitgangspunt.

Ik zal binnenkort een voorstel tot wijziging van het decreet doen, dat vooral te maken zal hebben met de vereenvoudiging van de subsidies van de overheid aan de kandidaat-adoptant. Dat zal binnenkort in het parlement besproken worden.
Op dit moment kunnen zowel ouders als kinderen met vragen over afkomst terecht bij het zoekregister. Als de adoptie gebeurd is via een erkende dienst, dan wordt naar die dienst doorverwezen, en moet die de verdere afhandeling en de zoektocht doen. Zo niet, dan is het de taak van het zoekregister verder op pad te gaan. Het zoekregister wordt gesubsidieerd door Kind en Gezin.
In het nieuwe decreet is voorzien in een centrale archivering van alle adoptiedossiers bij de Vlaamse centrale autoriteit. Dat zal niet alleen gelden voor de nieuwe dossiers, maar ook voor alle andere dossiers, die immers aan het centraal archief moeten worden overgedragen. Zo krijgen we een centraal meldpunt. Er zal ook een Vlaamse adoptieambtenaar zijn, die onder andere zal zorgen voor de inzage in de adoptiedossiers.

Er is al herhaaldelijk overleg geweest tussen de gemeenschappen en de minister van Justitie. Dat overleg is nu afgerond, en binnen de veertien dagen zullen we overgaan tot de ondertekening van het samenwerkingsakkoord. Uiteraard dien ik dan een instemmingsdecreet in in het parlement, en dan kan erover gedebatteerd worden. De krachtlijnen daarvan zijn de volgende.
Er zijn afspraken gemaakt over de voorbereiding, het maatschappelijk onderzoek en het bewaren van adoptiedossiers. Er zal een commissie opgericht worden voor overleg en voor de opvolging van de adoptieprocedures, het adoptiedecreet en alles wat daarmee te maken heeft. De kandidaat-adoptanten kunnen voor alle informatie, zowel over de komende nieuwe wetgeving als over de overgangsmaatregelen, terecht bij Kind en Gezin, dat ervoor
zorgt dat de informatie beschikbaar is.

Het toezicht op het correct verloop wordt met de nieuwe federale wetgeving sluitend gemaakt en verplicht georganiseerd. Er is voor het centraal gezag van de gemeenschappen een belangrijke taak weggelegd, want via het adoptiedecreet zullen ze een belangrijke rol spelen. Ze zullen onder meer bevoegd zijn om controle uit te oefenen op de buitenlandse kanalen van autonome adoptie-initiatieven en de erkende diensten. De opdracht bestaat onder meer in het bevorderen van de samenwerking met de buitenlandse overheden, in het belang van de rechten van het kind. Er is hier terecht gesteld dat dit budgettaire consequenties heeft, want zo’n taak impliceert de organisatie van zendingen die controle uitoefenen.
De toestand bij Ray of Hope wordt nauwlettend opgevolgd. De laatste inspectie is gebeurd op 27 december 2004. Er is een verlenging tot 30 december 2006 toegekend. De inspectie heeft vastgesteld dat aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan. Wat Sri Lanka betreft, heeft de inspectie geen aanwijzingen gevonden dat de erkenningsvoorwaarden worden overtreden.

De heer Bart Caron: Wat de eerste zes vragen betreft, ben ik zeer tevreden met het antwoord. Ik ben erg blij dat een en ander in beweging komt. Ik ben niet goed geplaatst om een oordeel te vellen over Ray of Hope. Ik ga ervan uit dat de inspectie correct controleert. De zaak toont nogmaals aan dat het nodig is om de algemene regelgeving te verbeteren en het toezicht op buitenlandse adoptiekanalen zelf te organiseren. Dat zal op middellange termijn mogelijke problemen kunnen voorkomen. Ik dank de minister voor haar antwoord.

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Adoptieprocedures

Terugbetaling hulpmiddelen voor personen met een handicap

Ingediend op maart 1st, 2005 door bartcaron

Vraag om uitleg van de heer Caron tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de maatregelen tot beheersing van de uitgaven inzake hulpmiddelen en aanpassingen.

De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 17 december 2004 keurde de Vlaamse Regering maatregelen goed inzake uitgaven bed.jpgvoor hulpmiddelen. Dat was een aanpassing van het toenmalige besluit. Er zijn een aantal overgangsmaatregelen bepaald. Er is in 2005 geen indexering geweest van de refertelijst voor de hulpmiddelen, die worden pas in 2006 opnieuw geïndexeerd. De terugbetaling van bedden en elektronische relaxzetels wordt stopgezet vanaf 1 januari 2005. Mijn vraag gaat vooral over een uitvoerende modaliteit van die regeling. Bedden moeten in principe ten laste worden genomen door de ziekteverzekering. Via het Vlaams Fonds was er een surplus aan mogelijkheden gecreëerd, maar dat budget staat onder grote druk. Daarom is beslist dat die extra dienstverlening via het Vlaams Fonds wordt stopgezet. Elektronische relaxzetels dragen bij tot het levenscomfort. Ook in dat verband werd via het Vlaams Fonds een inspanning gedaan. De Vlaamse Regering heeft echter beslist dat het niet langer opportuun is om dergelijke hulpmiddelen terug te betalen. Alleen voor mensen die aan de ziekte van Huntington lijden, blijft de mogelijkheid tot terugbetaling behouden.

Er zijn een aantal overgangsmaatregelen genomen, maar die ga ik niet allemaal gedetailleerd behandelen. Het principe is echter dat wie vóór 1 januari 2005 een toezegging had, maar de relaxzetel of het bed niet voor diezelfde datum heeft aangekocht, geen terugbetaling meer krijgt. Indien de aankoop vóór 1 januari 2005 gebeurde, is er geen probleem. Dan is er nog steeds de mogelijkheid tot terugbetaling via het Vlaams Fonds. Ik begrijp dat er overgangsmaatregelen worden genomen. Op die manier kunnen potentiële misbruiken worden tegengegaan, worden onduidelijkheden vermeden en heerst er rechtszekerheid bij de zorgvragers. Er zijn een aantal knelpunten in deze regeling. Mensen die in de loop van 2004 een positief antwoord kregen in verband met de terugbetaling, maar om de een of andere reden hun aankoop een beetje hebben uitgesteld, zullen geen terugbetaling meer krijgen. Dit is een moeilijke kwestie. Belofte maakt schuld. Hoe streng moet deze regeling eigenlijk worden toegepast? Bepaalde mensen worden heel hard getroffen door deze maatregel. Bovendien zijn de mensen die hun aankoop uitstellen, net mensen die het financieel minder goed hebben. Juristen spreken nu over rechtsonzekerheid. Ze vragen zich bovendien af of dit wel een daad van behoorlijk bestuur is.

Daarom mevrouw de minister had ik u graag volgende vragen gesteld:
– Bent u bereid om de beslissing opnieuw te bekijken?
– Bent u bereid om voor de personen die een positieve beslissing kregen van het Vlaams Fonds, maar hun aankoop niet vóór 1 januari 2005 hebben gedaan, een uitzondering te maken? Er wordt gesteld dat bedden eigenlijk door de ziekteverzekering ten laste moeten worden genomen.
– Kunt u bevestigen dat dat ook echt gebeurt?
– Welke oplossingen hebt u voor de eventuele knelpunten die er nog zijn in verband met personen met een handicap en chronisch zieken?

Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega’s, dit heeft te maken met de besparingen waarvan iedereen solidair zijn deel heeft opgenomen. Bij de besparingsvoorstellen hadden we er in eerste instantie voor gekozen dat de sector van de individuele materiële bijstand, de residentiële sector en de ambulante sector elk een beetje zouden besparen. We hadden voor elk van die sectoren een verhoging van het budget kunnen verwezenlijken, maar de compensatie daarvoor was dat elke sector zijn verantwoordelijkheid zou opnemen wat de besparingen betreft. Dat is voor niemand plezant, en er zijn altijd 1001 redenen om te vragen om die besparingen niet te moeten doorvoeren. Uiteindelijk is er een globaal voorstel voorgelegd aan de raad van bestuur van het Vlaams Fonds. Er werd toen ook duidelijk gezegd dat alternatieve voorstellen welkom waren. Voor ons was het belangrijk dat de raad van bestuur van het Vlaams Fonds achter de beslissing zou staan. Er zijn echter geen alternatieve voorstellen uit de bus gekomen. De besparingsmaatregel zou 600.000 euro opleveren. Ik ben bereid om de beslissing van 17 december 2004 opnieuw te bekijken. Dat betekent dat ik een gewijzigd besluit voor advies zal voorleggen aan de raad van bestuur van het Vlaams Fonds. Voor mij is het echter zeer duidelijk dat we onze budgettaire inspanningen moeten leveren. Ik ben dus bereid om het besluit te wijzigen en het voor advies voor te leggen aan de raad van bestuur van het Vlaams Fonds, maar we moeten wel onze verantwoordelijkheid opnemen in verband met de budgettaire impact. De raad van bestuur van het Vlaams Fonds zal dus met een voorstel op de proppen moeten komen, want de besparing moet worden gerealiseerd. We vonden deze maatregel verantwoord omdat verschillende ziekenfondsen bedden te huur aanbieden tegen een zeer lage huurprijs.

De heer Bart Caron: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad zo dat in verhouding de besparingen op de individuele hulpmiddelen procentueel een stuk hoger liggen dan de algemene besparing die u hebt moeten inbrengen in uw begroting. Ik hoop dat er een alternatief komt, want uiteindelijk komen we opnieuw terecht bij de situatie van tijdens de opmaak van de begroting, namelijk dat u het Vlaams Fonds vraagt een alternatieve vorm van besparingen voor te stellen. Ik hoop dat het Vlaams Fonds zicht kan krijgen op eventuele meevallers, waarmee ik dus bedoel dat bepaalde kostensoorten misschien door omstandigheden moeten worden verschoven. We weten allemaal wat daarmee wordt bedoeld. Misschien kan deze anomalie dan verdwijnen. Ik dank u alleszins voor uw bereidheid om iets te doen aan dit probleem.

Ingediend onder in de commissies Reacties uitgeschakeld voor Terugbetaling hulpmiddelen voor personen met een handicap

boek

Klik hier om het boek te downloaden


'Vanop de Frontlijn, Reflecties op het Vlaamse Cultuurbeleid' - Bart Caron en Guy Redig, Uitgeverij Vrijdag, april 2019




Bart Caron met contrabas (foto: Viviane Decock)

 

Nieuws

Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen) stopt met actieve politiek

We moeten af van ‘middeleeuwse’ overdracht van jachtrechten

Alternatieven voor dierproeven

Het ‘kleine’ parlementaire werk. Recente voorbeelden: Geluidshinder kusttram – Hakhoutbeheer – Restauratiepremies Onroerend Erfgoed – Beschermde landschappen

Ketnet wil zender voor allerkleinsten, “Legitieme vraag en begrijpelijke ambitie”

Gereglementeerde boekenprijs unaniem goedgekeurd door Vlaams parlement

Wat liep er fout met de bescherming Villa Slabbinck? (Brugge)

Groen verwelkomt Bellegemse windmolens, maar vraagt ‘windplan’ voor regio Kortrijk

Groen wil geen sloop hoekhuis Kasteelkaai-Belfaststraat.
Hoog tijd voor een Kortrijkse visie op erfgoed!

Woede van boeren terecht, maar alleen ander landbouwmodel geeft boeren een zekere toekomst.

Provinciebestuur W-Vl verliest vele (culturele) instellingen

Bart Caron : “Overdracht cultuurbevoegdheden provincies is een wangedrocht !”

Leve Mest-Vlaanderen

Nog geen bescherming poldergraslanden

Nog redders aan de kust?

Brugge weert plooifiets uit overheidsgebouwen

De Leie of het Kanaal naar Roeselare: Groen wil meer binnenvaart

Kortrijk Airport, milieuvergunning aangepast?

Wanneer faire prijzen voor landbouwproducten?

Kortrijk heeft de bus gemist

Burgerkabinet ontslaat Gatz niet van plicht om al bestaande inspraak te versterken

Steeds meer monumenten wachten op broodnodig onderhoud. Ondertussen verkrotten ze

Freya Piryns voorgedragen als vertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de VRT

Regering krimpt beloofde natuurgebieden langs de Leie sterk in

Bruggen in Kortrijk, werkende verlichting op de fietspaden is een brug te ver…

LAR-zuid, woordbreuk van de stadscoalitie

Informatie, diverse sporten en cultuur moeten prioriteit VRT blijven

‘Gemeenteraad is wachtzaal voor wie schepenambt wil’

Persmededeling: Groen maakt werk van versterking West-Vlaamse open ruimte.

Persbericht: 5 Groene werven voor een impuls in West-Vlaanderen.